16 januari, 2014

Materialen voor ooit te schrijven geschiedenissen - over Amsterdams anarchisme en vrije radio

Ah, but I was so much older then,
I am younger than that now...
Bob Dylan, My back pages

De 'anarcho-beweging' van de jaren zeventig is nog nauwelijks aan geschiedschrijving zonder wrok of naijver toegekomen. Van de laatste jaren staan mij alleen Louter Kabouter van Coen Tasman en De stad in eigen hand van Virginie Mamadouh voor de geest. Het eerstgenoemde lag al bijzonder snel in de ramsj en het is door een betrokkene geschreven, wat niet per se een bezwaar is, maar geschiedenis dient juist ook door niet-betrokkenen geschreven te worden. Een van de redenen waarom het er nog niet van gekomen is, moet enerzijds de jaren-zestig mythe zijn die alles dat buiten de geconstrueerde kalenderwijsheid valt vermaalt; en anderzijds hebben de leden of sympathisanten van de communistische partij het beeld gekaapt - alsof zij eigenlijk de echte radicalen waren in die tijd. Hun luidkeels jammeren over eigen anti-democratisch activisme vervult nog steeds de media. Meer geschiedschrijving zou dit beeld, dat wel een hedendaagse ideologische functie heeft, kunnen rechtzetten. Een van de bronnen voor een dergelijke geschiedenis zou onvermijdelijk de mondelinge overdracht moeten zijn: wat zeggen de betrokkenen er nu zelf over? Evenmin als memoires zal dit het betrouwbaarste beeld opleveren. In het onderstaande geef ik uit eigen herinnering weer wat aanknopingspunten zouden kunnen zijn voor een geschiedenis van de georganiseerde anarchistische beweging in Amsterdam van die tegelijk zo nabije en ook weer zo verre tijd.

1. Federatie van Vrije Socialisten Amsterdam, 1971-1974

Als Recht voor Allen, het blad van de Federatie van Vrije Socialisten, en anarchistisch maandblad De Vrije in 1971 samengaan, staat er al gauw een oproep in het nieuwe blad met de oude naam, De Vrije Socialist, tot het oprichten van een plaatselijke organisatie in Amsterdam. Ik weet nog al te goed dat ik in reactie hierop in de zomer van 1971 een lang gesprek heb gehad met Albert Ledder, de gangmaker en spraakmaker van de afdeling in oprichting. Beter gezegd: ik was totaal overdonderd door zijn spraakwaterval die erg veel hegelarij bevatte. Ledder heeft, het zij bij voorbaat opgemerkt, de afdeling Amsterdam van de Federatie van Vrije Socialisten met zijn woordenstroom gedomineerd. Subject-object-relatie, inhoudgevend moment, wat is werkelijkheid, kwalitatieve sprong - eerlijk gezegd duizelt het nog in mijn oren en heeft het mij in zijn onbegrijpelijke monotonie behoorlijk kopschuw gemaakt voor Hegel.
Winter/voorjaar 1972 manifesteerde 'de afdeling' zich met wekelijkse scholingsavonden op maandagavond, eerst in het gebouw van de PSP (althans het gebouw van de Open Religieuse Gemeenschap waar ook de PSP huisde), daarna in de Brakke Grond en tenslotte in Koffiebar Roodmerk (Bethaniënstraat 20/Boerensteeg 1-3). Roodmerk was een door actiegroep De Lastige Amsterdammer en de vleugel van de studentenbeweging die de buitenuniversitaire praxis had verkozen ('de fabriek in', eenvoudiger gezegd) onder de naam Bedrijfsgroep Amsterdam (BGA), gezamenlijk geëxploiteerd pand, een voormalige melkfabriek in het hartje van Amsterdam.

Afdeling Amsterdam van de FVS ging al spoedig mede participeren in het beheer van het pand, toen het tot ons doordrong dat het niet 'zomaar' een zaaltje was. Slechts op enkele punten is er samengewerkt met de andere organisaties in het pand; een actie rond de staking bij Ford in Keulen en een gezamenlijk blok in de grote demonstratie na de staatsgreep in Chili, september 1973, lijken mij het belangrijkste.
Pas in de acties tegen de metrobouw in de Nieuwmarktbuurt in 1975 vond een verder samengaan plaats. Ik kan hierover echter niet uit eigen ervaring melden.

De scholingsbijeenkomsten trokken tamelijk constant publiek, waaruit een kern van een actieve afdeling ontstond. Enkele hoogte- of dieptepunten (niet goed te onderscheiden tenslotte) van de avonden: de filosoof en (later) AS-redacteur Wim van Dooren die het eens echt goed over Hegel had; de filosoof Arnold Cornelis, die de dialectiek aan de hand van computermodellen uit de doeken deed en ook Feyerabend in één moeite doornam; de syndicalist Jan Kolthek, in wellicht zijn laatste publieke optreden, afgebroken als ik mij goed herinner door het nieuws over een of andere kraakactie; de filosoof Rietdijk, door Albert Ledder zeer beslist als anarchist gepresenteerd, die in ieder geval iedereen behalve Albert heel kwaad kreeg; en de filosoof Leo Apostel, die 'wegens verblijf buitenslands' (niet zo'n gekke reden als je in België woont) verstek liet gaan, waarna Ledder opnieuw het inhoudgevend moment kon laten langskomen onder het motto: dit zou hij gezegd hebben.

Dat Albert Ledder wel de doorslaggevende persoon was, maakte de sterkte en de zwakte van de afdeling uit, een bekend verhaal in de Nederlandse anarchistische beweging. Het tijdsgewricht noch de persoon van Ledder hielpen mee om een blijvende beweging van anarchisten-als-anarchisten op te bouwen. Zijn plaats is later ingenomen door Tom Welschen, als ik het goed zie, maar dan hebben we het over 'de Spuigroep' die bijeenkwam in een pand in de Spuistraat waar de eerste contactpersoon, Rieks Hadders, woonde en werkte (Zienema Oktopus was er toen gevestigd).

In die nadagen van de Kabouterbeweging was het logisch dat er diverse Kabouters bij de FVS-A, zoals ik verder zal afkorten, waren, naast Ledder: Hein Bijnen en Roel Burgler. Er waren leden bijgekomen die de anarchistische vleugel van een schisma van de Socialistische Jeugd (SJ - nog een beweging die om geschiedschrijving vraagt - gevormd hadden, een enkele ex-jonge liberaal, mensen die elders actie-ervaring hadden opgedaan (zoals ikzelf in diverse 'buitenlandcomités') en 'nieuwelingen', veelal studenten voor wie de gangbare studentenbeweging in theoretisch en praktisch opzicht een teleurstellend gezelschap was - maar men kan deze achteloos gecategoriseerden niet zo gemakkelijk onderscheiden. Interesse moet ook gewekt zijn door de idee van een libertair marxisme, zoals in die dagen gelanceerd door Daniel Guérin en Maximilien Rubel, maar vermoedelijk was de hegelarij daar het substituut voor. Misschien wel zo prettig voor de aanzienlijk proletarisch-geloofwaardiger oudere kameraden, van wie Theo Harsman de belangrijkste was, en de iets-oudere als Aad de Gelder die nog had deelgenomen aan de legendarische Amsterdamse tramstaking van 1955.

De FVS-A was voor sommigen een doorgangshuis waar men snel weer weg was (René Boomkens kan ik noemen in deze categorie), maar een vaste kern bleef er lange tijd wel, met af en toe een 'golfje' nieuwe leden. Ik strooi wat nog niet genoemde namen, in de wetenschap (gelukkig) zelfs niet bij benadering volledig te zijn: Leo van der Velden, Jan Keulen, Roel Lotze, Gerben Sloot, Pieter Tesch, Wim Combrink, René Mendel, Johannes van der Spek. U mist vrouwen, zegt u. Hoewel Tine Leefkens mede-initiatiefneemster tot de oprichting van de afdeling was, waren vrouwen eigenlijk in het algemeen afwezig; het lijkt mij geen zinvolle vraag of dit gevolg of oorzaak was van de nogal verwrongen mannensfeer - ik noem Loes Blokker en Jerien van den Haak.

De FVS-A was naast een praatclub in de periode 1972-1973 wel degelijk ook een zeer doenerig gezelschap. De scholingsavond groeide in de loop der tijd uit tot vooral een huishoudelijke vergadering van de afdeling. Colporteren, plakken, solidair demonstreren, kraakpanden tegen ontruiming verdedigen, pamfletten stencillen op de fameuze stencilmachine van Roodmerk: allerlei clubs wisten de FVS-A te vinden om inhoudgevend moment te wezen, tot de in feite niet-bestaande PSP-jongeren aan toe, waarvoor wij affiches moesten plakken (wat mij betreft tandenknarsend, en ik ben er nog bij opgepakt ook). Bij het nachtelijk plakken kwam je mensen tegen die gratis heroïne aanboden - de maatschappelijke problemen werden gemaakt terwijl je tegen andere meende te strijden. Enkelen konden de verleiding niet weerstaan.

Jaren later kreeg ik te horen dat de CPN in die tijd de afdeling enigszins bezorgd in de gaten hield als mogelijk concurrent, wat ik toch maar als compliment beschouw. Een uitzendbureau voor activisten, zo presenteerde de Vrij Socialistische Studentenvereniging zich bij een Intreemarkt (dat was in feite de afdeling, het maakte tenslotte niet uit). En er was interesse genoeg voor anarchisme in de vroege jaren zeventig om voor toeloop te zorgen.
Belangrijk was de internationale solidariteit, waarbij Spanje om historische en actuele redenen waarschijnlijk het zwaartepunt kreeg, vooral ten tijde van de wurgpaal-executie van onder anderen de libertaire activist Salvador Puig Antich. Tjebbe van Tijen spuwde vuur op 'onze' manifestatie dat de andere gewurgde niet eens genoemd en gekend werd - en terecht, maar geholpen heeft het niet. Het Werktheater heeft ons nog les gegeven in het theatraal vormgeven van een demonstratie, waar overigens geen gebruik van gemaakt is. En in de herfst van 1972, toen koper van genationaliseerde mijnen in Chili nergens in Europa gelost kon worden wegens dreigende inbeslagneming namens de Amerikaanse ex-eigenaars, lanceerde David Kips het idee rond dit thema actie te voeren, wat snel en efficiënt van de grond kwam: kalken, affiches, manifestatie. Het initiatief mondde uit in de oprichting
van het Chili Comité, waarbij verder niemand van de FVS-A betrokken was.

Binnen de kortste keren was ik 'uitgezonden' naar het Iers Solidariteits Komitee (' Overwinning aan de IRA!' was de slotleuze van het manifest, pijnlijke zaken dienen toch vermeld te worden), later omgezet in het Ierland Comité (zonder deze leuze, maar ook zonder veel aanwas van leden); het Amsterdams Weekblad (mooiste actie voor mij: het aankondigen van vordering van woonruimte voor ontruimden in de duurste wijk van Amsterdam, ik neem aan dat dit langzamerhand onthuld mag worden); het Palestina Komitee zelfs, waarin ik nog het langst gezeten heb (' Overwinning aan de PLO' - ook daar moet je toch niet aan denken!). Na enkele nummers was het Ierland Bulletin, dat gedragen werd door de FVS-A, omgezet in een tamelijk autonoom blad gewijd aan onderdrukking en revolutionair verzet in Europa, door Frank Rutten en mij samengesteld en uitgegeven onder de in een jolige bui bedachte naam Repressie Revue. We schrijven voorjaar 1973. Het batig saldo van het blad zou uitgekeerd worden aan het Fonds voor Internationale Solidariteit van de landelijke Federatie, en er was zowaar na de eerste nummers een batig saldo!

Wie speciaal die internationale-solidariteitsthema's overziet (ik zou Vietnam nog haast vergeten, maar dat komt ook doordat de anarchisten hier weinig initiatief namen), zal niet zo verbaasd opkijken dat de provocatie altijd op de loer lag. Voor sommige mensen was het koketteren met 'de gewapende strijd' reuze interessant. Dat was en is hij niet, zeker niet in Nederland, en u kunt er van op aan dat degene die begint 'dat er toch iets meer gedaan moet worden' en die 'wel ergens aan kan komen' speciale contacten met de overheid heeft. Laat ik over de niet onverdachte types enkel maar Bomans citeren: "Alles heeft hij opgeblazen! Alles, tot zichzelf aan toe!". Het tolereren van dubieuze gewapende-strijdadepten in de omgeving van een volstrekt open werkende anarchistische organisatie was voor mij een van de redenen het voor gezien te houden, en wel in de zomer van 1974. Een andere was een groeiend ongeloof in het benaderen van 'het' of welk ideaal ook door middel van een organisatie van anarchisten - en dat zijn nog niet alle redenen, maar hier laat ik het bij.

Repressie Revue heeft zich naar ik begrijp achteraf een zekere cultstatus verworven. Het blad heeft een bewogen, korte geschiedenis gekend. Na een eerste conflictueuze breuk met 'de afdeling wierpen humanistische jongeren onder leiding van Lambert de Vos zich op als mede-uitgevers, een betrokkenheid die als een strovuur uitging. Het blad viel met een harde klap terug op 'de afdeling'. Harm Puite nam de plaats in van Frank Rutten toen deze zich met de anarchistische uitgeverij AU ging bezighouden. In dit latere stadium is het als een apart anarchistisch tijdschriftje onder de naam Vrijheid tenslotte dapper ten onder gegaan (1975) - gestencild op een eigen handstencilmachine, die terecht is gekomen bij het verzet in Chili, een waardige bestemming. De correspondent voor België, Eddy Bonte, en die voor Duitsland, Marianne Ebertowski, zijn nog betrekkelijk bekende journalisten geworden in Nederland. Een enkele keer grappen Harm en ik nog wel dat er weer eens een nummer van Repressie Reveu - immers bij ons vooral vermaard om zijn tikfouten - zou moeten komen; als u hard aandringt, misschien.

Nog enkele laatste brokstukjes: er was een intern bulletin, Anarcho-Info, waarvan de huidige Raaf misschien wel als nazaat te zien is: als het maar gestencild is, was het motto. Het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties werd gezien als een eerlijke klassenstrijdorganisatie, hetgeen voor verreweg de meeste leden niet aan de orde was. Er was een scholingsboek, gul uitgedeeld door Albert, Analyseer deconditioneer van Fons Elders, naar de televisiecursus waarin Elders zo onnavolgbaar het woord 'filosofie' kon uitspreken. Onze bijbel moest volgens Albert echter beslist Methodologie van A.D. de Groot zijn. Later leek het hem een goed idee Sociale aktie van Piet Reckman als scholingsboek te gebruiken, daar kwam al evenmin iets van terecht. Ik heb het braaf gekocht, gelezen en vrijwel meteen uitgeleend aan medelid Isobel Wijnberg, die het nog steeds moet teruggeven - 'Mazzeltov zal het wezen' is nog ons sjibbolet, naar de toekomstschets van de ideale samenleving van Reckman. Ach, het is niet te zeggen wat dit alles ertoe bijgedragen zal blijken te hebben. Maar het zal u wel opvallen dat anarchisme een stuk anarchistischer kan, en dat is beslist een winstpunt ten opzichte van een kwarteeuw geleden.

2. Vrije radio op weg naar de jaren nul

Get in touch with God,
turn your radio on!
Leadbelly

Het medium radio als uiting van of voor 'de beweging', of als beweging op zich, is niet nieuw. In de tijd van de introductie van de radio, de tijd van crisis en werkloosheid, de bezetting door de Duitsers - 'illegale' radio speelde er een rol in. De 'piratenzenders' op het land, aangevuld door de zeezenders, vulden de gaten die de door de overheid toegelaten radio openliet, altijd met het risico van inbeslagneming en gevangenschap. De nieuwere episode van radio als actiemiddel begon als ik het goed zie vanuit het in mei 1969 bezette Maagdenhuis, bestuurscentrum van
de Universiteit van Amsterdam: Radio De Vrije Maagd op 225 meter. De middengolf, waar de modale radioconsument allang niet meer de weg op weet, was tot laat in de jaren zeventig het gangbare frequentiebereik voor de illegalen. In Amsterdam - omdat het ook hier gaat om putten uit eigen herinnering beperk ik mij tot deze stad - waren er al vroeg in de jaren zeventig Radio Sirene en Radio Mokum, middengolfstations die vooral opriepen tot acties rond de aanleg van de metro waarvoor op grote schaal gesloopt ging worden. Radio Sirene, gedreven door de inmiddels overleden radencommunist Gerard van den Berg, zond later uit met de FM-zender van de oude zeezender Radio Noordzee Internationaal, met 1 kW vermogen - helaas wilde Gerard de zender alleen gebruikt horen in strijdsituaties.

Met de opkomst van de illegale FM-stations ontstonden ook tegenculturele zenders die niet per se of niet uitsluitend een boodschap van strijd hadden. Van begin 1978 dateerde Radio Vrij Zilverberg, later kortweg RVZ geheten, het station vanuit de beruchtste studentenflat van Amsterdam. Eind maart 1979 begon hier het kleinere Radio Kemphaan, waarvan ik zelf een der medeoprichters was en dat een jaar later introk bij RVZ. Door enkele artikelen over Kemphaan in De Vrije Socialist hadden wij voldoende bekendheid om een manifestatie van beloftevolle opstandelingen in Nijmegen te versjteren en waarschijnlijk nutteloos advies te verlenen voor de oprichting van (het nog steeds bestaande?) Radio Rataplan aldaar (herfst 1979).

Er zijn in die tijd in vele plaatsen 'vrije radio's', de gangbare naam voor tegenculturele zenders, gekomen, gegaan en opnieuw gekomen: van Radio Drop in Hoorn via Koekeroe Reedio in Leiden tot Radio Vrij Den Bosch, maar zoals gezegd: ik beperk mij verder tot Amsterdam. De ontruimingsdreiging rond de Groote Keijser in Amsterdam werd uitgedragen door de laat in de herfst van dat jaar opgerichte Radio De Vrije Keijser, die ook nog steeds uitzendt, al is de Groote Keijser inmiddels wel vergeten.

In 1981 kreeg Amsterdam nog het met sterk vermogen in stereo uitzendende WHS en in 1982 splitste Radio GOT zich af van De Vrije Keijser. In de herfst van 1983 kwamen Vrije Keijser, GOT en RVZ een zendtijdverdeling overeen op de frequentie die de stations (toevallig, in eerste instantie) deelden, de 95,5 MHz. Al spoedig voegde WHS zich hierbij, waardoor met nieuwe zendtijdschema's een groot deel van de dag Amsterdam zijn 'alternatieve' frequentie had, waarschijnlijk de gouden tijd van de andere radio in deze stad. De Vrije Keijser voelde evenwel niets voor samenwerking en dit was juist op den duur voor GOT reden om te vertrekken (2 februari 1985), spoedig gevolgd door WHS. Via een tussenstadium vormden deze stations samen het nieuwe, nog steeds bestaande grootste 'alternatieve' station, Radio 100. RVZ - dat eenzaam maar blijmoedig achter was gebleven op de 95,5 - werd op 11 mei 1987 voor het eerst en naar bleek definitief uit de lucht geplukt. Tenslotte groeide het ongeregelde punkstation Radio Dood (luister of sterf!') uit tot Radio Patapoe, dat echter na de sloop van de oorspronkelijke lokatie een tamelijk schimmig bestaan voert.

Ruim een decennium later is er nog steeds vrije radio in Amsterdam, zoals elders in het land, in de vrije ether op frequenties die de uiterst actief terugtredende overheid al dan niet in het kader van de vrijheid van meningsuiting aan de hoogstbiedende veilt. Hoewel deze radio ter sprake wordt gebracht in het kader van een soort kroonjaar-herdenking en ik, met mijn twintig jaar ervaring (het is wel schrikken om het op papier te zetten) er een behoorlijke pil over vol zal kunnen schrijven, verwijs ik nu maar naar de geschreven media van deze media zelf: Zender, Antenne, losse programmabladen, artikelen in Arcade en enkele publikaties van Geert Lovink in het Duits. Voor het landelijke beeld was in de jaren zeventig en tachtig Free Radio Magazine het belangrijkste blad. En er komt heus nog wel meer. Doordat het verhaal nog steeds loopt, en met de vlucht die Internet als ondersteunend en als uitzendmedium neemt, wordt het verhaal steeds uitgebreider. Maar 'echte' radio, mits niet bedoeld als geluidsbehang, blijft een romantische dimensie houden die sommigen bijna mystiek interpreteren (zie het openingscitaat). Amsterdam, nee, Nederland mist nog steeds een behoorlijk radiostation met nieuws en opinie dat in muzikaal opzicht het gat vult tussen techno en noise enerzijds en het braaksel dat de publieke en commerciële radio uitstort anderzijds. Daar zou nog iets moois tussen passen, eindelijk eens legaal of legitiem zonder angst voor de bonk op de deur.

En daarnaast lijkt het mij zaak ideeën te ontwikkelen voor een mondiale anarchistische bevrijdingszender op zeker acht kortegolffrequenties, met als belangrijkste bedieningsgebied het continent Afrika, dat de geneugten van Internet misschien wel nooit zal kunnen plukken. Dit naar aanleiding van het boek African anarchism. Of zoiets vanaf de Tijdelijke Autonome Zone van een zendschip of ergens vanaf een vaste wal kan, als het meer dan een droom wordt, zal de tijd moeten leren.
Men wordt in ieder geval uitgenodigd mee te denken of te werken, meer informatie via het bureau van dit blad. Vrije radio is een romantische droom die op doe-het-zelf-wijze gerealiseerd wordt of kan worden, en de doeleinden kunnen best hoger gesteld worden.

[1999. Albert Ledder vond dit een schandalig stuk, hetgeen hij meende te moeten toelichten in een ingezonden brief van zesenveertig kantjes. Ik herlees en plaats het nu en kan het schandalige niet zo zien. Ik meen het zwakke en het sterke van zijn leiding geven aan "de afdeling" redelijk benaderd te hebben.
Het internet heeft ook als auditief medium zo'n vlucht genomen dat ik met enige verwondering terugkijk naar de laatste alinea. Ik "blog" al zo lang dat mij de tijd nog bijstaat dat het intikken in een ook allang vergeten zoekmachine van de enkele voornamen van mijn lief en mij 1 treffer opleverde... nog geen generatie geleden.
Omdat dit het oerstuk is dat ten grondslag ligt aan de serie Dubbele boterham met kaas heb ik het deze descriptor meegegeven.]

2 opmerkingen:

roel zei

Beste Andre,
leuk dat je de geschiedenis van o.a. de FvVS amsterdam van de vergetelheid wil redden. Belangrijk ook, zeker. Jammer dat je je wel erg laat leiden door je antipathie voor albert Ledder. In mijn herinnering was hij helemaal niet zo dominant als je doet voorkomen. Hij was ook niet de oprichter van de afdeling amsterdam, noch de grote aanjager. Beide zaken kwamen voort uit de kabouterbeweging en individuen die in die beweging actief waren geweest. En daar was Albert een van. Of hij een groot theoreticus was kan ik niet beoordelen, een theoreticus was hij zeker. En een bescheiden en zeer aimabel mens.

AdR zei

Als ik het wel heb, heb ik de waarschuwing dat ik sine ira et studio zou schrijven laten vallen - dan weet je het van te voren al.
Dit was bedoeld als een uitnodiging voor niet-betrokkenen om er zich op te werpen, en zo is het nog steeds bedoeld. Het stuk dateert van een jaar of vijftien geleden en zou dus nu waarschijnlijk weer anders luiden. Op mijn uitnodiging is nog niet ingegaan.