15 januari, 2014

Op zoek naar het libertaire in de Nederlandse literatuur

Laat het stikken in zijn centen,
in zijn kaas en in zijn krenten,
in zijn helden, als daar zijn:
Tromp, De Ruyter en Piet Hein.
Elsschot, Van der Lubbe
("het" in de eerste geciteerde regel is: Holland)

Foar Waling Dijkstra

Blake, Whitman, Montaigne, Ibsen, Tolstoj - er zijn heel wat grote namen uit de wereldliteratuur die op de een of andere manier met anarchisme geassocieerd worden. Zij zijn niet verbonden met een (laat staan met: de) beweging, maar de vrijheidlievende geest wordt er in herkend. Bij onze meest verwante buurtaal is
er misschien niet een heel grote naam te bedenken, maar Traven, Mühsam en Jünger (in zijn latere periode uiteraard) zijn toch bekende namen die tellen. Het Nederlandse taalgebied laat het op dit punt naar het schijnt afweten. 1)Hoe is dit te verklaren? Met deze vraag begeef ik mij op een terrein waarop alleen maar meer vragen opdoemen - hopelijk niet zoveel dat ik er niet aan toekom de uitdrukking "naar het schijnt" toe te lichten.

Er zijn weinig Nederlandse schrijvers die zich uitdrukkelijk met het anarchisme geëngageerd hebben (dit geldt dunkt mij voor het gehele taalgebied), en het wordt al helemaal moeilijk hen met "literatuur" te identificeren. Henk Eikeboom heeft gedichten geschreven - wat er van hem geciteerd wordt in zijn biografie heeft mij niet nieuwsgierig gemaakt naar zijn Verzameld Werk. Felix Ortt heeft enkele tendensromans geschreven (Naar het groote licht, Heidekind, Felicia) - ze hebben herdrukken gehaald maar komen daar nu zeker niet meer voor in aanmerking. Uit de negentiende eeuw kan Sicco Roorda van Eysinga genoemd worden - het zou iets geweest kunnen zijn als Multatuli er niet geweest was (en die mogen we nu eenmaal geen anarchist noemen). In ieder geval vormen Vloekzang - de laatste dag der Hollanders op Java en Uit het leven van Koning Gorilla een te mager oeuvre om de man meer dan een curieuze voetnoot in de literatuurgeschiedenis te geven. Er zijn enkele schrijfsters die een bepaalde periode verbonden zijn geweest met het religieus anarchisme. De grootste naam in dit verband is Henriëtte Roland Holst, en met uw welnemen: haar poëzie - en daarmee zou ze haar plaats in de "literatuur" moeten bevechten - heeft de tand des tijds niet doorstaan (de uitzondering telt zwaar: haar vertaling van de Internationale). Marie Jungius heeft één bundel Verzen op haar naam, niet slecht, maar vergeten - en dan nog, de geschiedschrijvers van de Nederlandse arbeidersbeweging zullen haar zeker niet bij het anarchisme indelen (waarom niet, dat is dan weer een vraag die hier niet aan de orde kan zijn). Christine Doorman, Nellie van Kol en Titia van der Tuuk worden om allerlei redenen òf niet met "de literatuur" òf niet met "het anarchisme" vereenzelvigd, en ik laat de vraag in hoeverre dit gewettigd is maar rusten.


Als we Tante Jet mogen noemen in dit verband, dan dient zeker ook Alexander Cohen niet onvermeld te blijven. Zijn bekendste werk is Van anarchist tot monarchist, waarmee zijn persoonlijke geschiedenis is samengevat. De bundel artikelen van zijn hand die door uitgeverij De Engelbewaarder is uitgebracht onder de titel Uiterst rechts wekt de indruk dat het met die rechtsheid wel meevalt. Erich Wichman(n), die ook als anarchist is begonnen, is de smaad van een te late dood als fascist bespaard; toch zullen weinigen blij zijn met het feit dat ook zijn naam hier niet onvermeld mag blijven. De Werdegang van nonconformist/bohémien naar rechtse kankerpit is toch al een constante op de zijlijn van de Nederlandse literatuurgeschiedenis: denk aan Jacques Gans, wiens Liefde en goudvissen er beslist mag wezen.

In recentere tijden wekken de namen van Van der Heijden en Ozon associaties met de kraakbeweging, en deze is enige tijd (te lang, te innig) sterk omhelsd geweest door anarchistische media in Nederland. Het staat echter vast dat deze auteurs zich zeker niet zomaar met het anarchisme willen vereenzelvigen, wat schrijver dezes blijmoedig opneemt. Een dergelijke vrijblijvendheid mogen wij niet van Roel van Duijn verwachten. De bekendste naoorlogse anarchist van Nederland heeft zich met Het leeuwekind zeker nog niet als romanschrijver, anarchistisch of anderszins, bewezen - maar er mag van hem meer verwacht worden, dunkt mij. Blijft de bekendste naam over van een schrijver die zeker tijdens een periode in zijn leven verbonden is geweest met het (christen-)anarchisme: Cor Bruijn. Het zou een interessante vraag zijn in hoeverre deze gezindheid in zijn oeuvre tot uitdrukking komt. Als iemand dit ooit zou gaan onderzoeken stuit hij of zij onmiddellijk op de barse terechtwijzing dat de vraag irrelevant is: Cor Bruijn behoort niet tot "de literatuur". De man kan al niet serieus genomen worden louter doordat hij voor een groot publiek geschreven heeft, en nog steeds geliefd is. In een land met zo'n langdurige dominantie van de bourgeoisie is het voor een veelgelezen schrijver (of schrijfster: de meestgelezen auteurs van Nederland zijn vrouwen) zeer moeilijk tot de Letteren gerekend te worden. Afgezien van moedeloos stemmende hedendaagse academische vereisten van Lagen die in Het Werk te onderscheiden moeten zijn - een begrijpelijk verteld verhaal staat onder nog grotere verdenking dan vroeger. Om met Wolfgang Pohrt te spreken: literatuur verdient die naam door onleesbaar en vervelend te zijn. Waarschijnlijk is dit in Duitsland nog net iets erger dan in Nederland, vandaar wellicht dat "zelfs" Nederlandse boeken daar thans met open armen worden ontvangen.

Het religieus-anarchisme mag dan ten minste enige werfkracht gehad hebben onder schrijvers, het godde- en haveloze anarchisme van omstreeks de eeuwwisseling kan alleen afstotend gewerkt hebben. Neem de moeite om de eerste jaargangen van De Vrije Socialist door te nemen, en wees verbijsterd over de bittere, gelijkhebberige ruzietoon die er voortdurend wordt aangeslagen. De grofheid en de persoonlijke verdachtmakingen nemen de plaats in van het politieke debat in het blad van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Het kan niet anders dan dat dit op de meeste beschaafde mensen afstotend heeft gewerkt; en aangezien we er gerust van kunnen uitgaan dat schrijvers meer dan gemiddeld gevoelig of fijnbesnaard zijn hoeven we er niet verbaasd over te zijn dat het anarchisme zoals zich dit presenteerde in zijn niet-religieuze vorm geen aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op schrijvers. Een veelzeggend voorbeeld lijkt mij
Van Schendel: blijkens zijn Jeugdherinneringen volgeling van Domela en trouw colporteur met Recht voor Allen. Men hoeft hem na de grote scheiding der geesten in niemands rangen meer te verwachten: de sociaal-democraten gedroegen zich niet minder grof en waren daarnaast staatsaanbidders. Zij bleken alleen wel de naaste toekomst te hebben, dus dat er later wel schrijvers in hun gevolg opduiken is ook weer niet zo verbazend.

Maar zoals gezegd, verbondenheid met een beweging is geen noodzakelijk vereiste om als schrijver met een libertaire geest herkend te worden. Misschien helpt de blik van buitenaf wel. Het Toryvolk dat het eerste vers van Blake's Milton ("Jerusalem") aanheft alsof het 't tweede volkslied van Engeland is, staat niet bij de tekst stil, en ziet er al helemaal geen religieus-anarchistisch lied in (individuele uitvoerenden beseffen meestal wel dat het niet een getoonzet nationalistisch gedicht is). Maar ook niet-Engelsen kennen Blake. Kennen niet-Nederlandstaligen Nederlandse klassieken? Kennen Nederlandstaligen zelf trouwens klassieken? Een dichter die vertegenwoordigers van de staatsmacht als satanisch aanduidt - noemen we hem Blake, dan zijn wij Hollanders meteen thuis; noemen we in dit geval Vondel, dan werpen wij een ongelovige blik: "Dat bestaat niet". Toch wel. Waarmee ik niet meteen de speurtocht naar anarchisme in de Nederlandse literatuur tot begonnen en beloond met deze vette buit verklaar, er zij slechts geïllustreerd dat de vertrouwdheid met de eigen Letteren - die aan de afstandelijke beschouwing voorafgaat - ontbreekt in het Nederlandse taalgebied, en dus het vermogen méér te "zien" in schrijvers.

De enige dichter die echt een volksdichter was, Cats, is tenslotte kleingekregen door het schooldictaat van de Goede Smaak en wordt nu dus ook niet meer gelezen (een kameraad heeft jaren geleden tegen mij gezinspeeld op een mogelijk essay over libertaire elementen bij uitgerekend Cats, maar het is er niet, en ik verklaar mij onbevoegd). Vanuit een taalgebied dat zo slordig met zijn literaire erfenis omspringt moet men zich niet verbazen als een Franse contemporaine vertaling van De kleine Johannes op de omslag niets beters kon vertonen dan - een kaart van Nederland als deel van Europa!

Iemand die veel geschreven heeft in de geest van Thoreau; die sympathiseerde met de linkerzijde in het algemeen, maar bang was voor de sociaal-democratie die hij er van verdacht de samenleving als kazerne te willen inrichten; die een (andere) schrijver bekendmaakte met het werk van Thoreau, en deze hierover zo enthousiast maakte dat hij zelf zijn eigen Walden begon - als u een dergelijke beschrijving leest over een nog ongenoemde schrijver uit een nog ongenoemd Europees taalgebied, dan zult u wellicht denken: waarschijnlijk een libertaire geest. Nu noem ik u de naam van degene die aan het signalement voldoet. Het is Jac. P. Thijsse - inderdaad, de man van Natuurmonumenten en de Verkadealbums.
Dan wordt het wat moeilijk om bij de eerste indruk te blijven. En hoe dan ook, de man behoort nu eenmaal niet tot de Literatuur. Want literatuur in Nederland, kunnen we nog eenmaal samenvattend stellen, wordt geschreven voor academici, niet voor eenieder die kan lezen. Door Thijsse zo nadrukkelijk te vereenzelvigen met de plakplaatjesalbums met hun niet te missen connotatie van kopjes thee met een biscuitje heb ik - ga uw eigen reactie maar na, durf ik te stellen - een typisch Nederlandse kunstgreep uitgehaald. Een potentieel Groot Mens, die een eind boven het maaiveld in het polderlandschap uit zou kunnen steken (een beeldspraak die in zijn geval een eigen ironische dimensie heeft) is weer degelijk op de dagelijkse maat teruggesneden.

Een libertaire geest, daar moet toch wel enige grandeur aan verbonden zijn, nietwaar? Volkskarakters zijn toch al zulke akelige dingen voor individuen, maar dit speciaal Nederlandse trekje is voor een beetje schrijver funest. Misschien komt het daardoor dat verscheidene grote namen uit de Nederlandse literatuur er de voorkeur aan gegeven hebben in een ander land te wonen, en zeker twee van de nog levenden die dit gedaan hebben (Toonder en Komrij) staan wat mij betreft onder verdenking van genoemde libertaire geest, maar ik zal verder niet bij hen verwijlen.

Er zijn of worden wel eens schrijvers als anarchistisch bestempeld in besprekingen of zelfs interviews, en vaak laten zij zich dit aanleunen - Freek de Jonge en Remco Campert, om er twee te noemen, hebben zich, geïnterviewd door Theo van Gogh, er niet heftig tegen verzet. "Welkom aan boord", zou ik bijna zeggen, maar zo gemakkelijk komen ze er ook niet van af. Die bestempeling heeft al vaker plaatsgevonden, een bekend voorbeeld is Louis-Paul Boon - ook die protesteerde niet, maar moeten we hem niet in zijn waarde als columnist voor de laatste sociaal-democratische krant van Nederlandstalig België laten? Juist schrijvers die enig engagement doen blijken in hun uitingen dienen zwaarder gewogen te worden.

Boeli van Leeuwen is expliciet: iedere schrijver is anarchist - op papier, daarbuiten niet. Het zou kunnen zijn dat verscheidene Nederlandse schrijvers die zich het etiket laten opplakken toch bedanken voor wat het nog meer inhoudt, "anarchist". (Simon Vinkenoog is wellicht de enige die daarvoor niet zal terugdeinzen). Niet erg - schrijvers dienen tenslotte in de eerste plaats te schrijven. Ik bepaal mij verder tot enkele auteurs die een bijzondere band met genoemd etiket lijken te hebben.
Voor haar overlijden al werd Annie M.G. Schmidt, de tweede moeder van iedere Nederlander 2), als "anarchistisch" aangemerkt. Ook van haar kant kwam geen luid protest, al kan zij als voormalig Parool-columniste en programmamaakster voor de Vara waarschijnlijk net zo gemakkelijk bij de sociaal-democratie ingedeeld worden. (Ook dit weer maar tot op zekere hoogte, want ik heb het genoegen gehad eens op haar te mogen stemmen - als lijstduwster van De Groenen...). Dat gezagsdragers of machthebbers in haar werk het nakijken hebben zegt misschien niet zoveel over een anarchistische gezindheid. Het zou ook als de uiterste consequentie van dat merkwaardige Nederlandse karaktertrekje aangemerkt kunnen worden: laat ze maar gewoon doen, dan doen ze al gek genoeg. (Bomans had ook die neiging, en wie noemt hem nou anarchist?) 3) Schmidt stak boven het gras uit door anderen te laten zien dat ze niet boven het gras uitsteken - ligt
daarin de sleutel van haar succes en tevens wat men haar anarchisme noemt? Ik wil in dit verband juist pleiten voor werk van haar hand dat als zodanig niet meer te vinden is, haar bundeltjes Paroolcolumns Impressies van een simpele ziel. De individualistische geest die hieruit spreekt overtuigt mij, meer dan haar kinderboeken of zelfs haar poëzie voor volwassenen, dat het etiket niet ongepast is. Maar het gaat hier kennelijk juist om werk dat als niet van blijvende waarde wordt gezien!

De oudste nog levende (en actieve) schrijver in Nederland die buiten het warme circuit van de Prijzen blijft vallen is Albert Helman - en geen recensent of interviewer die hem voor anarchist "uitmaakt", hij heeft zich er zelf enige tijd geleden voor uitgesproken in een interview met De Volkskrant (althans, hij kiest daarin voor een "anarchistisch soort socialisme", en dat lijkt mij politiek gesproken ruimschoots voldoende). Deze grand old man van de Nederlandse Letteren, die op authentieke wijze in het Nederlands Zuid-Amerika verklankt (van zijn debuut Zuid-Zuid-West tot Verdwenen wereld uit 1990) 4), weet waar hij het over heeft. Hij is correspondent geweest in Spanje tijdens de Burgeroorlog, en heeft daar de anarchisten leren kennen en waarderen (Emma Goldman, om iemand met name
te noemen). Daar heeft hij in ieder geval ook kennis kunnen maken met de paradox van de anarchistische minister - als hij destijds al voor de libertaire richting gekozen heeft, had hij nog verscheidene hoge staatsfuncties, waaronder een ministerschap, voor de boeg... Evenwel, in hoeverre blijkt zijn gezindheid uit zijn literaire oeuvre, dat in zijn sterkste kanten van grote wijsheid en naastenliefde getuigt? Of zou dit laatste voldoende dienen te zijn? 5)


Het individualisme dat Carry van Bruggen als hoogste maatschappelijk en artistiek doel ziet noemt zij soms anarchistisch, soms autarch. Individualisme heeft steeds de kern van anarchie in zich, in deze notedop past een conclusie die men kan trekken uit haar Prometheus. Aan het begin van de anarchie of autarchie staat volgens haar het Evangeliewoord "Het Koninkrijk Gods is binnen in u" (Luk. 17:21). Zij lijkt deze conclusie te trekken zonder de bemiddeling van Tolstoj die hieraan in de tijd voorafgaat (en die hiermee de Nederlandse christen-anarchisten
inspireerde, en op dit punt door bijvoorbeeld de dichter Leopold zeer serieus genomen werd). Carry van Bruggen plaatst zichzelf wel op de uiterste linkerzijde, maar noemt zich geen anarchist - bedenk wel dat de treurige neergang van Domela en de verloedering van het christen-anarchisme in Blaricum na de ontbinding van de Kolonie bepaald geen voorbeelden boden ter identificatie. (Van Bruggen woonde in Laren, dus had die verwording bij de hand; zij heeft wel een verhaal geschreven voor het blad Levensrecht). Hier kan een verklaring liggen voor haar keuze voor het woord "autarchie". In de geest van het beslissende Evangeliewoord heeft zij Heleen geschreven, en - impliciet, maar duidelijk genoeg - haar laatste en meest herdrukte roman Eva. Haar Prometheus was een zeer belangrijke inspiratiebron voor de klassieke (vooroorlogse) Nederlandse schrijver Menno ter Braak, die het anarchisme beslist serieus nam, al identificeerde ook hij zich er niet mee. 6)

Frederik van Eeden mag uiteraard niet onvermeld blijven in een poging anarchistische gezindheid in de Nederlandse literatuur te bespeuren. Ook zijn levensgeschiedenis maakt het onmogelijk hem anarchist te noemen, als tijdgenoot en in zekere mate medestrijder van enerzijds de "goddelozen" van Domela en de Blaricumse christen-anarchisten anderzijds houdt hij van beide stromingen afstand. Van Eeden, zou men kunnen zeggen, is zijn eigen stroming. Walden (dat er - zie boven - zonder Thijsse waarschijnlijk niet geweest was) is misschien een anarchistisch experiment geweest, maar dan één met een duidelijke baas. 7) Hoezeer Van Eeden zijn eigen anarchistische stroming is, kan men lezen uit De blijde wereld en zeker ook uit sommige Studies. Dat zijn eigensoortig anarchisme een religieus karakter heeft kan men opmaken uit Het lied van schijn en wezen en bovenal uit De kleine Johannes. Het is juist de eigensoortigheid, die men als vanzelfsprekend plaatst tegenover de bewegingen zoals deze in Nederland bestaan hebben, die ons verhindert de libertaire uitingen in de Nederlandse literatuur te zien.

Het wemelt in die literatuur van de dwarse eenlingen, laat ik in dit verband alleen nog Slauerhoff noemen (De opstand van Guadalajara lijkt mij al voldoende), en Jan Arends (Keefman). En aan het begin van dit alles staat Multatuli, die zoveel andere schrijvers geïnspireerd heeft. Ziehier ook de schrijver die bij vele nietschrijvers in ieder geval de geest rijp heeft gemaakt voor opstandigheid, en die als zodanig tot ver in deze eeuw zijn invloed is blijven uitoefenen. Zoals van de meeste auteurs die in bovenstaande genoemd zijn, mogen we van Multatuli niet
zeggen dat hij een anarchist is, omdat hijzelf expliciet gezegd heeft het niet te zijn. Toch is het eigenaardig dat de grootste schrijver van het Nederlandse taalgebied 8), wiens grootheid ook buiten dit taalgebied bekend is, niet als "libertaire geest" her- of erkend wordt. Hebben "wij" nog steeds niet genoeg afstand tot Multatuli, juist doordat hij de grootste is en de tweede plaats niet eens ingevuld is? Het ziet er naar uit dat dit zo is. Waarschijnlijk is de vraag naar het libertaire element in de Nederlandse literatuur tevens een vraag naar het wezen van deze literatuur. De vraag zal dan ook nog geruime tijd onbeantwoord blijven.

Noten

1.Erasmus en Spinoza kunnen geacht worden de eer van de Nederlanden ook in dit opzicht hoog te houden. Maar zij schreven niet in het Nederlands, en daar gaat het in het bovenstaande juist om.

2.Tot hier toe belandde in België al snel bij De Slegte - ik heb sterk de indruk dat die rol van "tweede opvoedster" slechts voor Nederland geldt, hoe bekend Schmidt ook elders mag zijn.

3.Maar ik ben dan ook niet op zoek naar anarchistische schrijvers in dit stuk: het gaat om de libertaire geest. En wat is van blijvende waarde in het oeuvre van dit talent dat zichzelf als Bekende Nederlander jammerlijk verkwanselde? Erik - misschien, maar waarschijnlijker: Sprookjes, en voor het schrijven van cultuursprookjes is die libertaire geest zeker een vereiste.
Dus toch...? U hoort het mij niet zeggen...

4.In Arcade # 4 ('Ch..Charly, ik ben een christen') heb ik er al mijn verbazing over uitgesproken dat het Nederlandse publiek zich het liefst door nep-Indiaanse geschriften bij de neus laat nemen, zoals het ook "zijn eigen" Zuidamerikanen liefst versmaadt voor de Marquez'en en de Llosa's, over wie hiermee overigens niet iets negatiefs gezegd wil zijn. Helman - Indiaan en Zuidamerikaan, het mocht wat! - en dan ook zeker nog anarchist...

5.Voor De kluizenaar en de speksnijder uit de recente bundel Peis noch vree schenk ik u het gehele oeuvre van zeker één van de zogeheten Grote Drie voor het vulles dat het is - raad zelf maar wie ik bedoel. Ik hoop elders/later uitgebreider op veel dat in deze Poging aangeroerd wordt in te kunnen gaan, onder andere op het anarchisme in het werk van Helman.

6.Carry van Bruggens broer, Jacob Israël de Haan, kan evenzeer als libertaire geest gezien worden. Wat wij weten van zijn levensgeschiedenis maakt het onmogelijk hem anarchist (althans, als behorende tot de bestaande stromingen) te noemen. Het is wel de geschiedenis van de voortdurende dwarsligger - hoe te oordelen over de schrijver van Pijpelijntjes en heel wat opstandige liederen?

7.Het staat nog te bezien of dit voor de wel als anarchistisch erkende Kolonie van de Internationale Broederschap niet evenzeer geldt; zou deze gemeenschap zonder geld en inspanning van Jac. van Rees ooit bestaan hebben?

8.Ik besef dat ik in het bovenstaande de Vlamingen en overige Nederlandstaligen bij gebrek aan kennis ongetwijfeld tekort heb gedaan - excuses hiervoor.

[1995 - er dient aangetekend te worden dat ik sindsdien nogal anders ben gaan denken over Harry Mulisch en ik zou nu ook anders oordelen over Henriëtte Roland Holst en zeker haar proza ook in overweging nemen].

Geen opmerkingen: