30 januari, 2006

Nabeeldige publicatie


Voorbeelden en nabeelden van Joep de Hart is bedoeld als deelstudie van een project Het ongekende Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau - de ondertitel: Historische vergelijkingen naar aanleiding van de dood van Fortuyn en Hazes. De reacties op de dood en bij de begrafenis van Pim Fortuijn worden vergeleken met de uitvaart van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. De laatste was een volksheld die tegelijk politiek al was uitgerangeerd door zijn keuze voor een ongeorganiseerd anarchisme in zijn laatste jaren. Maar de Verlosser van Friesland, de grondlegger van de Nederlandse arbeidersbeweging werd ook door de stromingen die hij bestreed en omgekeerd waardig uitgeleid.
Fortuijn was politiek nog een belofte toen hij vermoord werd - er was nog niets wat hij tot stand gebracht had, behalve het in het ongerede laten lopen van de NS door die malle studenten-ov-jaarkaart (aardig ideetje, mijnheer de professor - en eigenlijk nooit genoemd na zijn dood - toch heeft hij er aardig aan verdiend). De publieke reactie werd zeker mede bepaald door een belofte die niet waargemaakt werd, gerechtvaardigde weerzin tegen de gevestigde partijen en het charisma dat Fortuijn via de televisie kon uitstralen. De reacties misten ingetogenheid en worden door De Hart als particulier omschreven.
Hij vergelijkt ook de uitvaart van de volkszangers Hazes en Johnny Jordaan - er zit vijtien jaar tussen beide sterfgevallen, maar wat een verschil. Ik denk niet dat het veel uitmaakt dat Johnny Jordaan al jaren noodgedwongen had gezwegen bij zijn overlijden.
Verdere vergelijkingen: het eerste Wereldkampioenschap voetbal in 1934 te Milaan ("We gaan naar Rome"), het trauma van 1974 en de EK van 1988. En hij vergelijkt de volksreacties op de huwelijken van aanstaande troonopvolgers Juiana, Beatrix en Willem IV.

Het boekje wordt als essay aangemerkt. DIt lijkt mij terecht, je kunt aan dergelijke eenmaligheden geen generalisaties verbinden. Veel aardiger zijn de observaties die wel enige sociologische grond onder de voeten hebben, bijvoorbeeld over het zogeheten top-clubvoetbal:
"Collectieve vreugde, bewondering en extase, gedeelde ontroering, verdriet en clubliefde zullen misschien pas helemaal verdwijnen als het voetbal eenmaal is verworden tot een peepshow van grootkapitalisten en stadions volledig bestaan uit business seats en skyboxen, met daartussenin een koninklijke loge." (p.60). "De eerste elftallen van de topclubs bestaan uit een vreemdelingenlegioen van voortdurend wisselende samenstelling, waarvan de leden als meeuwen de boot van het grootkapitaal volgen." (p.59)
Als amateurspel - in clubverband, zomaar een potje trappen op een veldje - lijkt het voetbal mij onverslijtbaar. Als commercieel uitgemolken spektakel is het ongeveer aan zijn einde, alleen weet nog niet iedereen het.

Ook bijna aan hun einde: "In Nederland worden de kerken door steeds kleinere minderheden in stand gehouden ten behoeve van velen." (p.75). Dit is niet vol te houden op den duur, en de echt bindende factor van gemeente of parochie is onvervangbaar. De Hart gaat hier verder niet op in.
Over nieuwe rituelen die als fenomeen interessanter zijn dan de media events waar het essay over gaat: "Zo vloeit het numineuze door de kieren van het gewone, alledaagse leven en manifesteert het zich dus niet alleen bij publieke persoonljkheden en de met hun leven en dood verbonden plaatsen." (p.85) Hier wordt het interessant en op deze grond treedt de schrijver verder niet. Het beertje op de hoek van de straat met het bosje bloemen, het bordje "Waarom?" bij de onbewaakte oversteekplaats van de spoorbaan, het kruis in de berm van de snelweg, de boom die alles gezien heeft in de Bijlmer - deze zijn meer een beschouwing waard dan de strovuren rond Hazes en Fortuijn. Maar goed, het ging mij dan ook vooral om het noemen en beschrijven van de uitvaart van Domela.

Maar harreblaksems, wat een beroerd geredigeerd en niet-gecorrigeerd geschrift. Nee, De Volkskrant had het in 1974 niet over "ruggengraat". Nee mijnheer De Hart zelf, u bent geen alumnus van de Radboud Universiteit. En de analen van de historie - ze staan er echt. Op iedere tweede pagina wel zoiets. Het maakt het lezen voor een beetje geletterd persoon tot een plaag. Misschien behoor ik als sociaal-wetenschappelijk geschoolde wel niet bij de doelgroep.
En wat zijn nu eigenlijk nabeelden?

Geen opmerkingen: