17 januari, 2014

Politiek toerisme - terugblik op de Portugese revolutie van 1974

24 april 1974, 22.55u. - de omroeper bij Emissoras Associadas de Lisboa zegt dat het vijf voor elf is en tot het tijdsein is de Portugese inzending voor het Eurovisiesongfestival te horen: Depois do adeus van Paulo Carvalho (u zult niet verrast zijn als ik het een onverdraaglijk vervelende plaat noem). Het kan niet als iets bijzonders opvallen. Misschien is de titel symbolisch: na het afscheid...

Op Rádio Renascença, een kleine anderhalf uur later, start de presentator van het nachtprogramma de plaat Grândola vila morena van José Afonso - door het intro dat voetstappen op een grindpad suggereert prevelt hij alvast het eerste couplet: Grândola, bruin stadje / land van broederschap / het volk heeft het voor het zeggen / in jou, o stad!' 1) De tekst verwijst, wil de mare, naar het feit dat het ambt van burgemeester in het Alentijnse stadje was afgeschaft, omdat de bewoners een burgemeester niet nodig vonden. Het staplied, een canon in Alentijnse stijl (het zou het ook goed kunnen doen als soldatenlied), met zijn bedekt-subversieve tekst is op de een of andere manier door de censuur gekomen. De combinatie van de twee plaatjes op verschillende radiostations is het sein tot actie voor het leger, dat in de vroege ochtend van 25 april 1974 een einde maakt aan de langdurigste fascistische dictatuur in Europa.

Het lijkt een romantisch gegeven, te mooi om echt te zijn. Een blik echter op de verwarrend lange lijst van militaire opstanden en staatsgrepen die net-niet-doorgingen in Portugal tot die datum doet vermoeden dat er meer dan romantiek meespeelt. Het is menens, het gaat door. Het bewind levert ook geen verzet meer. De afgezette premier Marcello Caetano mopperde dat in één nacht de Portugese bevolking verdubbeld was: bij de acht miljoen fascisten hadden zich plotseling acht miljoen democraten gevoegd. Een week later had hij misschien kunnen spreken van een wonderbare verdrievoudiging: er leken ook wel acht miljoen revolutionair gezinde socialisten bijgekomen. Maar Caetano deed er toen allang niet meer toe.

Een merkwaardig revolutionair feest, een tijdelijke autonome zone onder leiding van geharde NAVO-militairen brak aan. Negentien maanden zou het duren, voordat de laatste militaire coup in de reeks die Portugal gekend heeft, het land naar de Westeuropees-kapitalistische realiteit voerde - terugbracht kan men eigenlijk niet zeggen.
De zanger van het lied bij uitstek van de revolutie, José Afonso, was anarchist. Als vanzelfsprekend trad hij op op de 1-mei-vieringen van de gideonsbende van het aloude anarchistische blad A Batalha. Een anarchistische zanger die NAVO-militairen in zang voorgaat in wat een socialistische omwenteling lijkt te worden - we zullen het wel niet meer meemaken. Portugal maakte zijn eigen naam, o país do milagro (het land van het wonder), alsnog waar, op een geheel ander vlak dan de kwezelarij rond Fátima. De Portugese ontwikkelingen kwamen als een geschenk uit de hemel voor de internationale linkerzijde, die nog zwaar aangeslagen was door die geheel andere militaire staatsgreep in Chili, ruim een half jaar eerder.

In het bestuurde mediabewustzijn van een kwart eeuw later kan de herdenking van 25 april 1974 alleen gaan over het herstel van de democratie door een militaire staatsgreep. Wat er allemaal meer aan vastzat is volslagen misdunk, niet tot uitdrukking te brengen. Bijvoorbeeld: wat was de aard van het bewind dat opzij werd geschoven? Het dankte zijn bestaan aan een militaire staatsgreep, één slechts in de lange reeks uit de moderne Portugese geschiedenis - een rechts-autoritaire ingreep in een politieke ontwikkeling die aan het grootste deel van de Portugese bevolking voorbijging. 'Herstel van de democratie' is een historisch bakersprookje, het was een eerste kennismaking, in 1974. Bij de staatsgreep van Carmona van 1926 kwam er een einde aan een periode van voortdurende machtswisselingen en zwalkingen, die slechts de geletterde bevolking van Lissabon echt raakten. Het land leed politiek gezien onder een remmende voorsprong. In 1910 was de monarchie ten val gekomen, zonder dat er een maatschappelijke basis was voor democratisch republikanisme in het grootste deel van het land.

António de Oliveira Salazar werd al snel de sterke man van het nieuwe rechtse bewind in Lissabon. Zijn eerste streven was het saneren van de valuta, het bestrijden van de inflatie en het in balans brengen van de begroting. Het angstwekkende van het fascisme - ik nodig u nogmaals uitdrukkelijk uit uw mediabewustzijn opzij te zetten - is zijn volstrekte normaliteit binnen de grenzen van het kapitalisme. Het corporatisme was nog niet eens officieel onderdeel van beleid, als katholiek integralist moest Salazar dit pas later in het openbaar nastreven op grond van de pauselijke encycliek Quadragesimo anno. Het corporatisme, het van overheidswege bevorderen van gecombineerde organisatie van wat in de normaliteit van kapitalistisch spraakgebruik werkgevers en werknemers heten, kwam trouwens moeizaam en pas laat enigszins van de grond: in de jaren vijftig. Het was echter al veel langer grondwettelijk voorgeschreven. De bewondering van de Nederlandse christen- en sociaal-democratie voor dit Portugese model leidde in Nederland tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en het van staatswege in Nederland afdwingen van 'arbeidsvrede'. Dit wordt nu als eigen teelt verkocht onder de naam 'poldermodel'.

Arbeidsvrede bereik je niet zomaar, en zeker in een land waarin de anarchisten domineren in de vakbeweging 2) is het poldermodel-ideaal slechts met een ijzeren vuist te bereiken. Al in de jaren dertig overvleugelde - in de illegaliteit - de bolsjewistische stroming de anarchistische, die de klap van 1926 niet meer te boven is gekomen.
De geheime dienst onder zijn diverse namen (in de laatste fase DGS, daarvoor PIDE) leek Portugal te beheersen. Gevangenisstraf en marteling waren standaard voor opposanten of vermeende opposanten, en op dit gebied is nauwelijks enige ontspanning opgetreden tot die roemruchte nacht in 1974. Met het uiterlijke, massa-organiserende aspect van het fascisme, ging het in Portugal al net zo moeizaam als met het corporatisme. De uiterlijkheden van geüniformeerde marcherende clubs die de 'Romeinse groet' brachten en de lof van natie en bloed zongen waren er, maar al net zo min van harte nagestreefd van hogerhand als in Spanje: in de kern van het autoritaire bewind moet men wantrouwend tegen iedere massa-organisatie hebben aangekeken, ook tegen die van geestverwanten. Het ultranationalisme kreeg in de loop der jaren zijn bestemming in het hardnekkige vasthouden aan Ultramar, de koloniën in Afika en Azië, die niet meer zo mochten heten.

Het Europese land dat als eerste de wereld verkende en er koloniën inrichtte, zou er het langst aan vasthouden. Juist ook op dit gebied bewees het een arme, achterlijke uithoek van Europa te zijn geworden. Het grootste deel van Afrika en Azië was staatkundig onafhankelijk geworden terwijl de regering van Salazar volhield, aan een beschavingsmissie te blijven voldoen die iedere onpartijdige toeschouwer als leugen kon ontmaskeren. Portugal is niet rijk geworden aan zijn koloniën in de laatste twee eeuwen, integendeel kan men zeggen. Maar scholing en ontwikkeling heeft het ook niet gebracht - het ontwikkelingspeil van Angola was bij de overhaaste vlucht van de Portugezen in november 1975 nauwelijks lager dan dat van Portugal. En dat zei wel iets over Portugal, dat als belangrijkste exportprodukt zijn eigen bewoners had, naast misschien kurk.


Ajuda (door Bruce Chatwin bekend als Ouidah) op de kust van het huidige Benin werd op operette-achtige wijze opgegeven in 1961. Goa, Damão en Diu, resterende getuigen van het oude Portugese meesterschap over de Indische Oceaan, werden in het zelfde jaar door het Indiase leger onder de voet gelopen. In Guiné-Bissau, Angola en Moçambique moesten guerrilla-bewegingen het opnemen tegen het leger van NAVO-lid Portugal. Behalve in Guiné-Bissau waren de vooruitzichten voor de guerrilla slecht, maar te verslaan waren de bewegingen ook niet. De situatie was ook voor het Portugese leger uitzichtloos. Het is de oorzaak eerder dan de aanleiding voor de staatsgreep. Het blijft de vraag of de omstandigheden niet met de militairen op de loop zijn gegaan, in plaats van andersom.

Het eerste tastbare resultaat van 25 april 1974 was de onafhankelijkheid van de koloniën. Tegen de zin van de als postrevolutionaire president naar voren geschoven generaal António de Spínola, die na duistere coup-achtige verwikkelingen na vijf maanden alweer verdwenen was, stond de onafhankelijkheid van Ultramar al snel op de agenda - en in het algemeen werd de macht overgedragen aan wat de naar links zwenkende militaire machthebbers in Lissabon de authentieke vertegenwoordigers 'van het volk' in de koloniën achtten. De belangrijke uitzonderingen waren Angola en Oost-Timor, waar het koloniale bewind ook weer operette-achtig wegtrok, de bevolking in nu nog steeds voortgaande moord en doodslag aan haar lot overlatend. En, wat niemand in de revolutionaire roes kon voorzien, het idee van Spínola van een soort Portugeestalig Gemenebest, is inclusief Brazilië intussen toch een beetje uitgekomen. Maar op die ontwikkeling moeten we maar niet vooruitlopen.

De val van Spínola, 28 september 1974, leidt tot een zwenking naar links van het nieuwe bewind. Dat de koloniën afgestoten zouden worden was nog tot daar aan toe, maar grootschalige nationalisaties en mobilisatie van 'het volk' was niet direct wat men in de metropolen van het kapitalisme van NAVO-officieren verwachtte. Al snel gingen machthebbers en hun media, die zich nooit zo druk hadden gemaakt over het fascistische bewind, hun bezorgdheid uiten over de communisten, die voor een 'Praag aan de Taag' aan het zorgen waren. Dat de communisten zich, zoals karakteristiek in de geschiedenis van hun stroming, doodsbenauwd toonden voor radicalisering, deed er niet toe, evenmin als het feit dat de meeste militaire machthebbers zich ter linkerzijde van de communistische partij opstelden.
De PCP was het laatste bolwerk van 'ouderwets' Moskou-communisme in West-Europa. De partij vond dat er hard aangepakt moest worden voor de opbouw van het land in deze revolutionair-democratische fase ('batalha de produção', de slag om de productie). Iedere stakingsbeweging tegen de oude bazen uit de fascistische periode schilderde zij af als complot van de CIA. De beweging tot inbezitneming van braakliggend land in Alentejo, die gedragen werd door haar achterban, moest zij wel gedogen, maar van harte ging het niet.

Op 11 maart 1975 leek opnieuw een militaire staatsgreep 'van rechts' plaats te vinden, die op de in Portugal gebruikelijke manier mislukte, en verdere radicalisering van het bewind met zich meebracht. De belangrijkste conglomeraten uit de fascistische tijd en het gehele bankwezen werden genationaliseerd. Een complete divisie van het leger ging de 'bewustwording' op het platteland bevorderen: de culturele dynamisering die tot de basis van de volksmacht, de opbouw van het socialisme, moest bijdragen. Het klonk allemaal als een omgekeerd Chili - met de sociaaldemocraten onder leiding van Mário Soares inmiddels als supporters van de potentiële Pinochet die hier een einde aan zou maken.

En de terugslag kwam, na een hete zomer en een hete herfst, waarin kantoren van de communistische partij op grote schaal aangevallen en in brand gestoken werden in de streken waar links nauwelijks een basis had - het grootste deel van het land, overigens. In een nieuwe onduidelijke situatie, waarin eerst sprake was van een wanhoopsoffensief van uiterst links, maakte de rechtse of de 'professionele' vleugel van het leger op 25 november 1975 een einde aan het merkwaardige fenomeen van de opbouw van een libertair-socialisme-van-bovenaf, ernstig besproken en ter bevordering aanbevolen door vergaderingen van de NAVO-officieren van de Beweging van de Strijdkrachten (MFA). Portugal kon een normaal Zuideuropees land worden, met corruptie, nepotisme (de zoon van Mário Soares, zelf ook al de-zoon-van, is alweer een belangrijke sociaal-democraat) - en toch een parlementaire democratie, die stabiel functioneert. De kapitalistische normaliteit is in het armste land van West-Europa verder doorgevoerd in de vorm van privatiseringen (die nationalisaties kwamen achteraf goed uit...), EU-subsidies voor infrastructuur (de razende stilstand is in Lissabon al aangebroken, de stille snelwegen zijn de onveiligste van Europa) en kinderarbeid in het kader van de kleinschalige marktgerichte ondernemingen die aan multinationals leveren (vooral in de mode-industrie).

Links dat op een kwart eeuw geleden terugkijkt, moet bij zichzelf te rade gaan of dit alles geen droom is geweest.
Dat was het niet. Op de ontwikkeling van een zelfbeherend socialisme dat deels van bovenaf bevorderd wordt, de mogelijkheden en onmogelijkheden van 'destijds' en de vraag hoe uniek deze Portugese revolutie ('het proces' heette het) was, kan nu niet ingegaan worden. Destijds was de vraag voor libertair links in Nederland en elders vooral: wat heeft dit met ons te maken, in hoeverre helpt deze ontwikkeling bij de strijd hier. Het was reden tot druk reisverkeer.

De contrarevolutie van 25 november 1975 heeft al plaatsgevonden als ik met een gezelschap van het in 'Revolutionair Toerisme' gespecialiseerd reisbureau The Swallows in Lissabon beland. Echt revolutionair toerist kan men mij dus niet noemen. Een aantal kameraden van de Portugal Informatiegroep Amsterdam (PIGA) - een moeiteloze voortzetting van het Studenten Steunkomitee Nieuwmarkt - gaat op eigen gelegenheid over land. Omdat ik degelijk met het vliegtuig ga mag ik de deviezensmokkel op mij nemen: de escudos die niet ingevoerd mogen worden zitten in de loze ruimte van mijn scheeretui, wat ik zelf zeer leep vind. Later hoor ik dat dit bij uitstek de plaats is waar de douane zoekt.
Het geld is bijeengegaard door een Nederlandse uitgave onder de naam República, die solidariteit met de door de arbeiders overgenomen media tot uitdrukking bracht: het sociaal-democratische República en de bisschoppelijke zender Rádio Renascença, in de zomer van 1975 goed-gauchistisch en op de lijn van 'het volk'. Renascença wordt, nadat het station eerst door 'misleide' militairen was opgeblazen, eenvoudigweg genationaliseerd (en later 'geprivatiseerd' teruggeven aan het episcopaat - het is nu een commerciële rotzooizender zoals we die ook volop in Nederland kennen). República ligt nog net in de kiosk als ik in Lissabon ben aangekomen. Het blijkt het allerlaatste nummer te zijn, het kantoor is gesloten als de kameraden uit Amsterdam met de auto zijn aangekomen. De oorspronkelijke sociaal-democratische eigenaars hebben er geen zin meer in. Het blad dat zou worden uitgegeven door de ontslagen media-arbeiders, Pagina Um, heb ik niet mogen bewonderen- en lang uitgehouden heeft het 't zeker niet. Ach, het met de Nederlandse República verdiende geld is wel goed terechtgekomen, heb ik begrepen.

In het gezelschap van The Swallows bevindt zich de over-enthousiaste Jan Bervoets, die niet wil horen van de afstand die ik inmiddels heb genomen van de 'officiële' anarchistische beweging, en met wie ik soms aarzelend de tocht langs interessant te achten initiatieven volg. De PIGA-kameraden reizen zelfstandig door, ze zijn hier al eerder geweest; ik ben gebonden aan een revolutionair-toeristisch programma. Jan spreekt Portugees, blijkbaar ter plaatse of lezende opgestoken; wij van de PIGA hadden les gehad van een lid van de 'gastarbeidersvereniging' Associação Resistência e Trabalho. Op bezoek bij een wijkcomité in als ik het mij goed herinner de bovenwijk bij Carmo, weet Jan beter waar het comité voor staat dan de leden zelf. Ik geloof niet dat hij helemaal beseft dat de contrarevolutie van 25 november tot vergrote voorzichtigheid maant. Hij mag wat papieren inzien. Als hij uit de ontvangstruimte verdwenen is, stelt een van de verbaasde leden van het comité mij de dodelijke vraag of ik deze snuiter ken. Ach, wat zal ik zeggen...

A Batalha kwam op mij over als een gezelschap verzuurde zeurpieten die de revolutionaire zon niet in het water konden zien schijnen. Een houding die natuurlijk past bij revolutionair toerisme. Jan zag wel iets in de club rond het blad Merda, die mij situationistisch aandeed: zij stelden de toeristisch geëxploiteerde Galo de Barcelos voor als de reddende Sebastião van de revolutie. Er is verder ook niet veel van deze club te vernemen geweest.3)
Revolutie of niet, Portugal nam mij meteen voor zich in en zorgde voor een verliefd gevoel dat nooit is weggeëbd, rechts of links: mijn andere land. Dergelijke verliefdheid verlangt geen wederkerigheid, en die is ook ten enenmale onmogelijk. Lissabon bleek een stad op maat voor een chauvinistisch geboren-en-getogen Amsterdammer, tevens liefhebber van twee-assige trams. Mijn lyrische indruk, die zich ook uitstrekte tot de Portugese keuken, werd wellicht gevoed door de wijn waarmee ik de maaltijden overgoot, althans die eerste reis: toen ik de tweede keer door het land trok, met een drietal weinig uitbundige Nijmeegse studentes, viel dat tegen. The Swallows hadden een redelijk evenwichtig programma samengesteld, waarbij mijn persoonlijke politieke voorkeuren in o processo bij bezoeken aan ('ontmoetingen met') revolutionaire organisaties als de PRP-BR, de LUAR en de MES ter plaatse bevestigd werden. 4)


De leden van het koor 'Morgenrood', die voor opmerkelijke liederen zorgden in de toerbus, zagen hun voorkeur voor de communisten bevestigd (merkwaardig, want ze waren juist als anti-stalinisten uit de CPN gestapt). En van toevallige ontmoetingen (gekraakt land en gebouwen in Alentejo) kon ik nog een verhaal maken voor het Portugal Journaal, naar welk goed gearchiveerd blad ik hiervoor verder verwijs. We konden nog kennismaken met de vissers van het rustige Algarvische stadje Portimão. Enkele jaren later werd dit al opgevrolijkt door snackbar De Ooievaar, Hollands café Rembrandt en niet te vergeten Chinees-Indisch restaurant Oost-Azië. Geen paella voor het klootjesvolk (Xavier Domingo), laat staan bacalhau, maar volkseigen nasi goreng. Als eerbetoon aan het gemengde reisgezelschap noem ik nog de radencommunistische boekhandelaar Chris Smit en Wil Gevers-Barends, 'één van ons'. Zal ooit een dergelijk gezelschap nog door een post-revolutionair Europees land toeren?

Het afscheid van Lissabon, ergens in januari 1976, was treffend: Jan Bervoets en ik waren het gezelschap ontvlucht om ergens in Alfama te gaan eten en kwamen, al tamelijk laat, op het Moniz-plein aan - waar we werden staande gehouden door een man die dronken was op de manier waarop Portugese mannen een patent lijken te hebben. Drinken wij niet meer? Wat doen wij hier dan? Hij blijkt communist te zijn, verdrinkt zijn dagen om te vergeten - maakt het universele gebaar van 'gevangenis' en geluidloos een minder universeel gebaar dat Jan begrijpt als aanduiding van martelingen: gedrieën heffen wij het strijdlied van de PCP, Avante camarada aan, gevolgd door Grândola vila morena en, elk in eigen taal, de Internationale. Daarvan alleen het eerste couplet, overigens... Ach, de redding van die ene man moet al een revolutie waard zijn geweest, denk ik nu achteraf.

Geleidelijk verdwenen de sporen van 'het proces', zo viel bij latere bezoeken te constateren. In 1980 maakten wij kennis met de vakbond van huispersoneel, dat het lot in eigen hand leek te gaan nemen in een gekraakt pand tegenover het parlementsgebouw in Lissabon: dienstmeisjes in een herenhuis. Dit centrum verdween in de verdere markteconomische normalisatie. In het voorjaar van datzelfde jaar kwam ik - bij toeval - in de grootste demonstratie sinds de contrarevolutie terecht: van gepensioneerden en invaliden, die voor een behoorlijke uitkering demonstreerden. De kop van de demonstratie werd aangevallen door de politie, in de Cidade Pombalina, terwijl de staart nog op gang moest komen. We konden onze toevlucht in een kerk vinden, terwijl het organiserend comité opriep de demonstratie te ontbinden. In Nederland zwegen de kranten erover.

Maar het was wel wennen de rijkeluisthemaatjes waar men zich hier druk over maakte te accepteren, en eerlijk gezegd zegt 'de Vondelstraat' mij nog steeds niets. Dat krakersoproer had ik gemist, al rondtrekkende als post-revolutionair toerist in Portugal. Ik zal het ook wel nooit erg gaan vinden dat ik het gemist heb. De eerste keren trof de walgelijke rijkdom van Nederland mij bij terugkeer als zo overweldigend dat ik er erg verdrietig van werd. Nu, in het besef dat ik zelf deel van dit problematische geheel ben, overheerst bij mij woede over de tranen.
En, om op de vraag terug te komen, wat de ontwikkelingen 'daar' met 'de strijd' hier te maken hadden of hebben: in een Derde Wereldland, want dat was Portugal in 1974, en dat is het in zekere mate nog steeds, staan andere dingen op de agenda dan in de kapitalistische metropolen. Het zou anders moeten zijn, maar dat is het hem nu juist: het is zaak de verhoudingen in die metropolen te veranderen. En eigenlijk heeft die verandering al vele jaren niet meer op enige agenda gestaan.

Noten

(1)Grândola vila morena/terra da fraternidade/o povo é quem mais ordena/dentro de ti, ó cidade!
(2)De anarcho-syndicalisten zagen de staatsgreep van 1926 als van geen belang voor de arbeidersklasse. Slechts met wijsheid achteraf kan men dit een domme redenering vinden, de voorgeschiedenis van politieke verwikkelingen onder de bourgeoisie van Lissabon maakt deze reactie in haar tijd nog niet zo gek.
(3) De rol van het sebastianismo in het revolutionaire proces is achteraf interessant - destijds leek de breuk met het verleden voor de buitenstaande toeschouwer zo volkomen dat aan dergelijke historische folklore niet gedacht werd. Sebastiaan was de koning die in een veldslag tegen de Moren verdween, en die op een nevelige dag terug zal komen om Portugal voorgoed in volle glorie te herstellen. Antônio de Spinola, Otelo Saraiva de Carvalho en Francisco Sá Carneiro konden wel als de gewenste redders gezien worden.
(4) Respectievelijk een gauchistische partij die de bewapening van het volk voorstond, een libertair-socialistisch intellectueel gezelschap en de Portugese zusterpartij van de Nederlandse PSP.

(1999. Enkele onderdelen van bovenstaande zijn op deze site eerder vermeld. Ik deel dit stuk ook in bij de reeks Dubbele Boterham met kaas. Bij publicatie destijds was ik niet toe aan de persoonlijke openhartigheid dat mijn verliefdheid op Portugal werd aangevuld door het besef dat voor het eerst in mijn bestaan een liefhebbend paar armen mij wachtte bij terugkomst in Nederland).

Geen opmerkingen: