08 juli, 2009

De aanstormende golf van overbodigen - 2


Paniek over misschien wel duizend eerstejaars psychologie in Nederland.
Zoveel eerstejaars waren er bij Algemene Politieke en Sociale Wetenschappen alleen al aan de Universiteit van Amsterdam in mijn jaar van aankomst. En evenveel sociologiestudenten. En honderden andragologie- en culturele anthropologiestudenten.

Om duistere redenen kregen al deze eerstejaars tegelijk college in de Encyclopedie van de Sociologie van lector Dr. J. Berting, die - het doet mij genoegen dit te constateren - nog actief is op zijn vakgebied. De colleges werden gegeven in het gebouw van de Evangelisch-Lutherse Gemeente hoek Singel/Spui, doordeweeks aula van de UvA, en de kerk zat tot de nok toe vol, en - de brandweer kwam niet telkens kijken - er moesten ook mensen in de gangpaden zitten. Gekkenwerk eigenlijk. Er werd wel een syllabus uitgedeeld over de collegestof, maar er was ook een presentielijst. En Berting begon zijn colleges met vragen aan mensen die hij willekeurig van de vorige presentielijst uitkoos. Niet iedereen reageerde - ik zou mij kunnen voorstellen dat je niet eens hoorde dat je naam genoemd werd, en hoe je van de bovenste gaanderij iets terug moest zeggen in het kader van een soort overhoring was mij een raadsel. Nog raadselachtiger was het dat Berting in een interview over deze colleges zei dat hij wel merkte aan onrust op een bepaalde plaats in de kerk dat degene die zich niet present meldde er wel was maar niet wilde reageren. Een ongelooflijk verhaal - waar moet hij het overzicht vandaan gehaald hebben?

Of deze absurde grootschaligheid een rol speelde bij opstandigheid is geen vraag. Ik had afgehaakt bij dit college toen het werd overgenomen door de hoogleraar Den Hollander, die geen syllabus uitgaf en alleen daarom al de wrekende hand van de studentenmassa te verwerken kreeg.

Al die duizenden sociale-wetenschapsstudenten zijn geabsorbeerd door "de maatschappij" - er waren verscheidene van deze jaargolven, maar allengs werd het minder. Tot het punt waarop een akelig gejammer opstijgt over duizend eerstejaars psychologie op landelijke schaal. Nee, lang niet iedereen heeft een baan op wetenschappelijk niveau gekregen, daar weet ik alles van. Dat eeuwige rancuneuze gezever over "het pluche"...

Een raar staartje.
Verscheidene jaren na de massacolleges voor eerstejaars werd ik voorgesteld, of omgekeerd, aan een meisje en wederzijds sprongen de vonken meteen over. En zo verlegen als zij leek begon zij mij krachtdadig te versieren. Gevoelsmatig niet vrij maar in de praktijk wel, gaf ik mee. En toen bleek dat we gezamenlijk in die propvolle kerk gezeten moesten hebben. Ik had geen idee of er van mijn kant iets van vage herkenning een rol gespeeld kan hebben - mijn vermoeden was van niet. Maar zij werd op slag argwanend, vond het te toevallig en daarmee geen toeval meer. Een dergelijk mengsel van spontaniteit en achterdocht is mij een blijvend raadsel.
Waarmee mijn enige gelegenheid tot verkering met een studiegenote op de klippen liep. Als we nou psychologen waren geweest, had ik (of zij) dan adequater kunnen reageren? Het leven houdt zijn mysteries.

Geen opmerkingen: