31 juli, 2009

Stilte?

Augustusstilte? Middernacht en er is nog steeds trotse gayherrie op de gracht te horen.
Trots op Nederland. Trots op gay zijn. Het CDA doet mee. De VVD levert de hoofdredacteur. De PvdA levert bewindslieden die meedoen.
Enfin.
De gierzwaluwen hebben het de 29ste voor gezien gehouden.

30 juli, 2009

Gemengd goed


Ain't nobody's business but my own, Taj Mahal. De latere albumversie.
Een acetaat van een eerdere opname fungeerde als herkenningsmelodie van Mike Hagler op Radio Seagull/Caroline, en deze versie is uitgebracht op een Spuria-album. Toen ik het draaide op Radio 100 stond de telefoon roodgloeiend.
Dit had mijn uitsmijter moeten zijn op de enige echte Northern Soulparty van Amsterdam, 17 januari 2005, maar de stroom werd eerder afgezet....


Ik las op een site een verzamelvraag: wat is het eerste 45-toerenplaatje dat je zelf gekocht hebt?
Deze dus, en wat zal ik mij er voor schamen?
Het dringt na al die jaren wel tot mij door dat de tekst mij niet direct op het lijf geschreven is.
Good timin', Jimmy Jones


Le responsable, een latere dansvloerontdekking in Engeland, Jacques Dutronc 1969.

Een droombeeld


Het was in de dagen waarin we de zandvlakte van het Waterlooplein als een te beplanten en te ontginnen ruimte zagen - het Vlooienpark had ik het genoemd en zo heette het officieel - als guerrillatuin dan.
In die dagen, 1978 en daaromtrent, werden op grote schaal de drieassers terzijde gesteld en gesloopt. Slechts een paar bleven er nog rijden.
Ik had het romantische idee er een voor een symbolisch bedrag te kopen en in te richten als woning in of bij de tuin (de rails van lijn 11 lagen er nog - of de wagen daarop kon staan? het was zelfs het debuuttraject van de drieassers).
Wonen in een tram, weer een andere vorm van kraken.
Het is bij die droom gebleven.
Maar dertig jaar later staan de 496 en de 965 (en een tramstel uit een vreemde, onbekende stad) aan het IJ bewoond te wezen.
In de grote filmkast van de 496 staat een varen in een potje, tegen de tram aan groeit een vijg.
Hoe het zit met water en sanitair - er is een keuken dus er zal water zijn...
Nee, privacy heb je niet in een tramwagen als woning in de openbare ruimte, of je moet altijd de gordijnen dichthebben.

Wonderlijk om mijn romantische droom verwezenlijkt te zien. Maar de omnummering van de wagen (die de laatste vijftien jaar 896 genummerd was) zegt mij dat hij eigenlijk voor museumdoeleinden bestemd is, en in weer en wind stilstaan aan een zeearm (ook al brengt de wind geen zout mee) komt het behoud niet ten goede - laat staan de bewoning (lees dit zoals u wilt).

Hier ergens had ik een collega van hem gedacht, misschien zelfs op de rails in de rijweg zelf:


29 juli, 2009

Kantoormuziek

Het gerommel van het koffiezetapparaat bij het voorbeieiden van het uitlekken van het bakkie troost herinnert aan het intro van:

No more heroes, The Stranglers. De toegift nemen we maar voor lief (voorzover begrijpelijk).

Is ht een triton? Een ramshoorn? Het komt ongetwijfeld uit een toetsenbord. In beide intro's komt het evenzeer voor als het starten van het programma waarin ik werk:

Jerusalem, Aplha Blondy


Sledgehammer, Peter Gabriel

Het kon stukken erger zijn wat nummers betreft...
Sterker nog, het herinnert mij aan de dagen waarin deejaywerk bijna dagelijkse kost was voor mij.

Er wordt op kantoor volop geboord. Dat hoort er blijkbaar bij. Ik kan even niets industrieels bedenken.

Nederland en zijn Stasi

De Binnenlandse Veiligheidsdienst (nu AIVD) heeft actievoerder en politicus Roel van Duijn tientallen jaren geschaduwd. Een vuistdik dossier, dat hij gedeeltelijk in handen heeft, beschrijft zijn complete handel en wandel sinds 1962.

De dienst was geïnfiltreerd tot in de hoogste geledingen van de Provoen Kabouterbeweging, waarin Van Duijn (66) één van de voormannen was. Uit de stukken blijkt dat de BVD Van Duijn al sinds zijn negentiende volgde, toen hij betrokken was bij een demonstratie tegen de atoombom in Den Haag. Sinds hij een jaar later naar Amsterdam vertrok is bijna geen actie of publicatie van zijn hand onbelicht gebleven.

Van Duijns dossier bestaat uit 353 bladzijden, met informatie tot 1982. Latere informatie is volgens de AIVD 'mogelijk' te actueel of wordt 'mogelijk' nog gebruikt in ander onderzoek. ''Het resultaat is verbijsterend,'' zegt Van Duijn. ''Een naargeestige schending van de privacy. Het is een miezerig gevoel dat er jaren mensen zijn geweest die achter mijn rug om rapportjes hebben zitten schrijven, om me op zeker moment te grijpen.''

Het dossier, waarin Van Duijn met PD-106043 wordt aangeduid, bevat samenvattingen van vergaderingen, krantenknipsels en opmerkelijke gebeurtenissen.

Verder lezen op de site van het Amsterdamse sufferdje.

Ik meen te begrijpen waarom ik zelf nooit benaderd ben om te kotsen aan de BVD. Een mij verder totaal onbekend familielid in Schiedam moet ter plaatse een berucht BVD-er zijn geweest, en men recruteert niet meer dan een keer in dezelfde familie. Heb ik wel eens gehoord, of - op zijn Van-Oekels: heb ik wel eens ergens gelezen...

Hoe Stasi-achtig Nederland is, waar het regime de OV-chipkaart alleen al ingevoerd wil hebben om te zien hoe iedereen zich verplaatst - maak u geen illusies. (En die kentekens krijgen we ook nog wel, tot van uw fiets!)

En het klikje op de lijn was echt.
Miezerig - en het is ook de bedoeling dat je iedereen gaat wantrouwen. Wantrouwen is het Gnot van de Staat, Roel.

Meer:
De schade van al deze rapportages bedraagt het wegsmijten van belastinggeld, plus voor mij een lachwekkend, maar toch onherbergzaam gevoel, dat ik het grootste deel van mijn leven geschaduwd ben door kwaadwillige onbekenden, die aan een verwrongen beeldvorming werkten.

28 juli, 2009

Nieuwe perspectieven


Dit kan ik toch even niet nalaten te vermelden:
zojuist van de persen en de binder gekomen bij Cambridge Scholars Publ. (laat u niet foppen: dus niet: University Press - ik zie dat de plaats van uitgave niet eens Cambridge is...)
Religious anarchism - new perspectives, ed. by Alexandre Christoyannopoulos, introduction Peter Marshall.
Met een bijdrage van mijn hand waarin summier voorgeschiedenis en eerste jaren van het Nederlandse christen-anarchisme behandeld wordt. Te oordelen naar de inhoudsopgave ben ik de enige die zich aan de gevraagde omvangslimiet heeft gehouden...

Van het stofachterplat:
Both religion and anarchism have been increasingly politically active of late. This edited volume presents twelve chapters of fresh scholarship on diverse facets of the area where they meet: religious anarchism. The book is structured along three themes:

• early Christian anarchist “pioneers,” including Pelagius, Coppe, Hungarian Nazarenes, and Dutch Christian anarchists;

• Christian anarchist reflections on specific topics such as Kierkegaardian indifference, Romans 13, Dalit religious practice, and resistance to race and nation;

• religious anarchism in other traditions, ranging from Wu Nengzi’s Daoism and Rexroth’s Zen Buddhism to various currents of Islam, including an original Anarca-Islamic “clinic.”

This unique book therefore furthers scholarship on anarchism, on millenarian and revolutionary thinkers and movements, and on religion and politics. It is also of value to members of the wider public interested in radical politics and in the political implications of religion. And of course, it is relevant to those interested in any of the specific themes and thinkers focused on within individual chapters. In short, this book presents a range of innovative perspectives on a web of topics that, while held together by the common thread of religious anarchism, also speaks to numerous broader themes which have been increasingly prominent in the twenty-first century.


Dr Alexandre Christoyannopoulos is Associate/Sessional Lecturer at the University of Kent and at Canterbury Christ Church University. His publications include articles in Anarchist Studies, The Heythrop Journal and Politics and Religion, and book chapters in Anti-Democratic Thought and New Perspectives on Anarchism. He is due to publish a book titled Christian Anarchism in 2010.


"I am delighted to have been invited to write a letter of recommendation for Alexandre Christoyannopoulos’ edited collection Religious Anarchism: New Perspectives? Bringing together the work of international writers, both new and established scholars and practitioners, this book fills an important gap in the existing literature. Some anarchists will be familiar with the work of Leo Tolstoy and the concept of Christian anarchism, with which Tolstoy is often associated, but few will have probed this relationship or considered more broadly anarchism’s relationship to religion. In ranging beyond this more familiar territory to consider anarchism’s links to Buddhist, Daoist and Muslim thought Dr. Christoyannopoulos’s book genuinely breaks new ground.

The book has a number of strengths. One is that it avoids strong preconceptions: whilst the authors challenge those who view anarchism as a necessarily secular ideology, they do not attempt to delimit anarchism’s relationship to religion. Indeed, in considering the possibilities of this relationship and the permeability of its boundaries, the authors encourage readers to reconsider their own preconceptions about both anarchism and religion and offer some new reflections on important perennial problems. Another important strength is that the authors work in variety of disciplinary fields and are thus able to bring insights from history, philosophy and political theory as well as anarchist studies, to bear on the subject.

Together the essays collected here provide an outline history of some of the leading currents of religious anarchist thought and develop fresh perspectives on issues central to anarchism including resistance, struggle and counter-cultural experimentation; political detachment, ethnocentrism and community-building. In addition, by testing the intersections of anarchist and religious thought, the authors examine a range of ethical questions about the legitimate boundaries of the state and the limits of authority, the duty of obedience and the primacy of conscience in political action.

In summary, this is a bold and important collection which many readers will find provocative and it deserves to get a wide readership."

- Ruth Kinna, Senior Lecturer in Politics, Loughborough University; editor of Anarchist Studies

"This work is a striking and highly original study of connections between anarchism and religion. The book springs from the same spirit that inspired Norman Cohn’s ground breaking work, The Pursuit of the Millennium: it presents a wide range of little known and unexpected sources, inspiring a fresh look at contemporary approaches to change.

Each of the collected essays expands on some particular paradigm, which is proper to the specific fields of the authors, some of whom are widely recognized scholars in their discipline. The approaches are varied, being rooted in anarchist thought, theology or philosophy. Each article explores new issues in areas as diverse as Pelagian studies, Hungarian history and Islamic political theology.

This collection will be of interest to activists, historians, theologians, philosophers, political scientists, sociologists, students of rhetoric and literature, and those who wish to give serious consideration to their religious beliefs.

In sum, this thought-provoking book calls for a wide audience and confronts some of the burning questions of our time."

- Ronald Creagh



Price Uk Gbp: 44.99
Price Us Usd: 67.99
Ja hoor eens, voor een koopje krijgt u het niet (en dan te bedenken dat de auteurs er ook geen cent voor krijgen, integendeel.) In de praktijk is een dergelijk boek bestemd voor universitaire bibliotheken of bibliotheken met een wetenschappeoijke steunfunctie. Vraagt u er daar naar of attendeer er op, de beste manier om het te lezen te krijgen als u niet zo welvarend bent.
Hier ook een pdf met inhoud, inleiding en een deel van het eerste hoofdstuk.

Inhoudsoverzicht


  • PREFACE - vii

  • INTRODUCTION BY PETER MARSHALL - xiii

    Part I: Christian Anarchist Pioneers


  • Chapter One The Pelagian Mentality: Radical Political Thought in Fifth Century Christianity by Richard Fitch - 2

  • Chapter Two A Theology of Revolutions: Abiezer Coppe and the Uses of Tradition by Peter Pick - 30

  • Chapter Three Religious Dissenters and Anarchists in Turn of the Century Hungary by Bojan Aleksov - 47

  • Chapter Four A Dead Seed Bearing Much Fruit: The Dutch Christian Anarchist Movement of the International Fraternity by André de Raaij - 69

    Part II: Christian Anarchist Reflections


  • Chapter Five Love, Hate, and Kierkegaard’s Christian Politics of Indifference by Richard A. Davis - 82

  • Chapter Six Responding to the State: Christian Anarchists on Romans 13, Rendering to Caesar, and Civil Disobedience by Alexandre J. M. E. Christoyannopoulos - 106

  • Chapter Seven Building a Dalit World in the Shell of the Old: Conversations between Dalit Indigenous Practice and Western Anarchist Thought by Keith Hebden - 145

  • Chapter Eight The Church as Resistance to Racism and Nation: A Christian, Anarchist Perspective by Nekeisha Alexis-Baker - 166

    Part III: Buddhist, Daoist, and Muslim Anarchism


  • Chapter Nine Anarchism or Nihilism: The Buddhist-Influenced Thought of Wu Nengzi by John A. Rapp - 202

  • Chapter Ten Kenneth Rexroth’s Integrative Vision: Anarchism, Poetry, and the Religious Experience in Post-World War II San Francisco by Michael T. Van Dyke - 226

  • Chapter Eleven To Be Condemned to a Clinic: The Birth of the Anarca-Islamic Clinic by Mohamed Jean Veneuse - 249

  • Chapter Twelve Imagining an Islamic Anarchism: A New Field of Study Is Ploughed by Anthony T. Fiscella - 280

    Contributors - 318
    Index - 323
  • Schapeklootjes

    Er zijn op het gebied van seksueel contact tussen mensen heel wat taboes die waarschijnlijk niet doorbroken zullen worden. En waarom zou men moeten proberen taboes te ontdekken, zolang het om wederzijds gewilde contacten tussen gelijkwaardigen gaat? Contact tussen niet-gelijkwaardigen roept afkeuring zoniet afschuw op: een pedofiel is in de gevangenis een ergere paria dan een meervoudig moordenaar. Inbreken in de intimiteit, het levende lichaam van de andere mens, wordt zwaarder aangerekend dan het doden van de ander. En hoe zit het met kannibalisme, waarbij de "ander" al dan niet speciaal voor de maaltijd gedood is? Met necrofilie, waarbij men de vraag kan stellen of er nog wel van een "ander" gesproken kan worden? Met bestialiteit, waarbij men zich kan afvragen of de "ander" niet ook bereidwillig is tot seksueel contact? Ik weet vrij zeker dat het opwerpen van de vragen al afschuw oproept en bij enkelen misschien de vraag zal wekken of ik wel helemaal normaal ben (want ten aanzien van taboes wordt toch de normaliteit maar weer uit de kast gehaald).

    Welnu, ik beken - ik beken dat ik mij te buiten ben gegaan aan het eten van schapeklootjes. Zo heette het in de folder, behorende bij het feest voor de IJslandse gemeenschap in Nederland. Het klinkt nogal kleinerend, in de Griekse keuken zijn "gebakken bokkeballen" bekend, en "ramsballen", dat zou aanzienlijk krachtiger klinken. Maar goed, schapeklootjes dus. Ik weet eigenlijk niet meer zo goed wat ik op dat feest gedaan heb, de afwas of zo, op de goede orde letten - en regelmatig het IJslandse gedistilleerd inschenkend voor mijzelf, er zit een sterke komijnsmaak aan wat het zeer drinkbaar en dus verraderlijk maakt. Ik herinner mij dat een mooie, grote IJslandse bij de tafel met vlezen kwam en zo'n klootje in haar mond stak, er bedachtzaam op kauwde en toen lachend naar mij keek - misschien wil ik jou er ook nog wel na, leek haar lach te zeggen, maar zij schreed weg alsof ze nooit zou sterven. Tijd om zelf zo'n klootje te proberen.

    Het valt reuze mee, het doet aan zult denken, een van de dierlijke produkten die ik heimelijk wel mis (moet ik er nog bijzeggen dat ik vegetariër ben, maar ook weer niet fanatiek?). Zult, dat maakte mijn oma zelf van varkenskop, ja, er zijn nog echt oma's geweest die zelf gerechten bereidden, jongelui. Hersenen zijn eigenlijk even taboe als genitaliën, een vriend die tegelijk met mij vegetariër was geworden antwoordde op de onvermijdelijke zeurvraag (die ik zelf ook altijd stelde voordat Peter Singer mij had overtuigd): "Heb je wel eens kalfshersenbeignets gegeten? Gefrituurde kalfshersenbeignets?" Dat moest genoeg zeggen. En het werkte ook, en toch vraag ik mij af waarom.

    Ik heb in Syrië in een broodjeszaak iemand een broodje hersen zien bestellen en eten, het ziet er vaag uit als bloemkool. Niet per se vies dus. En in datzelfde land heb ik meer dan een marktkraam gezien, volledig gevuld met niets anders dan schapekoppen. Het is even schrikken, maar in zijn massaliteit werkt het, als iedere grootscheepse confrontatie met de dood van vreemde anderen, afstompend. Die koppen bevatten hersenen, en die zijn te eten. Zoals pens te eten is, of lever, of niertjes. Hou op, hoor ik u zeggen, terwijl de moedermelk van koeien, geiten of schapen u niet vreemd is, en wat er uit de eierstokken van kippen komt misschien dagelijkse kost voor u is. En zaad of eieren van vissen, hom of kuit, het wordt gegeten, als het van steuren komt is het zelfs een heel dure lekkernij (terwijl het eigenlijk helemaal niet lekker is, het is vooral erg duur). Het punt is natuurlijk dat de meeste mensen "vlees" eten, maar niet willen horen dat dit van lichaamsdelen komt van dieren die terwille van die maaltijd hun leven hebben gelaten. Het is altijd tegelijk een inbreuk op het leven van de ander en op diens intimiteit. Of u voelt afschuw voor vlees in het algemeen, of niet - en dan zult u toch echt "het hele varken" moeten eten, met kloten en al. Met zout, peper en andere kruiden is alles van een lijk eetbaar te maken.

    [Ook deze quasi-klassieker moet verhuizen...]

    Op een revolutie moet je kunnen dansen


    Laten we - pour besoin de la cause - de jaren zeventig beginnen op 1 januari 1970 en eindigen op 1 januari 1981. Het is ongeveer de logica van Antoine Verbij's Tien rode jaren, die er op deze wijze overigens elf zijn. Popcultureel bekeken begint dit groepje jaren met de onontkoombare ontbinding van de Britse groep die bij uitstek de jaren zestig symboliseert, The Beatles. Let it be. En als iets de dan komende tijd tot Ik-tijdperk maakt is het 't allerindividueelste streven van elk van de vier, en opnieuw nagevolgd door zovelen. Een van de dieptepunten van deze ikkerigheid vond en vind ik de solo-LP's van Carole King, met haar allerautobiografischste uitingen. Het tijdvak eindigt met de naschokken van de punk en new wave, de opkomst van de synthesizer in wave en disco/soul. Daartussen zitten funk, Philly, disco, de doorbraak van de Jamaicaanse muziek - Bob Marley voorop uiteraard -, punk en de 'album rock' waartegen de punk een reactie heette te zijn. Daartussendoor loopt Bowie, de Beatles van de jaren zeventig (al waren en zijn dit voor de Mainstream Media natuurlijk die twee Zweedse echtparen).

    Je kon er op dansen. Op het meeste hiervan in ieder geval. En anders in de kussens achterovergedoken slurpen aan een kruidige sigaret. De muziek die de rode jaren begeleidt laat Verbij buiten beschouwing. Ook de zelfgespeelde, de "bewegings"-muziek - van Vuile Mong via de Vlojenband tot de Fanfare van de Eerste Liefdesnacht toe. Je kunt niet alles hebben.

    *


    Voor mij begint het tijdvak met de nederlaag van het streven waarvoor ik mij had ingezet: de onafhankelijke republiek Biafra, 15 januari 1970. Deze inzet heeft mijn politieke kennis en keuze tot op heden bepaald. En ik heb geen enkele reden deze te betreuren.

    Het tijdvak eindigt met iets wat ik mij tot op de minuut herinner. RVZ (Radio Vrij Zilverberg) was op 31 december 1980 voor het eerst in de gehele agglomeratie Amsterdam te horen dankzij een geleende sterke zender. En ik "deed" het blok rond middernacht. Op het ogenblik dat de vuurpijlen afgingen draaide ik de collage War games van Joe Butler, die naadloos aansloot bij de herrie buiten. De inauguratie van Ronald Reagan stond voor de deur. We hebben het overleefd, kunnen we nu zeggen - sterker nog: Ronnie, kom terug, alles is vergeven...

    *


    Lazen revolutionairen of radicalen in dit tijdvak eigenlijk wel eens iets van belang? Verbij vermeldt nauwelijks wat er zoal langskwam aan intellectuele productie (in ieder geval toch allemaal import), tenzij het om zoiets treurigs als teksten van de RAF gaat. Maar dat men in Nederland een broertje dood had aan serieuze studie lijkt mij door volgende episode wel geïllustreerd.

    December 1971. Een groep namens de studievereniging vraagt om ruimte voor 'marxistische economie' in het kandidaatsexamen economie bij Algemene Politieke en Sociale Wetenschappen (in de wandeling politicologie genoemd). Voorgesteld worden hoofdstukken uit Theorie der kapitalistischen Entwicklung van Paul Sweezy - een Suhrkamp-vertaling van het op dat ogenblik niet leverbare Engelse origineel. Daarnaast Magdoff's Age of imperialism, dit in plaats van hoofdstukken uit het officiële nieuwe handboek van Lipsey en Steiner, Positive economics. De docenten zien er niets in, verwijzen naar de praktijk in de reëel-socialistische landen (ze rekenen daar van alles uit met computers, verder is er geen verschil). Als tegenvoorstel bieden zij Economic systems van zekere Goldman, en dan mag Magdoff ook wel. Oordeelt u zelf in de kerstvakantie.

    Welnu, dat heb ik gedaan. Zelden zo'n concentratie gehad op één studiegebied, zowel op het voorgeschrevene als op het 'alternatief'. Ik heb alle vier gelezen en geëxcerpeerd - en eigenlijk heb ik uit alle vier van alles geleerd. Zo kwam ik de kerstvakantie door - er was voor mij geen hinde in hotpants om mij van deze taak af te houden.

    Voor anderen blijkbaar wel. Toen de geplande bijeenkomst plaatsvond waarop de desbetreffende boeken tegen elkaar zouden worden afgewogen vroegen de docenten: "Wie heeft het gelezen?" Geen vinger ging omhoog, merkte ik - en dus stak ik de mijne ook maar niet op. Wilde geen spelbreker zijn of wijsneus. Het was een beslissing die in enkele seconden valt - niet opsteken die vinger. De docenten wisten genoeg: zeuren over marxisme en er geen enkele moeite voor willen doen. Eigenlijk deelde ik hun standpunt - en de zogenaamde solidariteit die mij ervan weerhield te doen weten dat ik het wel allemaal gelezen had kan ik natuurlijk omkeren: wie was er solidair met mij? Niet dat mijn bijdrage verschil zou hebben gemaakt. En dit was nu eens een tentamen waar ik goed op voorbereid was en dat ik verder moeiteloos haalde. Een leerzame ervaring. Deze aanstaande intellectuelen waren geen aanstaande intellectuelen, als u begrijpt wat ik bedoel.

    *


    Anti-intellectueel - tot op heden, lijkt mij, en dit is typisch Nederlands waarschijnlijk. Schokkender nog vind ik het mannetjesachtige dat zo spreekt uit de verhalen die Verbij bijeenbrengt. Maoisten bestaan uit vier mannelijke bonzen en zes mooie meiden - geen van de laatste wordt genoemd. Was hun taak alleen maar mooi en meid te wezen? Zoiets doet mij licht huiveren - tegelijkertijd begrijp ik plotseling het separatisme dat de tweede golf van het feminisme op een zeker moment tentoonspreidde, en waarvan ik op dat ogenblik niets begreep. Ik was geen bons, waarvan dan ook, en blijkbaar was mij iets ontgaan. Toch had ik gewaarschuwd kunnen zijn.

    Tijdens de bezetting van het Instituut voor de Wetenschap van de Politiek heb ik een tijd zitten praten met Selma Leydesdorff, in ieder geval degene die de mystificerende naam Dolle Mina voor een verzameling acties heeft bedacht. Op dat ogenblik had Dolle Mina officieel al gekozen voor de marxistisch geheten lijn, die de emancipatie van de arbeidersklasse vooropstelde als voorwaarde voor de bevrijding van de vrouw. Op zuivere intuïtie af vroeg ik Selma: "Volgens mij vindt Rita Hendriks die lijn niet juist - ik zie gewoon aan haar dat ze er niet achter staat." Rita Hendriks was de meest naar buiten tredende Dolle Mina van die dagen. "Dat klopt, dat heb je goed gezien," zei Selma. Ik: "Maar waarom dan?" Selma: "Omdat haar vriendje het zo wil." Het marxisme van Dolle Mina rook naar baard (om het boven de gordel te houden)... Het separatisme was onontkoombaar - achteraf gezien.

    *


    In Tien rode jaren komt nauwelijks iemand voor die ik gekend heb, en al helemaal niemand die ik bekend heb in die tijd (Verbij laat blijken - katholiek van huis uit, thans woonachtig in Duitsland - niet te weten wat dit bijbelse werkwoord betekent, wat tot een komische passage leidt over 'bekennende christenen' in de CPN).
    God zij gedankt en geprezen, dunkt mij, dat ik er niet toe deed - en zoiets geldt blijkbaar ook voor degenen op wie ik verliefd was. Vrouwen, zo blijkt, deden er immers ook al nauwelijks toe. Het lijkt mij dat de hoek waar echt aan 'revolutie' gewerkt werd buiten het blikveld van de schrijver valt - waarschijnlijk, en daarom is het vergeeflijk, omdat hij er blijkens een persoonlijk addendum, er zelf ook niet toe deed, wat betreft revolutionair of radicaal zijn.

    Maar wat was mijn eigen revolutionaire verwachting of inzet, toen? In de zogeheten Eerste Wereld ging het er om dienstbaar te zijn aan de revolutionairen in de Derde Wereld (inclusief gekleurd Noord-Amerika). Er waren landen die zich zo te zien ontworstelden aan de greep van het kapitalisme - strijd tegen de bestaande verhoudingen 'hier' kon alleen in het perspectief van de veranderingen 'daar' gezien worden. "Zij" pakken Chili terug - en hoe -, "wij" krijgen Portugal - waarmee het revolutionaire proces zeer dichtbij kwam. Hoe dit politiek vertaald werd in deze streken was niet duidelijk - en is het tot op heden niet. Wie ter linkerzijde een revolutionaire machtswisseling voorzag was niet helemaal goed bij zijn of haar hoofd. Het duidelijkst was dit nog op 30 april 1980. Daar zat de politieke macht van Nederland, in het voormalige stadhuis of in de Nieuwe Kerk, en de barricaden verrezen rondom. Maar waartoe? Waarom moesten we naar de Dam (waar je individueel trouwens zonder moeite kon komen)? Was er een Voorlopig Comité dat de macht over zou nemen en organiseren? Ik heb dit vantevoren met vrienden besproken, en met verbazing het radicaaltje spelen van de meesten op die dag aangezien. Mijn opvatting van de komende revolutie is nog steeds niet veranderd sindsdien. Het is mij alleen wel duidelijk dat wie zich revolutionair noemt in Nederland het niet is - en dan hoef ik al helemaal niet aan de CPN te denken.

    In het algemeen heb ik niet de indruk dat serieuze anarchisten in Nederland een ongrondwettige machtswisseling - laat ik het zo maar uitdrukken - in Nederland aanstaande achtten. Anarchisten streven ook niet naar een soortement staatsgreep, maar naar het irrelevant worden van de staatsmacht, op allerlei manieren. Hiervoor hoeven anarchisten zich niet als anarchisten te organiseren - dit is de afgelopen decennia in Nederland onmogelijk en in feite ook onwenselijk gebleken. Maar dit is geen gegeven voor alle tijden en plaatsen - het is natuurljk het gemakkelijkst te verwijzen naar Spanje tot 1939, maar ook in Nederland hebben (kleine) groepen anarchisten als zodanig nogal wat tot stand gebracht - voor de Duitse bezetting in ieder geval. De studie van de (Nederlandse) linkse en de arbeidersbeweging is een van die intellectuele tussenstops, die een nogal grote halte is geworden, uit de jaren zeventig. Ik ben er althans nog steeds mee bezig.

    Deze persoonlijke uitweidingen als voorafje aan de Gutenbergversie van mijn bespreking van Tien rode jaren. Tot een volgend keer...

    [Uit de ruimen die leeg moeten. De genoemde Gutenbergversie van de bespreking staat hier. De hinde in hotpants begrijp je alleen als je het boek gelezen hebt - eigenlijk best een vertederende passage].

    Een eenvoudige oproep tot christen-anarchisme


    Elf jaar geleden werkte mijn lief in de Gladstone-bibliotheek in Hawarden, Cymru. Een collega van haar aldaar verkortte het begrip Christian anarchy tot Christanarchy, wat een lettergreep scheelt. Ik vond het een goede greep, deze verkorting, en heb mijn eerste site zo genoemd. Toen ik hem "had ingenomen" stopte ik het woord in de zoekmachine (dat was toen zeker een andere dan die welke nu spreekwoordelijk is). Als treffer kreeg ik het hieronder besproken boek van Dave Andrews.
    Wij schrijven voorjaar 2000.


    Een Engelse collega-onderzoeker op het gebied van het christen-anarchisme sprak enige tijd geleden tegen mij als zijn mening uit dat de enige toekomst voor het christendom in het anarchisme ligt - en omgekeerd. Een stelling die voor mij veel nadenken vergt, omdat de consequentie ervan engagement, nee vereenzelviging met wat ik onderzoek zou zijn. Een schrijver uit een volstrekt onverwachte hoek maakt deze keuze bijna aantrekkelijk. Dave Andrews, schrijver van Christi-Anarchy, komt uit de hoek van de reborn Christians, een griezel als Pat Robertson (Andrews noemt hem ook zo intussen) is zijn oorspronkelijk referentiepunt. Maar zijn bekering-na-zijn-bekering lijkt mij duidelijk, aannemelijk en oprecht - waarmee de ingenieuze naam Christianarchy gered is van een eerdere bezoedeling door een Engelse neonazi. Gelukkig maar, want ik heb inmiddels een website ingericht onder die naam...(deze dus!)

    De Australïër Andrews is geen theoloog of historicus, en zijn requisitoir tegen de zondeval van het Christendom, zoals de remonstrantse theoloog Heering het noemde doet vooral emotioneel aan: bedrog, geweld, moord en doodslag in naam van "de grote liefdesanarchist van Nazareth" (omschrijving door Jan Boezeroen/S.v.d. Berg). Het is niet nieuw, en dat is zijn pleidooi voor het aansluiten bij de anarchistische onderstroom die het christendom van begin af aan heeft gekend ook niet. Hij beklemtoont, zij het terloops, dat het niet nieuw is, maar waarschijnlijk door zijn achtergrond komt hij niet tot afwegingen: weegt één Franciscus niet zwaarder dan tienduizenden kruisvaarders? zijn Jacques Ellul of Ivan Illich - laten we hem ook eens noemen! - niet belangrijker voor het gezicht van het christendom dan de massamoordenaar Rios Montt (een reborn Christian, en daarmee een bron voor de diepe teleurstelling van Andrews)? Impliciet kiest Andrews wel. Expliciet kiest hij voor kleinschalig werk in de stijl van de Catholic Worker, in de geest van de naamgever van het christendom, die hij consequent historiseert.

    De Christusgeest ziet hij intussen bij alle religies, en hij vindt het christendom als zodanig niet belangrijk - en een christelijk superioriteitsgevoel noemt hij onchristelijk, wat mij juist lijkt. Waar geestverwanten van een eeuw geleden en ook nog later een streep trokken bij de islam en de zogeheten natuurgodsdiensten gaat Andrews verder, ook dit lijkt mij goed. Mijn kniezen over het verhaspelen van niet-Engelse namen, over het historiseren van Jezus en over het s-woord dat in de ondertitel opduikt legt het tenslotte af tegen wat ik Andrews' bevindelijkheid zal noemen. Het christen-anarchisme is een levende realiteit, en het heeft een mogelijk populair manifest opgeleverd. Misschien heeft die Engelse collega ongelijk, maar ik ben in ieder geval blij dat we iets wat leeft blijken te bestuderen.

    - Dave Andrews, Christi-Anarchy: discovering a radical spirituality of compassion. Oxford: Lion, UK 6.99.

    27 juli, 2009

    Eiland van schande


    De schande van Diego Garcia is in Groot-Brittannië redelijk gedocumenteerd tot en met in de vorm van een documentaire van John Pilger. Niet dat het in de praktijk iets uitmaakt voor de verdrevenen.
    Inmiddels is in de VS nu een boek uit, Island of shame door David Vine, die blijkbaar als eerste voor het publiek in de VS documenteert hoe het zit met de eilanden. Hij timmert al een tijdje aan de weg op dit punt.

    Collega Scott Horton interviewt Vine hier.

    Een Australisch actualiteiten-item van ook alweer twee jaargeleden.

    Vrije radio voor een vrije samenleving


    Voorjaar 2004. Er zal wel flink betaald zijn voor het portretrecht van Cassius Clay alias Mohammed Ali door - zie maar, de advertentie ontkwam niet aan de omfunctionering terwille van vrije radio.
    Unieke eigen foto - Amsterdam, circuit Mauritskade/Linnaeusstraat.
    (Ik was destijds nog verbonden aan Radio 100 en ik moet er misschien bijzeggen dat de ontmoeting een volstrekte verrassing was).

    26 juli, 2009

    Je handen laten wapperen in de bestuurde wereld


    Zondagochtend, 8 juli 2001. De Transkul-redactieraad beraadt zich op Dingen Te Doen. “Het is niet de tweede zondag van de maand, wel?” “Ja, dat is het wel!” “Dan is er vanmiddag wake bij het Grenshospitium. Zullen we daar naar toe gaan?”

    Tja mensen, we hebben jullie zo vaak opgeroepen naar zo’n demonstratie te gaan, en zelf hebben we er nooit aan deelgenomen. De hittegolf die deze streken de voorgaande dagen bezocht heeft is net voorbij, het is bijna koel, misschien gaat het zelfs regenen, maar dat mag geen bezwaar zijn. Goed, we gaan.

    Als je zo jong bent als ik kun je het zonder problemen zeggen: ik ben nog naar een protestbijeenkomst geweest tegen de bouw van de Bijlmerbajes. Isoleercellen waren er gepland, het was een forse capaciteitsverhoging van het gevangeniswezen - mocht het onverhoopt te veel zijn, dan werden de kamertjes omgetoverd tot studentenflats. Jak van der Meulen, de anarchistische rechtsgeleerde, noemde het een bedenksel van Van Agt, de toenmalige minister van justitie, en het gemakkelijkste haatdoelwit van geheel links.

    En op een onbewaakt ogenblik stonden die torens daar. Ik heb zelfs mensen gekend die er zaten, twee meisjes die wat onbesuisd de stadsguerrillera wilden gaan uithangen, springstof in een plastic zakkie aan het fietsstuur, en verlinkt door onbetrouwbaar volk uit het kraakpand waar de actie beraamd werd. Een van hen kon ik zelfs een kaart sturen, waarop stond dat ze vrij moest. Het was een foto van een muur met een opgekalkte kreet, het betrof trouwens haar broer, maar die had onmiskenbaar de zelfde achternaam. De kaart is de censuur gepasseerd.

    Weer later kon je in de trein zitten, naar de torens kijken, en dan kon daar voor het raam van die toekomstige studentenflat een gestalte staan, die je in het voorbijgaan zag. Hij wuifde. Jij wuifde terug. Het omgekeerde kon ook. Dat kon niet blijven duren, vond men bij justitie, dus werden er dikke tralies voor de ramen aangebracht. Ik keek nog steeds wel, als de trein langsreed, maar je moest wel heel goed kijken wilde je iemand ontwaren, en wuiven zat er niet meer in, een rijdende trein geeft geen herkansing.

    Hoewel de misdadigheid schandalig en steeds voortmarcherend om zich heen grijpt, is er nu blijkbaar overcapaciteit in de Penitentiaire Inrichting Overamstel, zoals de Bijlmerbajes officieel heet. Een van de torens is nu dan ook ingericht als “Grenshospitium”. Technisch-juridisch betekent dit dat er vreemdelingen, die na de landing op Schiphol niet als bona fide bezoekers van Nederland beschouwd worden, in dit officieel niet als Nederland geldende gebouw te gast zijn tot ze alsnog het land in mogen, of - waarschijnlijker - naar elders worden afgeschoven, of teruggestuurd. Asielzoekers zullen er zeker bij zijn, maar de opinie-industrie heeft het over gelukszoekers, als het over mensen gaat die in dit gebouw te gast zijn. Een collega-boekhandelaar heeft ergens in de Bijlmer op een blinde muur in een tunnel de kreet Wij eisen geluk gekalkt, het is nog de naam van een Nijmeegs blad geweest, en deze kreet staat voor de opinie-industriëlen model voor de waanzin van de jaren zeventig. Geluk, daarvoor zijn we niet op deze wereld. Daar hoef je dus ook niet naar te zoeken in Nederland.

    U zult wel niet zo naief zijn te denken dat er in het Grenshospitium mensen als gast worden opgesloten uit Frankrijk of Duitsland, uit de Verenigde Staten of zelfs Israel. In die landen weet men afdoende dat we niet voor geluk op de aarde zijn. Nee, een tintje donkerder zijn dan bleekrose, een paspoort van een land waar weinigen een paspoort hebben, of helemaal geen paspoort, dat zijn gronden tot verdenking van gelukzoeken. Er zijn volgens de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog maar twee landen op de wereld waar zodanige oorlog woedt dat ze als “onveilig” zijn aangemerkt: Sierra Leone en Afghanistan. Ook de mensenrechten bloeien overal als nooit te voren, de Muur is tenslotte al twaalf jaar geleden gevallen, nietwaar. Dus komen wij voor de wake terwille van illegale gelukszoekers. Zijn nu de zoekers illegaal, of is het geluk dat?

    Als eerste menselijke gestalte verschijnt in wat een vaste deelnemer aan de wake als het trappenhuis aanduidt een rug, gehuld in een mouwloos hemd, eindigend in een soort rolkraag, blote schouders. Een vrouw, klaarblijkelijk. Wit. Op een gegeven ogenblik kijkt ze om. Er verschijnen meer gestalten op de diverse verdiepingen, de meeste in enkele hemmetjes gekleed - de hitte van de voorgaande dagen moet nog in dit gebouw met zijn getraliede ramen hangen. Mensen die hier vaker komen beginnen te wuiven naar de gestalten. Ik vind het een gênant machteloos gebaar dat niet direct uitdrukt hoe boos ik ben over het opsluiten van vreemdelingen in mijn naam, onder het motto dat Nederland vol is (tot nu toe mag dat niet gezegd worden in de opinie-industrie, maar het gaat nu steeds sneller, dus waarschijnlijk mag het nu wel - het taboe is in ieder geval schijnheilig, want dit is al jaren wat gelukszoekers per circulaire te lezen krijgen). Je hand heffen en wuiven. Maar wat kun je anders? Voor steeds meer ramen verschijnen menselijke figuren, ze wuiven zelf, of wuiven terug, rammelen aan de tralies. Ook de eerste gestalte wuift nu. Ze schrijft letters op het raam. “Free all”, meen ik er uit op te kunnen maken.

    Hoe onschuldig ben je aan de opsluiting van deze mensen, ben je onschuldig als je alleen maar je hand laat wapperen naar onbekende, bijna niet te onderscheiden mensen achter tralies in een loeiheet gebouw? De organisatoren van de wake vinden het nodig een stichtelijk lied aan te heffen, en een gebed te beginnen. Als ik niet meer belijdend atheïst ben, dan ben ik nog steeds puriteins-hervormd: een dergelijke eigen-lofzang op wat blijkbaar als een Goed Werk telt doet voor mij ernstig afbreuk aan het eventuele goede van het werk zelf. Hoewel ik nuchter gesproken niet twijfel aan de intenties van de organisatoren, vind ik dit nu heel erg: de gestalten staan voor de ramen. Begrijpen die waarom er nu niet gewuifd wordt? Begrijpen ze trouwens waarom er wel gewuifd wordt? Er komen mensen uit het gebouw, bewakers, die in het algemeen vriendelijk genoeg zijn. Voor steeds meer ramen verschijnen mensen. Men weet daar niet van elkaar dat je niet iedereen tegelijk kunt zien of toewuiven. Iedereen voor alle ramen wuift. De meeste ingezetenen zijn wit of lichtbruin. Pas op het allerlaatst merk je dat de mensen met de donkerste huid vanuit het licht in het donkere, zwaargetraliede gebouw niet te zien zijn. Er staan aan een kant ook veel kinderen. De arm waar ik een paar jaar geleden bij een val op geland ben houdt het niet meer, dan maar doorwuiven met links. Wuiven als actie - ja, ik weet het, er bestaat zelfs een jargon-uitdrukking voor: zwaaidemo. Maar dat doet men naar mensen die wel degelijk weten waarom ze opgesloten zijn, en dat is niet alleen omdat ze vreemdeling zijn.

    Mijn vaste oriëntatieraam is die van de eerste menselijke gestalte, de vrouw met het witte hemd. Ze maakt nog steeds letters op het raam. Ze bevindt zich op de bovenste verdieping. Ik meen te kunnen onderscheiden dat ze uit Oost-Azië komt, al valt ook dit niet met zekerheid te zeggen. Zelfs dat het een vrouw betreft is nog niet eens zeker. Iemand zegt dat er een razzia is gehouden de voorafgaande nacht, en dat er tientallen Chinese prostituees in het Hospitium zijn opgesloten. Razzia. Opsluiten. Om afgevoerd te worden - oude termen herleven. De nieuwe gasten van dit gebouw zouden echter op de laagste verdieping zijn opgeborgen. “Mijn” gestalte staat op wat de hoogste bewoonde laag lijkt te zijn, wat niet de hoogste verdieping van de toren is. Wuif ik geconcentreerd naar een hoer? Je moet alles voor het eerst van je leven meemaken, nietwaar - ook al is zij niet opgepakt bij de razzia van de avond tevoren, de kans is groot dat ze het geluk zoekt, op de vlucht voor wat in Nederland dat de tucht van de markt kent “relax-ondernemers” heet.

    De demonstratie, of wake, sluit af, en gaat collectief naar de enige horecagelegenheid in deze omgeving, een vestiging godbetert van McDonald's. Onder gemor ga ik mee. En hier speelt zich het ontstellendste van de hele wuifmiddag af. De gestalte in het witte hemd blijft op het raam schrijven, ik zie haar doorgaan terwijl ik aan de shake zit. Kan ze ons zien? Je moet je dwingen tot de gedachte dat ze het zelf heel leuk gevonden zou hebben naar McDonald's te gaan als ze vrij was geweest om te gaan en te staan waar ze wilde. Een uur verstrijkt, ze blijft schrijven. Ik wil in ieder geval een antwoord op de vraag of ze ons van daar af helemaal nog kan onderscheiden, of liever: mij, want ik ben de enige die op haar let, zij is de enige die nog voor het raam staat. Wat ze schrijft kan ik nauwelijks begrijpen. Ik meen “name” te lezen. Ja, “schrijf je naam”, zou je kunnen doorgeven, dan kun je misschien een kaart sturen - aan iemand met een naam moet dat kunnen in dat gebouw. Een kaart is meer dan wuiven - of niet?

    We gaan terug naar de slotgracht, waar onuitwisbaar gekalkt staat op de muur Neu Stammheim en RAF solidair. Ze staat daar nog steeds, ze wuift, ze schrijft weer “Free” - het staat nu zeker vast dat het om een “ze” gaat want er zit even een kind op haar schouders. Maar we hebben geen karton of zo waarop leesbaar te schrijven is: “Geef je naam”. Voor een ander raam verschijnt ook weer iemand - hier kun je aan de gang blijven (laat dit meteen een tip zijn). En dan, tegen vieren is het afgelopen: wij brengen een geïmproviseerd briefje naar de portier, in de hoop dat het aankomt bij de wuivende gestalte - de jeugdige Oostaziatische moeder die steeds letters op het raam bleef schrijven. Haar kind blijft nog even achter.

    Dat er in die torens “gewone” gevangenen zitten vind ik eerlijk gezegd al gênant en erg genoeg, en dat het simpele gebaar van even wuiven vanuit de trein onmogelijk is gemaakt zegt alles over hoe men denkt over deze gewone gevangenen en hoe zij naar de wereld buiten mogen kijken. Maar het kan altijd erger. In een van die torens worden namens u en mij mensen opgesloten omdat ze niet blank genoeg zijn. En niet blank genoeg betekent in deze wereld dat je niet beseft dat je niet voor geluk op de wereld bent. Dat zal ze ingepeperd worden. Vol Nederland heeft een plaatsje van drie bij vier meter voor je, zolang het duurt. Die maten weet ik, omdat het de rijksvoorgeschreven minimumnormen (en daarmee meteen maximumnormen) voor studentenkamers waren. Ik heb zelf jaren in zo’n kamer vertoefd. Studentenhuisvesting is thans “aan de markt” uitbesteed. Men heeft nu echter toch weer een bestemming voor de Bijlmerbajes, halleluja!

    (De Geocities-ruimen moeten leeg! - 2001)

    Lazy Sunday afternoon... (lof van het internet)


    Een kwarteeuw geleden of daaromtrent vond ik bij de bekendste tweedehandsplatenzaak van Amsterdam het singletje L. David Sloane van Michelle Lee, uit 1968. Een liedje van een meisje dat het niet leuk vindt nagezeten te worden door zeker persoon (met die naam) maar er zit toch ook iets van een gevleide ondertoon in. Semper mutabile...
    Anderhalve gulden kostte het. Ik woog af of een lage notering in mijn persoonlijke hitlijst van die dagen aankoop wettigde.
    Toen ik mijn eigen steilheid overwonnen had (puriteins, noemde een vriend haar ooit) - wat minuten later - was het singletje weg. Nooit meer gezien.
    Op een landerige zomerzondagmiddag die aarzelde tussen zon en bui herinnerde ik dit mij en ik bedacht: "zou het op YT te vinden zijn? dan hoor ik het tenminste nog eens."
    Want waar zou je het ooit te horen krijgen, als ik er zelf niet voor zorgde (wat ik dus niet kan).
    Het was gewist van YT.
    Maar hier vond ik uitkomst, op een site die een maandlang de kans biedt tracks te laden zelfs.

    Ik heb er zelfs een fotohoesje bij - in 1968 zou ik er niet mee thuis hebben durven komen geloof ik (gezinsterreur noemde ik dat een tijdje geleden), in pakweg 1984 had het plaatje geen fotohoesje.
    De lof van het internet kan niet genoeg gezongen worden.

    De zangeres werd midden jaren tachtig soapster, net als Anita Harris. Ik heb er geen boodschap aan, ik ken de dames alleen uit '67-'68. Allez, hier is Anita met haar Northern Souolachtige Playground. (Die heb ik met fotohoesje, sterker nog - ik heb dt gescand voor een sampler waarvan ik niet weet of deze verschenen is of dat-ie alleen lokaal in de scene gebruikt is).



    Op een Mechels terras


    Wonderlijke merknaam voor bier - tenzij het in het verlengde ligt van "trappist"....

    Reaguren - een gedachte voor de zondag


    Veel commentaar krijg ik niet en meestal is het gegevene vriendelijk. Maar wat mij verbaast is de onmiddellijk-agressieve toon die wordt aangeslagen door mensen die waarschijnlijk via een zoekmachine bij een post van mij terechtkomen.
    Aaseter, domoor, macho, toe maar - en dit omdat ik een mij onbekende uitgave uit de jaren zeventig signaleer die de opmerkelijke titel draagt De waarheid over het vegetarisme.
    Anoniem, natuurlijk. Waarom eigenlijk?

    Als ik op een site terechtkom die zoveel woede bij mij los zou maken (in het algemeen vermijd ik dezulke, maar dat zijn de bekende gevallen) zou ik toch eerst eens kijken wat de achtergrond van de gewraakte site is. Het lijkt mij niet moelijk er achter te komen dat de schrijver zelf vegetariër is en hoe hij er over denkt - als de wellicht te ironische toets van het woede opwekkende stukje dit niet zelf doorgeeft....
    Bejjegek. "Wij zijn geen grasvreters". Persoonlijk eet ik dagelijks gras, gemalen en verwerkt, of gepeld. Maar dit zal wel weer een te moeilijke opmerking zijn die biologische kennis veronderstelt.

    En dan een paar dagen geleden - een gedocumenteerde Anonymus die evenwel niet kijkt naar waar hij (vermoedelijk "hij", maar misschien geef ik De Vrouw In Het Algemeen dan te veel eer...) terechtgekomen is. Ik citeer een gedichtje van Willem Wilmink - iemand van wiens oeuvre voorzover ik het ken ik niet zo onder de indruk ben dat ik bundels van hem moet hebben, en dit gedicht bevestigt het alleen maar, maar dan gaat het om het poëticale moet ik er meteen haastig bij zeggen - op gezag van een internetsite en daar is blijkbaar het slotkwatrijn achterwege gelaten. Waas ich viel.
    En moet ik daar een reden achter vermoeden als ik het onderhavige meesterwerk alleen geciteerd door Finkers op televisie ken? Anonymus weet raad - ik gun Wodan geen eer:
    Weer een typerend staaltje van Gristelijke manipulatie..

    De spelling "Gristelijk" dient dezer dagen om maximale afkeer van het Kristendom tot uitdrukking te brengen. In eerste instantie zijn de pijlen gericht tegen de kleine tak van de Hervorming in Nederland waar men de Nieuwgriekse uitspraak van de beginklank van het woord Christus hanteert - hetgeen in de Nederlandse spelling al gegeven wordt. Waarom men zo hecht zan die Nieuwgriekse uitspraak is een raadsel en het antwoord is vermoedelijk slechts: u weet waar u bent, en waar u bent zijn we Zwaar.

    Omdat ook de meeste leden van de ChristenUnie - waar je wellicht anders zou verwachten - de partijnaam met de Oudgriekse K uitspreken (strikt genomen: een K-aspiraat maar dat is nu eenmaal te moeilijk) kunnen wij vermoeden dat de Nieuwgriekse klank slechts geuit wordt door sommige Bonders, SGP-aanhang en niet zo naar voren tredende CU-aanhang. Een klein gezelschap, maar metonymisch draagt het de verachting die Christenen in het algemeen ten deel valt.

    Voor de Bevrijde Verlichten is men eigenlijk nooit zomaar christelijk met een k maar altijd aangedikt tot de ch-uitspraak (die wonderlijkerwijs alleen met een g tot uitdrukking kan worden gebracht in de spelling).
    De reaguurder heeft niet gekeken naar de context waarbinnen hij reaguurde. Of misschien was een blik naar de linkerkolom genoeg: De bleke lijdende jongeling aan het kruis.
    Dat hoef je niet aan te klikken. En als je het wel doet is het verhaal waarschijnlijk te moeilijk.
    Een Gristen, concludeerde hij meteen en stortte zijn - eigenlijk onbegrijpelijke - vitriool uit.

    't Takes all kinds I suppose.

    Lichtschip b.d.


    De weersvoorspelling zat er behoorlijk naast - het was aardig zacht zomerweer met bries. Aanleiding tot een uitstapje langs en aan het IJ, voor het eerst sinds jaren.
    Het Open Havenmuseum is niet meer. Toch lijkt het informeel te functioneren bij de voormalige NDSM-werf in Amsterdam-Noord, waar onder andere een onderzeeboot, een kraan in werkstand en een lichtschip liggen.

    Lichtschepen - zijn ze er nog voor de Nederlandse kust? Hoe is of was het leven aan boord van zo'n schip?
    Het antwoord op de eerste vraag luidt: neen. En wat de tweede betreft...
    De sites die ik er over gevonden heb zo snel zitten niet overzichtelijk of slim in elkaar, maar dit lijkt voldoende om ieder romantisch beeld weg te poetsen:
    Het verblijf aan boord van een lichtschip was vroeger niet zo luxueus. De bemanning verbleef in een gemeenschappelijke ruimte, waarin gewoond, gekookt, gegeten en geslapen werd. De laatste lichtschepen, die gebouwd zijn in de vijftiger jaren, waren vergeleken bij de eerste comfortabel en voorzien van de modernste snufjes. Het leven op een lichtschip was ook niet altijd zonder gevaar. De meeste ongelukken gebeurden bij dichte mist, waarbij de kans op een aanvaring het grootst was.

    Bron.

    25 juli, 2009

    Nu u het zegt...


    Love buzz< Shocking Blue


    After you've gone - Django Reinhardt centraal


    Gypsies, tramps and thieves, Chér

    De misère van de Nederlandse omroep

    En tot zover lieve kijkers Fijn voor het brein.
    Na de reclame neemt Feest voor de geest het over.

    De doktersrekening

    Deze geweldige van Gil Scott-Heron vind ik op YT via Antiwar.com. Ik zou niet op het idee gekomen zijn in te gaan op de hype van veertig jaar op de maan. Er is werkelijk niets veranderd op aarde in de VS in die veertig jaar:

    Whitey on the moon

    24 juli, 2009

    Een ware plaag - de Nederlandse tolerantie tegen nomadisch levenden


    Franz Oppenheimer geeft als een mogelijke verklaring voor het ontstaan van het onderdrukkende apparaat dat de staat is, de botsing tussen nomaden en sedentairen. Nomaden nemen als het ware de landbouwers in gijzeling: het vee kan de oogst vernielen en opeten. Een aardig verhaal, maar ook niet meer dan dat - hij kon waarschijnlijk aan tamelijk recente ontwikkelingen in Afrika denken bij dit idee, maar een verantwoorde empirische toetsing die de verklaring algemeen toepasbaar maakt is onmogelijk. De verhouding tussen nomade en sedentair is moeilijk, en er valt over de afgelopen eeuwen waarschijnlijk veel meer historisch materiaal te verzamelen dat de interpretatie voedt waarin de sedentair de nomade onderdrukt, en zeker niet andersom.

    Trekken en arbeid horen van oudsher bij elkaar. Jagen en verzamelen vereisen verplaatsing, in de veeteelt is het verschijnsel van de transhumance, het meetrekken met het vee, ook in Europa nog niet helemaal uitgestorven. Maar ook de sedentaire landbouw vraagt van oudsher om trekarbeid, en hier zijn we op het terrein van de actualiteit rond het thema tolerantie. Poolse aspergeplukkers? Somalische bollenpellers? Het is bekend dat het voorkomt, maar het mag niet, het wordt door de vingers gezien omdat iemand dit werk toch moet doen, maar regelmatig steken dienders stokjes voor deze trekarbeid.

    Tot in de twintigste eeuw kwamen er landarbeiders uit Duitse gewesten naar Nederland (of de streken die later Nederland zouden gaan heten, om precies te zijn). Hun economisch noodzakelijke aanwezigheid werd getolereerd, daar is eigenlijk alles mee gezegd. Ze waren herkenbaar, hun gebruiken waren net iets anders, ze spraken Nederduits (Platt), dat zo sterk op Nederlands lijkt en daardoor "raar" aandoet. Sommigen gingen in de opkomende industrie werken, zeer bekend zijn nog steeds de marskramers van wie sommige nazaten zeer geslaaagde zakenlieden zijn geworden in Nederland. In feite zijn er zoveel in Nederland blijven wonen dat ze (eigenlijk wil ik zeggen: "we") in de nieuwste verhalen als "autochtoon" gelden. Maar dit zogenaamde geslaagde integratieverhaal gaat voorbij aan de lichte minachting en spot waarmee de hannekemaaiers, kiepkerels, mieren of poepen ontvangen zijn, en die nog in verhalen over hun spreekwoordelijke domheid rondwaren (dat rare taaltje, nietwaar).

    Maar het ging of gaat hier om nomadisme dat getolereerd wordt - de voorbeelden hiervan zijn nog uit te breiden naar de bouw of seizoensgebonden horeca, die ook trek met zich meebrengt. De Paddy of de Brabo op het bouwwerk, meer dan getolereerde aanwezigheid kan men niet constateren. En over de van veel verder gekomenen of nog komenden moeten we het hier maar niet hebben. Tot nu toe zijn trekkers genoemd, die waarschijnlijk nog een vaste woonplaats hadden of hebben, waar ze weliswaar misschien nooit meer naar teruggingen of -gaan. De tolerantie blijkt al eeuwenlang op te houden bij degenen die geen onroerend goed bewonen maar een tent of een mobiel huis, of "in de natuur" verblijven zoals men het eufemistisch noemt.

    Het is gangbaar om aan dit reizigerschap een "etnische" connotatie te verbinden. Er zijn groepen reizigers die een donkerder huidskleur of donkerder haar hebben. Uiterlijkheden zijn onontkoombaar maar hebben slechts de betekenis die men er in de vorm van verhalen aan verbindt. Hoe komt (of kwam) het dat veel Jordanezen (bewoners van de bekendste Amsterdamse binnenstadswijk) ook een tintje donkerder zijn, van huid of haar? In Zeeland weet men een verklaring voor deze uiterlijkheden: dan ben je nazaat van Spaanse soldaten die hier tijdens de Tachtigjarige Oorlog hebben rondgehangen. Dergelijke zogenaamd verklarende verhalen over deze spelingen van uiterlijke variatiemogelijkheden kunnen geen kwaad. Al weet je nooit wat de toekomst brengen mag.

    De donkerder tint van de reizigers of trekkende woonwagenbewoners wordt van oudsher met etniciteit in verband gebracht. In Nederland heetten zij van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw "heidens", wat met heide - het open veld waar zij verbleven dus - in verband staat. Andere aanduidingen waren Ungers (voor Hongaren), Taters of Teuten (of varianten; dit zou voor Tataren kunnen staan, maar zou ook Slowaak kunnen betekenen). Elders, waar hun eigen verhalen, of die van anderen over hen, naar Egypte verwezen, bleef een naam die hiernaar verwijst hangen (gitano, gypsie enz.). Halverwege de negentiende eeuw komt de term zigeuner in gebruik. Deze zou van de al in de elfde eeuw in het Byzantijnse rijk opgetekende aanduiding Adzincanoi afgeleid zijn. Arabische kronieken melden al in de zevende eeuw dit zwervende volk onder de naam Zott. Het zou kunnen, maar in feite weten we niet zeker of het steeds over het zelfde "volk" gaat.

    Ruim honderd jaar lang is aan het woord "zigeuner" een etnische inhoud verbonden, langzamerhand geldt het echter als synoniem voor "woonwagenbewoner". De "etnische" termen zijn nu Roma, Sinthi, Lowari (Lallari) en nog andere varianten. "Wie jou tot slaaf wil maken zal je nooit over je voorvaderen inlichten," luidt een Roma-gezegde. Dat de verhalen die tot deze verfijningen geleid hebben wellicht een overlevingsstrategie zijn voor reizigers in groepsverband ligt ook in zo'n spreekwoord besloten. Ik houd de term "zigeuners" verder aan omdat deze gemunt is door de geschiedenis van vervolging en bijvoorbeeld slavernij (eeuwenlang in Roemenië).

    Trekkers zijn in het algemeen gespecialiseerd in bepaalde beroepen. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar het heeft uiteraard zijn menselijke geschiedenis. In het Byzantijnse Rijk waren de gilden open voor de Adzincanoi. Dit was dan een uitzondering op de Europese regel. Ik beperk mij verder tot het zich zo tolerant wanende Nederland. Tot in de twintigste eeuw golden regels en beperkingen die zachtgezegd de specialisatie in de hand werkten, en die men ook gewoonweg broodroof kon noemen. Scharenslijpers, ketellappers, stoelenmatters, berenleiders, paardenkopers - tot de autoslopers van vandaag: zigeuners werden gespecialiseerd in beroepen zonder status, waarvan de economische noodzaak bij de autoriteiten ook in het algemeen als twijfelachtig werd gezien. De sedentaire "gewone mensen" waren in hun houding nog dubbelzinniger. Als er kunsten te vertonen waren liep de hele buurt uit om "naar de zigeuners te kijken". Maar de was werd wel binnengehaald als ze in de buurt waren - de kunstenmakers stonden onder voortdurende verdenking van diefstal. Desnoods stalen ze kinderen, een motief dat ook nog steeds in verhalen rondwaart. Hun paarden lieten ze zomaar in de wei van een ander grazen - enzovoort: de dubieuze aangiften in de justitierapporten mengen gemakkelijk met al even dubieuze verhalen van de gadjo. Men laat zich graag meeslepen met de muziek van Tata Mirando tot Mariska Veres, maar ze mogen toch liever niet in de buurt wonen.

    Het wonen is het problematische. Tot de negentiende eeuw was er de kwestie of trekkende vreemdelingen er voor konden instaan dat zij niet ten laste van de armenkas zouden komen - een voorwaarde tot het poorterschap. Maar dit laatste zullen weinig trekkenden geambieerd hebben. De verhalen over de Egyptenaren of heidens zijn in de zeventiende en achttiende eeuw niet te scheiden van die over benden op het platteland. De jacht is tenslotte zo effectief gevoerd dat in 1750 in de Republiek het zigeunervraagstuk opgelost was. Voor de eerste keer, in deze tolerante streken. De zigeuners zijn fysiek uitgeroeid in de achttiende eeuw in Nederland - dit voor het geval dat u het voorgaande niet begrepen heeft. Enkelen konden vluchten. Het zou tot 1868 duren voordat er weer "heidens" de grens van wat inmiddels inderdaad Nederland heette over durfden te trekken. De gangbare uitdrukking wordt echter, zoals gezegd, "zigeuners".

    Nederland is een geordende staat. Wie geen vaste woonplaats heeft bestaat administratief niet, en dit is in een ordelijke samenleving het toppunt van wanorde. Naast het "administratieve" verhaal, een echo van de zorg om de armenkas, past het verhaal van de asocialiteit en gebrekkige hygiëne: trekkers brachten waarschijnlijk wel ziektekiemen over de grens mee. Al wapperden zij met stapels bankbiljetten en deden ze goede zaken met hun bezigheden, al naar gelang de pet van burgemeester en politie stond was het parool in het algemeen: "wegwezen". Diverse circulaires waar geen wetgever aan te pas kwam waarschuwden dat zigeuners niet in Nederlandse gemeenten mochten worden toegelaten. Een staatscommissie rapporteerde in 1903 over deze "sociale hinder, een ware plaag", aan "het toenemende euvel, teweeggebracht door de bewoning van woonwagens en woonschepen". In 1918 werd het wonen in wagens aan vergunningen gebonden, waarmee de wetgever hoopte het aantal bewoners te beperken en de inferieure en asociale elementen te weren - zo werd de wet gemotiveerd. Het gevolg was dat het opjagen door gemeenten tot het verleden behoorde. Het "vraagstuk" was allesbehalve opgelost.

    De trekkende woonwagenbewoners hadden namelijk de onhebbelijkheid grenzen te (willen) overschrijden. Velen hadden geen geldige papieren, of passen die de autoriteiten verdacht voorkwamen. Internationale aanpak zou een oplossing moeten bieden. De Duitse overheid was op dit punt vanaf 1933 bijzonder energiek. In samenwerking met het dan nog niet nazistische maar "gewoon"~ fascistische Oostenrijk stelt zij de Internationale Zentralstelle zur Bekämpfung des Zigeunerunwesens in (1936). De steeds wisselende inzichten zijn tot een enkele conclusie te herleiden: wie zigeuner is, bepalen wij - en vanaf 1942 zouden zigeuners gelijkgesteld zijn aan joden. Het Nederlandse beleid ten aanzien van deze Internationale Zentralstelle weerspiegelt de gebruikelijke mengeling van administratiedrift en krenterigheid: de "zigeunercentrale" zou nooit van de grond komen, omdat deze te veel geld kostte. Maar de Bevolkingsboekhouding, zoals ingesteld in 1936, zorgde voor centrale registratie.

    Op één dag - nadat al eerder tot concentratie in kampen en een trekverbod was overgegaan -, 16 mei 1944, zijn bij een razzia allen die als etnische "zigeuners" werden aangemerkt naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz getransporteerd. De registratie speelde hier weliswaar geen rol bij, maar voorzover bereidwillig mee te werken wisten de Nederlandse uitvoerders van dit Duitse beleid wie "de zigeuners" waren en waar ze te vinden waren (door de concentratie was dit al vergemakkelijkt). Van de 245 naar Auschwitz gedeporteerden zijn dertig mensen teruggekomen. Voor de tweede keer waren de zigeuners in Nederland uitgeroeid. Nog pas gisteren...

    Deze genocide kwam uiteraard voor rekening van het Duitse naziregime. Massamoord kan bezwaarlijk als consequentie gezien worden van het Nederlandse beleid van uitsluiting, stigmatisering en aanpassingsdwang. Treurig genoeg evenwel hebben wel Nederlandse ambtenaren en beleidsmakers de geesten rijp gemaakt voor deze onopvallende genocide, sommigen hebben er aan meegewerkt, en het beleid is na de bezetting voortgezet, mede door dezelfde mensen. Mensen in een woonwagen bleven verdacht van neiging tot het asociale en moesten samengebracht worden op grote regionale kampen (het woord "concentratie" diende natuurlijk vermeden te worden). Het beleid van de grote kampen is weer verlaten. Dat is eigenlijk het beste dat er van te zeggen is.

    Waarschijnlijk vindt u het de gewoonste zaak van de wereld, zoniet een mensenrecht u te verplaatsen door middel van een auto. Misschien forenst u naar uw werk, wat natuurlijk iets heel anders is dan trekarbeid, want u staat in de file van of naar uw vaste huis. Misschien komt u wel eens bij een parkeerplaats aan de rand van stad of dorp. Een paal bepaalt de hoogte van de wagens die hier mogen komen staan. U denkt waarschijnlijk dat het tegen kampeerhippies is die op een koopje willen overnachten. Dan is de belangrijkste achtergrond van dit getuigenis van Nederlandse tolerantie u ontgaan - het is met deze geschiedenis in gedachten wel zo prettig enige onwetendheid te blijven koesteren.

    (AS themanummer Tolerantie, 2001)

    Drie landen in de katastrofezone


    Hoe staat het ook alweer, als we het toch over staatsgrepen die door de Internationale Gemeenschap goed- of afgekeurd worden, met Madagascar? De EU weigert iedere hulp en de revolutionaire (tegen wil en dank misschien) regering belooft steeds vroeger "verkiezingen" - het wondermiddel van Internationale Gemeenschap.
    Revolutionair bewind - omdat het de uitverkoop van land heeft afgelast. Reden uiteraard waarom Internationale Gemeenschap boos is. Internationale Gemeenschap staat namelijk pal voor Democratische Markteconomie, dat weet u net zo goed als ik.

    *


    Wij hoeven ook niet te denken dat de gewenste overweldigende verkiezingsoverwinning van de voormalige marxist-leninist (ach, wat heet voormalig, als je naar China of Vietnam kijkt) Sassou-Nguesso, aangevochten of niet, zonder dank aan pottenkijkers, misschien hier iets mee te maken heeft. Zelfs het ANP had het bericht over de uitverkoop van tropisch regenwoud aan Hoera vir die Boere Hoera!:

    De Republiek Congo heeft 10 miljoen hectare landbouwgrond aangeboden aan Zuid–Afrikaanse boeren, een gebied van meer dan drie keer de oppervlakte van Nederland. Dit heeft AgriSA, de grootste boerenbond van Zuid–Afrika, woensdag laten weten.

    De meesten van de 4 miljoen Congolezen wonen in het zuiden van het land, in en rond de hoofdstad Brazzaville. Het land moet voedsel importeren en de landbouw is slecht ontwikkeld, terwijl het noorden van het land vrijwel onbewoond is. Meer dan duizend Zuid–Afrikaanse boeren zijn bereid gevonden zich er te vestigen.

    Zij krijgen het land voor 99 jaar gratis in bruikleen en krijgen ook belastingvoordelen. De Zuid–Afrikanen gaan er mais en soja verbouwen en vee en gevogelte houden. De regering in Brazzaville hoopt dat de Republiek Congo qua voedsel zelfvoorzienend wordt.

    De Zuid–Afrikaanse boeren hebben op het zwarte continent een goede reputatie. Ook onder meer Mozambique, Angola en de Democratische Republiek Congo hebben belangstelling getoond voor soortgelijke projecten.


    Van deze soort marxisten-leninisten houdt Internationale Gemeenschap vurig.

    *



    De gelijkgeschakelde media hebben het met betrekking tot Honduras inmiddels wel gezien. Het land wordt in naam van Democratie en Internationale Gemeenschap verder gemilitariseerd.

    De bovenstaande foto doet sterk denken aan een van de foto's die rondwaarden na de verkiezingen in Iran.
    Maar het is Tegucigalpa maar...

    Voortdurend opgeroepen tot hysterie


    De open ruimte voor de ingang van luchthaven Schiphol, gevuld met taxistandplaats en bushaltes. En reclameuitzendingen, want de propaganda voor de democratische markteconomie moet steeds doorgaan.
    U een kans, zij een kans. Denk niet na over hoe groot uw kans is. En of uw eventuele status van miljonair de stakkers die in nood zitten misschien juist in de weg zou staan.

    Hoe uniek wordt jouw uitvaart? Het staat er echt.
    Nou, ik weet het zo al. Het is mijn uitvaart - tenzij ik in een massagraf terechtkom, maar uniek zal het hoe dan ook zijn. Niet uniek genoeg - er zijn gradaties van uniciteit, dient u te beseffen - voor de adverteerder.

    En dan is er de groepsrondleiding door het droomhuis. Dit is de slaapkamer en dit.... De vlotte witte Jonge Vrouwen kirren en slaan door: een mistig vertrek met vitrines vol schoenen. Van de andere kant komen de witte Jonge Mannen. Totaal hysterisch bijna huilend van genot gillen zij het uit, harder en gestoorder dan de vrouwen. In hun vitrines staan groene flesjes licht-alcoholische paardenpis die door de adverteerder voor bier wordt versleten. Een nauwelijks middelmatig te noemen product als bron van hysterische extase voor degenen die ook hun unieke uitvaart even moeten regelen.

    De dagelijkse hysterie - komt zij hiervandaan?

    Of het een advertentie is weet ik niet, ik kijk er niet meer naar. Maar uit het telescherm dat ons dient te indoctrineren klinkt ook regelmatig een stukje September van Earth, Wind and Fire. In de stampvolle bus zingen verschillende mensen het nog na terwijl zij op weg zijn naar Amsterdam.
    Soul helpt tegen de hysterie, had ik al geschreven.

    23 juli, 2009

    In de stuurhut van de Titanic - voortdurende crisis en verdampende staten


    Het wachten op de komende katastrofe lijkt op de kalmte die hoort bij het opgeven van alle hoop. Wij hopen niet meer op herstel van de oude wereldorde met zijn tradities, of op de herintegratie van de massa's op de vijf continenten die in een chaos zijn terechtgekomen door het geweld van oorlogen en omwentelingen en het toenemend verval van alles wat nog gespaard is gebleven. Onder verschillende voorwaarden en uiteenlopende omstandigheden slaan we de ontwikkeling van dezelfde verschijnselen gade - ontheemdheid op ongekende schaal, ontworteldheid van onvoorstelbare diepte.

    Nooit is onze toekomst onvoorspelbaarder geweest, nooit zijn wij zo afhankelijk geweest van politieke krachten waarvan we niet kunnen verwachten dat ze de regels van het gezond verstand of van zelfbehoud zullen volgen - krachten die aan pure waanzin doen denken, beoordeeld naar de normen van andere eeuwen. Het is alsof de mensheid verdeeld is tussen hen die in menselijke almacht geloven (die denken dat alles mogelijk is als men de massa's ertoe weet te organiseren) en hen voor wie machteloosheid de belangrijkste ervaring van hun leven is.

    Op het niveau van historisch inzicht en politiek denken overheerst een nauwelijks gedefinieerd algemeen inzicht dat de wezenlijke structuur van de beschaving op het punt staat het te begeven. Hoewel zij in sommige delen van de wereld beter behouden lijkt te zijn dan in andere, kan zij nergens dienen als richtlijn voor de mogelijkheden van het tijdperk, of als passend antwoord op de gruwelen van de tijd. Hoop zonder hoop en hopeloze angst lijken dichter bij de kern van de gebeurtenissen te staan dan afgewogen oordeel of inzicht. De belangrijkste gebeurtenissen van onze tijd worden niet minder effectief vergeten door degenen die in de onvermijdelijke ondergang geloven dan door hen die zich aan roekeloos optimisme overgeven.


    Profetische woorden uit een tijd die zo ver geleden lijkt dat zij plotseling hier en nu aanwezig is: 1950, het jaar waarin Hannah Arendt dit onder andere in haar voorwoord tot The origins of totalitarianism schreef. Dat een steeds verder vervallend maar zegevierend kapitalisme - zich presenterend onder de banieren van democratie en markteconomie - een subjectloos totalitarisme kon worden was niet te voorzien, en toch: de inleiding is tientallen jaren na de gouden tijd van het kapitalisme even toepasselijk als in die dagen na de Tweede Werldoorlog.

    Ooit hebben mensen binnen de democratische markteconomie duidelijk besef gehad van verleden, heden en zelfs een toekomst. Op de bij formeel onderwijs behorende manier werd dit besef in banen geleid en binnen deze banen bevorderd. De opkomst van geschiedenis als schoolvak en als bij de humaniora behorende wetenschap is gelijk ontstaan met het ontwikkelde kapitalisme (dat ik verder zal aanduiden als democratische markteconomie). Geschiedenis was nationaal bepaald. Nederland, dat als koninkrijk binnen zijn huidige grenzen pas bestaat sinds 1839, werd teruggeprojecteerd in de tijd, tot ongeveer waar de Batavieren op een houtvlot "ons land binnenkwamen". Het was dus al van "ons". Deze geschiedenis is nog net niet zo pijnlijk als die van Groot-Brittannïë, dat in 1066 veroverd werd - door wie, terwille van wat, als de Normandische erfenis als deel van het nationaal verleden wordt opgevat? Nederland had zijn eigen pijnlijke kwestie. Dat het muitziek Bels gespuis zoals een poeet uit die tijd het zo treffend noemde op goede historische gronden in één staatsverband met het zich noemende Nederland had gehoord, maar voor de eer had bedankt, slaat een gat in het nationale geheugen. Een groot deel van de vroege "Nederlandse" cultuurgeschiedenis en geschiedenis in de brede zin van het woord speelde zich af in wat inmiddels toch echt buitenland was. Het nationalisme diende zich te richten op de overwinning van de protestanten in de Noordelijke Nederlanden, waardoor het calvinistische karakter van Nederland - ook een negentiende-eeuwse uitvinding - bepaald werd. Dat dit calvinisme in de zestiende en zeventiende eeuw vooral gedragen werd door mensen die intussen met terugwerkende kracht Belgen moesten heten hoorde tot de nationale addertjes in het gras waar niet op getreden moest worden.

    De geschiedenis van het ontstaan van deze geschiedenis is inmiddels zelf... geschiedenis die nauwelijks meer enig algemeen, laat staan een "nationaal" bewustzijn raakt. De tijdshorizon naar het verleden is sterk vervaagd, en wordt door trivialiserende media en quasi-populair-wetenschappelijke drukwerken alleen nog meer uitgewist. De Tweede Wereldoorlog en de nog steeds traumatischer wordende bezetting (maar door wie? door de Duitsers? of toch maar door de nazi's?) zijn ver genoeg in het verleden. De democratische markteconomie leeft eigenlijk het liefst in een eeuwig heden. Er dient niet gevraagd te worden waar zij vandaan komt, de vraag naar haar toekomst dient vermeden. Dit laatste niet zozeer doordat er een opstand broedt onder de proletarische massa's, maar omdat de rekening - om de beeldspraak van de democratische markteconomie zelf aan te houden - in de vorm van vernietiging van de voorwaarden tot menselijk zoniet vrijwel alle leven op aarde zal komen - maar wanneer? De democratische markteconomie is bezeten van doodsdrift die niet meer te temmen lijkt. In een toestand van eeuwig heden vervalt het bij het leven behorende besef van een begin en einde, maar beide kunnen niet blijvend ontkend worden.

    Zonder besef van de door het verleden belaste connotatie heeft de democratische markteconomie zich enige tijd geleden tot de beschaafde wereld uitgeroepen. De echt beschaafde wereld dan - een populair ideoloog als Huntington ziet verscheidene beschavingen op deze wereld. Als goedgeprogrammeerd niet-denker weet hij niet hoe dicht hij bij de bron van bijvoorbeeld het nazisme zit met zijn beeld van botsende beschavingen. Hoe giftig een dergelijk op pseudo-historische redenerinkjes gebaseerde ideologie ook is, zij zal niet meer leiden tot een consequentie als een hernieuwd nazisme. De werkelijkheid is overigens al erg genoeg. De democratische economie, die vanuit het niets naar nergens gaat, weet wat er mis is: er zijn schurkenstaten, er zijn mislukte staten, er zijn staten die er toe doen voor de beschaafde wereld en er is de beschaafde staat, de eigenlijke democratische markteconomie.

    Schurkenstaten zijn er in principe om door middel van democratisch-markteconomische chirurgische treffers tot de orde geroepen te worden. Irak, Joegoslavië, Afghanistan en opnieuw Irak hebben de wrekende macht van de democratisch-markteconomische ingrepen mogen voelen, en zijn intussen van de status van schurkenstaat naar de wat overzichtelijker rang van mislukte staat gepromoveerd of gedegradeerd. Het wordt in deze categorie druk. Het grootste deel van Afrika bevindt zich hier. Vooralsnog zijn misschien Marokko, Egypte, Botswana en Zuid-Afrika uitgezonderd, verder zijn de staten van Afrika al grotendeels verdampt of wachten zij op deze verdamping. De centrale overheid wordt er vervangen door een diffuus geheel van elkaar bestrijdende pseudo-overheden, licht bewapend, maar bewapend genoeg voor genocidale massamoord. Huiveringwekkende aantallen doden die door hun omvang vanzelf zeggingskracht verliezen vallen - niet onder de ogen van de televisiekijkende menigte, maar ze vallen. Een miljoen in de oorlog tussen Ethiopië en Eritrea. Driehonderdduizend tijdens de implosie inclusief hongersnood in Somalia. Zevenhonderdduizend in zes weken in Rwanda, 1994. Het aantal doden in de sinds 1997 lopende oorlog in de Democratische Republiek Congo (over honende namen gesproken) wordt op vier miljoen geschat. Nog andere lopende moordaffaires: Algerije, Soedan, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Burundi, Angola - en de lijst zal niet korter worden voorlopig.

    Maar Afrika heeft niet het alleenrecht op de mislukte staat. Kort voor de invasie van Irak maakte de Amerikaanse regering bekend dat de Salomonseilanden deel uitmaakten van de coalitie van bereidwilligen. De regering van deze archipel, slechts voorzien van een handjevol politietroepen, zei van niets te weten. Enkele maanden later was de archipel zelf object van invasie, omdat schurken bezit zouden kunnen nemen van deze mislukte staat. De nieuwsconsument in de beschaafde wereld wordt verder niet op de hoogte gehouden. Hard op weg een mislukte staat te worden: Indonesiïë, dat nog niet lang geleden met harde militaire hand bijeengehouden werd. Sri Lanka lijkt een mislukking te zijn. Dichter in de buurt van de beschaafde wereld: de Sowjet-Unie, tweede mogendheid van de wereld, in bezit van kernwapens, uiteengevallen in vijftien zich op etniciteit beroepende, door wisselende bendes beheerste, verdampte staten. Enkele ervan worden het waardig geacht lid te worden van de Europese Unie. Tsjechoslowakije en Joegoslavië waren te groot voor hun door etnisch geboefte beheerste onderdelen, maar leveren ook nieuwe lidstaten. De mislukking komt dichter bij de zich noemende beschaafde wereld.

    Zijn er op het westelijk halfrond mislukte staten? Kort achtereen zijn de regeringen van Argentinië en Bolivia weggejaagd door een woedende bevolking, maar het is niet geheel duidelijk of in Latijns-Amerika de mislukking zich al aandient. De ontwikkelingen hier zouden ook de weg kunnen wijzen voor - toch - een toekomst voorbij de horizon van de democratische markteconomie. Maar het is nog te vroeg om conclusies te trekken. Voorlopig heerst de barbarisering. Deze kan men moeilijk meer een tijdelijk schooheidsfoutje van de democratische markteconomie noemen. Vooral omdat de verdamping van staten als recept is voorgeschreven door instellingen als het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. De overheid moest drastisch afgeslankt worden en de schulden moesten voldaan. Tot op het punt waarop er geen overheid meer was om de schulden te voldoen. Het grote uitkleden was voorafgegaan aan de implosie van bijvoorbeeld Joegoslaviïë en Somalia.

    Naast de aanstaande implosie van Indonesiïë is in Azië een nog vreeswekkendere ontwikkeling te verwachten. Eerder vroeg dan laat zal het mislukte model van ontwikkeling-door-staatsingrijpen in China daadwerkelijk ten einde komen. De perverse socialistische retoriek is al grotendeels weggevallen, en de potemkindorpen lopen leeg of komen in opstand. Als het regime, dat inmiddels als simpelweg fascistisch aan te merken is, instort, zal China dan voortbestaan? Zal het bendewezen opnieuw een kernmogendheid in handen krijgen, vechtend uiteenvallen, demonstreren wat de consequentie is van de democratische markteconomie?

    Dat er door het wegvallen van staten ongehoorde hoeveelheden mensen gedood en op de vlucht gejaagd worden is helaas niet moeilijk te verklaren. De democratische markteconomie heeft geen mensen nodig, en nodigheid is binnen de termen van dit subjectloos stelsel het enige criterium waaraan levende wezens of dingen dienen te voldoen. Nodig in de zin van koopbaar of verkoopbaar, als waar dus. Vooral in de zogenaamde Derde Wereld zijn inmiddels miljarden mensen tot de economisch irrelevante status van huisvrouw gepromoveerd of gedegradeerd. Hausfrauisiert noemt Maria Mies het, een onnavolgbaar mooi en eigenlijk in zijn trefzekerheid onvertaalbaar woord. Hoewel het vak van huisvrouw juist in die zogenaamde Derde Wereld niet een vanzelfsprekende roeping is, wordt de reactie op het besef van overbodigheid vooral door mannen vertaald in bereidheid tot het geweld waartoe de benden zich organiseren. Geweld waarbij desnoods het eigen leven op het spel wordt gezet, als uiterste symbolisering van de overbodigheid van mensen en de doodsdrift van de democratische markteconomie. Op alles en iedereen schietende "krijgsheren" en zelfmoordcommando's of -eenlingen zijn geen atavistische afwijkingen ten opzichte van een voortschrijdende vooruitgang, zij zijn uiterst moderne ontwikkelingen die de democratisch-markteconomische moderniteit in haar ware perspectief plaatsen.

    De reactie in de beschaafde wereld is dan ook spiegelbeeldig. Een ware hetze tegen mensen uit de wereld van de talloos-overbodigen die hopen nodig te zijn in de zogeheten Eerste Wereld wordt ontketend, waarbij schamele vrijheden als ongedocumenteerd op straat mogen lopen van hogerhand worden opgeofferd. De aanwezigheid van overbodigen met de verkeerde of geen papieren, illegalen, asielzoekers of hoe men hen verder zal noemen kan niet getolereerd worden. Onder de vlag van cultuur wordt de etnische barbarij als vertoog ingevoerd. En of er al bendes jagen op verkeerd-gekleurde medemensen of niet, de democratisch-markteconomische overheid neemt een voorschot op het bendewezen door zelf de jacht op de ongewenste vreemdeling voor geopend te verklaren. De moderne uitvinding van het racisme wordt overdekt met een laagje "culturalisme" en de immer terugwijkende overheid krijgt de vrije hand de verkeerd-culturelen hun plaats te wijzen. Dit alles om de tot lynchen bereide meute voor te zijn - "het draagvlak onder het beleid dient gehandhaafd" door zelf discriminatie in te voeren. Ook hier zijn de inmiddels verstommende zalvende praatjes over de multiculturele samenleving respectievelijk het multiculturele drama complementair in een vertoog over mensen die overbodig zijn en "hier eigenlijk niet horen". Er is maar één reactie voorlopig niet goed denkbaar in de hoogstontwikkelde Europese democratische markteconmie: nationalisme is een gepasseerd station. En Nederland is wel degelijk gidsland bij het voortvarend afschaffen van de basis van nationalisme, namelijk in het afschaffen van geschiedenis als vak dat het begrip natie vormt. Wat zou men zich bij een herlevend Nederlands nationalisme moeten voorstellen? De werkelijkheid is erger - zo erg in feite, dat Nederland ook gidsland is bij het opgeven van het eerste en betrekkelijk laatste voordeel van staatsburgerschap: het levert burgers uit aan vreemde mogendheden.

    De gouden jaren van de democratische markteconomie liggen achter ons, globaal gesproken waren het de jaren tussen 1945 en 1975. Sindsdien is de overbodigmaking van mensen, de hausfrauisierung, ook in de zogenaamde ontwikkelde wereld voortgeschreden. Een mate van werkloosheid wordt geaccepteerd die in absolute getallen allang de tijd van de grote crisis overtreft. Symbolische offers op het altaar van abstracte arbeid kunnen hier weinig aan veranderen: stadswachten, controleurs in het openbaar vervoer, taakgestraften die papiertjes prikken in het park - de overbodigheid van mensen is dagelijks akelig aanwezig voor wie er nog oog voor wil hebben.

    Maar mensen zijn voor één onontkoombaar aspect van de democratische markteconomie wel nodig: er moet geconsumeerd worden. Ook als de overheid het streven van zelf handhaven van een reserveleger consumenten opgeeft (de zogeheten verzorgingsstaat) blijft consumptie nodig. De paradox dat mensen die niet nodig zijn voor de productie wel nodig zijn voor consumptie is onoplosbaar, en zij is tekenend voor de onmenselijkheid of ontmenselijktheid van de democratische markteconomie. En er wordt wereldwijd gezien te weinig geconsumeerd. Het was de grote angst voor de grote angst na de aanslagen in New York en Washington: een goed patriot ging juist flink winkelen om de beschaving van dat deel van de wereld te onderstrepen. Er is een tijd geweest waarin onderconsumptie als kenmerk van een economische depressie werd gezien. Nu we al enkele decennia gewend zijn aan de combinatie van grote werkloosheid, onderconsumptie en economische groei dient klaarblijkelijk het beeld van depressie bijgesteld te worden. De grote crisis doet zich vooralsnog voor in de streken die wel de nieuwste industrïëe ontwikkeling meemaken, maar de vorige ronden grotendeels gemist hebben - de vroegere Derde en Tweede Wereld, het deel van de wereld waar de democratische markteconomie eenvoudigweg "niet werkt" en ook nooit meer zal werken: de katastrofelanden die de etiketten schurken- of mislukte staat dragen. Deze landen zijn de leveranciers van overbodige mensen in eigen land en aan de Eerste Wereld.

    De democratische markteconomie is subjectloos: mensen, iedere mens in feite is overbodig - en tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat er mensen aan het hoofd staan van de organisatie van dit subjectloze stelsel. Zij zijn zelf inwisselbaar en misbaar - er is een heersende klasse, maar de zekerheid van het heersen ontbreekt al geruime tijd. Men kan deze heersende klasse ook moeilijk meer aanduiden met de aan de middeleeuwse maatschappijordening ontleende term bourgeoisie. Meer dan "heersende klasse" zit er niet meer in. Dat het nog steeds van belang is de staat in handen te hebben wordt geïllustreerd aan de hand van de Verenigde Staten van de afgelopen jaren. De anti-etatische retoriek van rechts dat daar aan de macht is is meer dan schijnheilig. Wat er op federaal niveau is gebeurd in 2000, en in de dichtstbevolkte staat Californië in 2003 kan toch niets anders genoemd worden dan staatsgreep met constitutionele dekking. En de nauwelijks geletterde bendeleiders die op de troon zijn gezet hebben precies gestudeerd wat de beproefde kreet onderstreept: "Onwetendheid is macht". Zowel Schwarzenegger als Bush II zijn gekwalificeerde bedrijfskundigen.

    Er is een tijd geweest waarin wetenschappelijke bedrijfsvoering inderdaad een vak was waarvoor men iets moest begrijpen en weten. Het doel mag vanuit socialistisch standpunt verachtelijk zijn geweest, het fordisme en taylorisme vergden ook iets van degenen die de loonarbeid organiseerden. Die tijd is voorbij. Het is bijna onvoorstelbaar - zelfs met George W. en Arnie in gedachten - tot wat voor diepten de aan hogescholen en universiteiten massaal gedoceerde discipline van management in intellectueel opzicht gaat. En dan nog is een groot deel van dit diepe denken gewijd aan kreetjes die uit de merkwaardige keuken van het nieuwetijdsdenken komen: leiderschap, bedrijfsklimaat, bedrijfscultuur, veranderkunde, synergie... Moet je veel weten als je in het kader van de verbetering van de concurrentiepositie een massaontslag aan te kondigen hebt? Als je wat woorden moet rondstrooien als flexibilsering, aanpassing, reorganisatie, vernieuwing?

    Veel van dit oorverdovende gezwets heeft een inherent ultrarechtse lading: het beklemtonen van het ware leiderschap, het zwelgen in culturalisme (al dan niet multi-), en in het algemeen een ideologisch offensief tegen een links dat allang in de hondenmand ligt en hier stil de geest heeft gegeven. Ultrarechts streeft naar verandering en vernieuwing, voortdurend en zonder ophouden - het is conservatief om te zeuren over sociale voorzieningen en het behoud van arbeidsplaatsen. Het meest stompzinnige managementboek dat dan ook de grootste hit is onder alle lichten die zich met macht vereenzelvigen in de hoogontwikkelde landen is een soort stripboekje. De piepende muizen die dagelijks worden losgelaten op "hun werkvloer" komen er op een dag achter dat hun kaas (hun arbeidsplaats met het bijbehorende loon) verplaatst is. Wie heeft mijn kaas verplaatst? Die vraag wordt niet beantwoord, want de democratische markteconomie is nu eenmaal subjectloos. Globalisering, flexibilisering, concurrentie en vernieuwing hebben de kaas verplaatst. Je kunt maar beter weg zijn voordat je kaas verplaatst wordt, of voordat hij gaat stinken, is de blijde boodschap. Het is bijna niet te geloven, schrijft Thomas Frank, een van de bestrijders van het heersende marktpopulisme zoals hij het noemt, maar het is onontkoombaar: dit is wat de heersende klasse onder denken verstaat.

    Een denken waarin geen bonden meer bestaan, waarin beurskoersen alleen maar kunnen stijgen en waarin steeds meer van hetzelfde als vooruitgng afgeschilderd wordt. Op weg naar een wereld waarin de katastrofe in de landen dichtbij maar o zo ver weg als bedrijfsongeval wordt gezien, dat met een eventuele oorlog te verhelpen is. Concurrentie met andere middelen, zo wordt het niet genoemd, maar het is de juiste kwalificatie van de barbarij die in de katastrofelanden heerst en die vanzelf naar de zo rustige ontwikkelde wereld toekomt - al was het maar door de zogenaamde noodzaak tot democratisch-markteconomische precisiebombardementen.

    Het geheel stevent af op een grote katastrofe. Zonder socialistisch alternatief - dat zich voorlopig alleen binnen de termen van de democratische markteconomie zal moeten en kunnen ontwikkelen - kan het inderdaad alleen in barbarij eindigen: een kernoorlog tussen onvoorspelbare partijen, de ecologische instorting, de veralgemeende burgeroorlog van de benden. De heersende klasse denkt dat zij alleen wat kaas heeft te verplaatsen. Zij zit zonder het te willen weten in de stuurhut van een Titanic.

    (Jaarboek Anarchisme, 2004).