12 november, 2007

Nee zei de geit


Door De Kwaal afhankelijker van openbaar vervoer dan mij lief is vang ik nog wel eens wat op in het voorbijgaan, zonder het te willen.
Studentikoos type in de tram: "en toen ontvriesde ik dat stokbrood in de magnetron".
Een zin die tot allerlei nadenken stemt. Over die magnetron heb ik nog aan een marktonderzoek meegedaan. En de kwebbelende jongeman kende blijkbaar niet de verbuiging van het werkwoord vriezen - veel sterke werkwoorden hebben het moeilijk dezer dagen, vooral als het onderwijs gegeven wordt door leerkrachten die niet meer hoeven te weten dan hun leerlingen. Vriesde. Het heeft gevriesd. Ook toen ik het vertaalde klonk het onwennig: ontvroor? ontvroos? Nee. Het vergde enig nadenken tot ik bedacht: hij bedoelt ontdooien.
Ik ontvriesde het in de magnetron. Die wordt vast manager.
Het probleem met het werkwoord ontdooien is natuurlijk ook dat het niet logisch is, als je de gangbare, productieve betekenis van het voorvoegsel ont- als uitgangspunt neemt. Maar dit is het andere, minder algemene en niet-productieve ont- dat naar het begin van de handeling of een handeling als begin verwijst. Ontbijten. Onthalen. Ontvangen. Ontmoeten. O, dat laatste werkwoord...

Om redenen die mij volstrekt ontgaan denken theologen dat er diepte in etymologie verborgen zit. Jakob ontmoet God aan de Jabbok. Er heeft in die worsteling ook een ont-moeting plaats. Jakob wordt van zijn moeten ontslagen en krijgt een erenaam van God.
Me zole. Met dezelfde diepzinnigheid verklaar ik Jakob en Jabbok anagrammen van elkaar en verwijs ik naar de diepere identiteit tussen de rivier en de man, en vocht hij de hele nacht tegen zijn zelfmoordplannen. Houd mij tegen of ik ga het zelf nog geloven ook.

Als je etymologie zo leuk intuïtief benadert zou je je ook bewust kunnen zijn van de treffende overeenkomst tussen het Engelse meet en het -moeten van ontmoeten. Een moeten dat niets met het sterke werkwoord te maken heeft (de verleden tijd van ontmoeten is nu eenmaal niet: ontmoest, maar misschien kunnen ze daar dan iets aan doen op de zondagsschool?). Het moeten van ontmoeten hangt samen met de moet die ontstaat uit een ontmoeting tussen twee voorwerpen. En met tegemoet, en nog andere, minder gangbare woorden. En dus met het Engelse meet. Die diepe laag van de opheffing van wederzijdse verplichting, die het gevolg is van een ontmoeting, is uw eigen hersenspinsel.

Maar misschien moet je daar juist wel theoloog voor zijn.
Vergelijk ook de verbondenheid die uit het woord religie blijkt. Alleen: ook dat is een etymologisch bedenkseltje. Een lucus a non lucendo, zei men vroeger over zulke vondsten. Misschien is de Duizenddichter ten diepste wel een theoloog.

Geen opmerkingen: