31 januari, 2014

"...Grote zedelijke waarde..." - het Dienstweigeringsmanifest van 1915

Nog voordat de dienstplicht in Nederland werd ingevoerd riepen (christen-)anarchisten op tot dienstweigering. De weigering om in een soort staatsslavernij opgeleid te worden tot moordenaar werd als belangrijkste uiting van verzet tegen de geweldsheerschappij gezien.
Er was bijna per definitie geen grote dienstweigeringsbeweging, het accent lag op persoonlijke dienstweigering. Het was eenvoudigweg niet te voorzien dat er grootschalige weigering zou komen: in Europa was Nederland sinds meer dan zeventig jaar niet betrokken geweest bij oorlog. Ook de Grote Oorlog van 1914 ging voorbij aan het neutrale Nederland – geen van beide partijen in de oorlog zag er blijkbaar iets in Nederland in het conflict te betrekken. Bijna alle individuele dienstweigeringen voor 1914 zijn spraakmakend geweest. Er woonden opvallend veel dienstweigeraars in Nieuwe-Niedorp, de gemeente van de anarchistische dominee N.J.C. Schermerhorn. Dienstweigeren werd nogal zwaar bestraft: met gevangenisstraf zonder dat de dienstplicht daarmee kwam te vervallen – dus recidive viel te verwachten. De vervolging werd in het algemeen na de herhaalde weigering gestaakt doordat de weigeraar buitengewoon dienstplichtig werd verklaard. Hiermee was in ieder geval – mocht het voordien nog voor iemand onduidelijk zijn geweest – de scheiding der geesten tussen de sociaal-democraten en de linkerzijde tot uiting. De SDAP vond dat de nationale gedachte moest prevaleren en stelde zich achter de mobilisatie. Deze partij was trouwens nooit voorstander van persoonlijke dienstweigering geweest.

De Grote Oorlog wekte in ieder geval het kleine groepje, allang niet meer georganiseerde, Nederlandse christenanarchisten op tot actie. Merkwaardigerwijze meende Jac. van Rees dat de oorlog kansen zou kunnen bieden voor de propaganda tegen het alcoholisme. Men zou hem achteraf kunnen toevoegen: de geschiedenis leert dat het gebruik van sterke drank nogal toeneemt bij oorlog. De Nederlandse jeneverindustrie (waar Van Rees en zijn Goede Tempelieren zich met name tegen verzetten) is tot bloei gekomen in de tijd van de Dertigjarige Oorlog. Van zijn geheelonthoudersdroom kwam dan ook niets terecht.

Wel gevolgen had het initiatief van predikant-in-ruste en christen-anarchist Louis A. Bähler, die in 1915 een groepje gelijkgezinde antimilitaristische predikanten bij elkaar bracht om een oproep tot dienstweigering op grotere schaal te doen uitgaan. Het oorspronkelijke idee was te beklemtonen dat het persoonlijke dienstweigeren als gewetensuiting de belangrijkste verzetsdaad tegen de moordmachinerie van staat en oorlog zou zijn. Het tot ondertekenen oproepen van mensen via organisaties ter linkerzijde leidde tot het afzwakken van de kwalificatie van de dienstweigering als een uiting die grote zedelijke waarde had.

De concepttekst van Louis Bähler luidde:

Den lezer heil;
Wij allen, die onze namen hebben geplaatst onder deze verklaring zijn van oordeel tegenover het Nederlandsche volk in al zijn lagen te moeten getuigen tegen den geest van oorlog en militairisme die - o jammaer! - al meer en meer over onze medeburgers dreigt vaardig te worden.

Tot onze diepe smart ervaren wij dag aan dag, dat de geest van Christus, voor wien noch Nederlanders, noch Duitschers, noch Engelschen zijn, maar alle volkeren ééne broederschap uitmaken, gaat wijken voor een nationalisme, dat ook de zedelijke gevaren voor gemoed en geweten achterstelt bij de stoffelijke belangen van staatkundig zelfbehoud. (...)

Wij hebben zeer zeker onze vaderlandsche zeden en gewoonten, onze vaderlandsche taal en letterkunde lief, inzonderheid alles wat ons vaderland in de wereldgeschiedenis gemaakt heeft tot een voorbeeld van beschaving voor andere vaderlanden, maar wij verfoeien tot handhaving daarvan alle medewerking des gewelds als zijnde niet enkele ondoeltreffend, doch buitendien onszelven onwaardig.

Het manifest zoals dit in september 1915 gepubliceerd werd ter ondertekening luidt als volgt:
Waarde Medeburgers!
Wij allen, wier namen staan onder deze verklaring, richten ons tot het Nederlandsche volk om te getuigen tegen den geest van oorlog en militairisme, die al meer en meer daarover vaardig wordt.
Wij verklaren hier openlijk dat wij ons met onze gansche ziel keeren tegen alles wat tot het militairisme behoort, ook in den vorm van een dusgenaamd volksleger. Voor zoovelen wij ooit tot gewapende landsverdediging verplicht gerekend zullen worden, hopen wij de kracht te bezitten om alle persoonlijke rechtstreeksche deelname te weigeren, de kracht om liever gevangenisstraf te ondergaan, ja zelfs gefusileerd te worden, dan ontrouw te plegen aan ons geweten, onze overtuiging, of wat wij de hoogste wetten van algemeene menschelijkheid achten.
Voor zoovelen wij - hetzij mannen, hetzij vrouwen - om onderscheidene redenen nimmer in de termen van militieplicht zouden vallen, schenken wij toch door deze onderteekening onzen zedelijken steun aan hen, die op bovengenoemden grond elke persoonlijke geweldsdaad in dienst van het militairisme weigeren, terwijl wij zouden wenschen, ten volle in hunne aansprakelijkheid te mogen en te kunnen deelen. Immers wij beschouwen dienstweigering als een der middelen, welker samenwerking het militairisme zal vernietigen, waarbij de persoonlijke dienstweigering groote, zedelijke waarde heeft, mede om tot massale dienstweigering te geraken.

Het manifest werd in totaal door zo’n 1200 mensen ondertekend. Opvallend was dat de rangen der ondertekenaren vooral gevuld werden door wat men kleine middenstanders zou kunnen noemen, al ontbraken de arbeiders (en ook de landbouwers of veehouders) niet, evenmin als de kringen waaruit het initiatief was voortgekomen, notabelen als predikanten, kunstenaars of schrijvers. De Nederlandse justitie liet zich van haar meest typerende kant zien: in sommige arrondissementen werden ondertekenaars per definitie vervolgd; elders soms, en soms was een gesprek met de rechter-commissaris voldoende. Rechts­zekerheid was ver te zoeken – Felix Ortt, die niet vervolgd, wel ondervraagd werd, wijdde er een bewogen brochure aan (Het peil van ons rechtswezen). Het ondertekenen werd als (medeplichtigheid aan) opruiing tot muiterij gekwalificeerd. Omdat Nederland niet zelf in oorlog was werd dit laatste afgezwakt, en werd men als het tot een veroordeling kwam wegens opruiing veroordeeld.

Van de kant van de ondertekenaren werd aangevoerd dat het oproepen tot iets niet te doen (namelijk oorlog voeren of zich daarop voorbereiden) niet als opruiing gezien kon worden. Ook – iets wat steeds ook ter sprake kwam bij vervolging van daadwerkelijke dienstweigeraars – stelden zij dat het beoordelen van iemands geweten geen zaak voor rechters was. Wie in het verkeerde arrondissement woonde of vervolgd werd (hier was soms ook geen verband) werd niettemin veroordeeld. In het algemeen betekende het een maand gevangenisstraf. Voor een patriciër als Lod. van Mierop, die zich altijd zeer radicaal had uitgelaten, maar daarvoor nooit de wrekende hand van de staat had gevoeld, kende het een kennismaking met het gevangeniswezen, met de hel die cel heet. Het gaf een nieuwe lading aan zijn anarchistische afwijzing van het strafrecht, die later – in samenwerking met Kees Boeke en Clara Wichmann, leidde tot het Comité van Actie tegen de Bestaande Opvattingen omtrent Misdaad en Straf.

Men zou kunnen zeggen dat het Nederlandse abolitionisme van het strafrecht in verband met het Dienstweigeringsmanifest in de cel is ontstaan. De oproep leidde wel tot toeneming van het aantal persoonlijke dienstweigeringen - in totaal zo'n achthonderd tot 1922. En de ondertekenaars van het manifest zorgden weer voor ondersteuning van de gevangen dienstweigeraars – die meer hadden op te knappen dan een maand. In totaal zijn overigens 200.000 manifesten, in vijf oplagen, verspreid. Niettemin is de Nederlandse mobilisatieinspanning door het Dienst­weigeringsmanifest niet zichtbaar in gevaar gebracht.

Pas daadwerkelijke muiterijen op het einde van de oorlog die Nederland niet gevoerd heeft brachten de heersende orde enigszins aan het wankelen – en toch eigenlijk ook weer niet. Tot een echte beweging rond dienstweigering – weer van de kant van de (in dit geval niet religieuze) anarchisten – kwam het pas bij de weigering van Herman Groenendaal in 1922 – en deze beweging leidde tot wetgeving die een beroep op gewetensbezwaren ten aanzien van de militaire dienst mogelijk (zij het nog steeds zeer moeilijk) maakte.

Tien jaar na het Dienstweigerings­manifest verschijnt er opnieuw een oproep, een initiatief van Van Mierop, ondersteund vanuit religieus anarchistische kring, ongelovig anarchistische kring (zoals ik het ter onderscheiding maar zal uitdrukken) en de antimilitaristische organisatie Kerk en Vrede. De tekst van dit manifest klinkt als een echo van het manifest van 1915:

Mobiliseeren!
Wij, mannen en vrouwen, anti-militairisten, zien met vreugde dat onder de zoogenaamd dienstplichtigen de neiging tot het vormen van ‘Vredeslichtingen’ toeneemt, en dat het aantal van hen, die weigeren soldaat te worden, langzaam maar zeker groeit.
Wij gevoelen ons gedrongen, openlijk de zijde der principieele dienstweigeraars te kiezen.
Wij verklaren, voor zoover wij ooit tot direct of indirect militair werk gedwongen zouden worden, vast besloten te zijn, zulk een ‘dienst’ te weigeren, niet alleen in kazernes, loopgraven, oorlogsschepen, vliegmachines, maar ook in munitiewerkplaatsen, fabrieken, in het transportbedrijf, – kortom geen werk te zullen verrichten, dat met oorlog en oorlogsvoorbereiding samenhangt.
Wij bedoelen, mede door dit manifest een mogelijke mobilisatie van oorlogskrachten te voorkomen.
Wij wekken allen, die voor den vrede strijden willen, op, zich onmiddellijk met ons tegen den oorlog te mobiliseeren, en wanneer oorlog dreigt uit te breken, dien door daadwerkelijk optreden te verhinderen.

Er is in 1925 in Nederland geen oorlogsdreiging, geen mobilisatie van staatswege waartegen men zich op de beschreven wijze concreet kon verzetten. Verder dan een mobilisatie ter ondersteuning van de principiële dienstweigeraars is het niet gekomen – iets wat moeilijk overschat kan worden overigens.
Het oorspronkelijke Dienstweigerings­manifest van 1915 kan zonder meer als het belangrijkste manifest in Nederland, waartoe het initiatief uit anarchistische kring kwam, uit de geschiedenis tot nu toe gezien worden, met de grootste weerklank in de samenleving – pro en contra.

Geen opmerkingen: