14 april, 2014

De onontkoombare psychologie?

De twintigste eeuw kan zonder twijfel gekenmerkt worden als eeuw van de psychologie. Geen vak, lijkt het soms, waarin op zo grote schaal en door bijna iedereen in de ontwikkelde wereld gebeunhaasd wordt. Op de keper beschouwd moet vooral de televisie het er van hebben. En de literatuur natuurlijk. Eigenlijk is het dan ook geen wonder dat de amateurpsychologie wordt losgelaten in de literatuur, of op de politiek. En misschien moet men met name bij een genre als de biografie, dat waar gebeurde levensverhalen moet vertellen, rekenen op psychologiseren. Misschien moet het dan wel goed gebeuren, al weet ik niet wat voor maatstaven je daarvoor kunt aanleggen. Ik ben volledig bereid psychologie aan de vaklieden over te laten. Laat ik het zo zeggen: er worden in het Nederlandse taalgebied al zo weinig biografieën geschreven, dus is het bepaald betreurenswaardig dat Domela is overgelaten aan iemand die met zijn hoofd in de bloemetjesmythe van de jaren zestig verkeerde - voor jaren de kans op een goede biografie bedorven.

Een dergelijk gevoel heb ik ook wel over de twee dikke pillen van Jan Fontijn over Frederik van Eeden. Zeker, als secundaire bron over die socialistische eenling van honderd jaar geleden zijn ze onontkoombaar en valt er ook niet over te klagen. Maar de voortdurende psychologische benadering van zowel het literaire als het politieke werk van Van Eeden benauwt mij en ik kan het niet goed verklaren hoe uitgerekend Kees Fens als (enthousiast!) promotor kon optreden voor de eerste helft van Fontijns Van Eeden-biografie, Tweespalt. Fens is blijkbaar overtuigd door het psychologiseren dat Fontijn op het werk van Van Eeden toepast. In Broeders in bedrog - de biograaf en zijn held licht Fontijn een tipje van de sluier op: hij heeft de held van zijn tweeluik, zelf praktizerend psychiater tenslotte, zo benaderd als vervolg op persoonlijke therapie. Als ik deze verklaring met een lichte grijns accepteer, trap ik zelf in de val van het psychologiseren. Maar waarom hecht ik waarde aan de ontkoppeling van politieke keuzen en psychologie, in de eerste plaats? Daar kunt u natuurlijk ook iets psychologisch achter zoeken. Domela en Van Eeden bevorderden in zekere mate een beweging en remden deze ook weer door hun dominante persoonlijkheid, dus waarom die psychologie buiten beschouwing gelaten? Ik zoek het antwoord nog. In "Broeders in bedrog" vermeldt Fontijn nog dat Couperus gekoketteerd heeft met het anarchisme, waar hij niets van af wist en het was natuurlijk helemaal niet echt - vindt Fontijn. Zo gemakkelijk zou ik het niet willen afdoen, al beken ik meteen Couperus geheel over het hoofd gezien te hebben bij een poging Nederlandse schrijvers op anarchistische neigingen te betrappen. Het zij hierbij een beetje rechtgezet.

Een schrijver die niet ver van het (religieus) anarchisme afgestaan heeft en wiens levensverhaal dat van Van Eeden kruist, is Nico van Suchtelen - inmiddels misschien nog het bekendst als uitgever. In een cultuur zonder geheugen is zo iemand als schrijver al verzonken, en ook als vertaler (Spinoza, Dante, Heine, Goethe: mij dunkt!) niet meer geëerd. Zijn kleindochter Esther Blom schreef een biografie van Van Suchtelen, De vlam van het menselijk denken, waarin wel de schrijversloopbaan en de filosoof in de tijdsvolgorde aan de orde komen, maar naar mijn gevoel niet ten volle recht gedaan worden. Ik had daar meer over willen vernemen en ook over de politieke opvattingen en de ontwikkeling daarvan, maar misschien (helaas) mag je dat niet verwachten van een kleindochter die wel dicht (te dicht?) bij het privé-leven van de schrijver komt. Het stemt wat treurig, een biografie over een alleen nog antiquarisch te vinden auteur. En de Wereldbibliotheek is inmiddels ook een 'gewone' uitgeverij geworden. Wat zal het lot worden van Uitgeverij In de Knipscheer, en daarmee van auteur Albert Helman? Als er nog een echte biografie van deze schrijver-politicus-musicus verschijnt, dan maar liever niet van de hand van Michiel van Kempen (en dus ook beter bij een andere uitgeverij).

Kijk vreesloos in de spiegel is niet bedoeld als biografie, maar het lijkt mij de beste anti-reclame tegen Van Kempen als Helman-deskundige. Het onvermijdelijke psychologiseren (de onbedwingbare behoefte de werkelijkheid van romans te koppelen aan 'echte' gebeurtenissen) en de mate waarin Van Kempen zich zelf niet op de achtergrond weet te houden, evenmin als de aandacht voor het provinciale wereldje van de Surinaamse letteren waarin hij gespecialiseerd is - driewerf jammer. Ook weer niets serieus over Helmans verhouding tot het anarchisme, of Helman als anarchist. Het hoeft niet, maar ook hier wordt het politieke streven weer geheel gepsychologiseerd. Het mooiste van het boekje is het erin afgedrukte gedicht uit 1994 van Helman zelf, waaraan de titel ontleend is.

Psychologiseren is onontkoombaar, en wat mij betreft ten volle geoorloofd, bij een overzicht van de relatie van schrijvers tot zelfmoord. De uiterste verklaring van autonomie, de zelfbeschikking over het eigen leven - het lijkt wel of Jeroen Brouwers er geen genoeg van kan krijgen. In De zwarte zon bundelde hij losse essays over schrijvers die er eigenhandig een einde aan maakten en ik zou de toekomstige lezer(es) willen aanraden het niet in een ruk uit te lezen, gesteld dat men daartoe de neiging heeft. Het boek is - het zal wel geen toeval zijn - tevens een manier om kennis te maken met anarchistische schrijvers 'van elders': de Japanner Osamu Dazai, de Zweed Stig Dagerman, de Zwitserse Nederlander Henri Roorda van Eysinga. Over Mijn zelfmoord van de laatste vermeldt Brouwers dat hij het wel degelijk een humoristisch werkje vindt. Ik zou het liever op ironisch houden - ironie als gestolde droefheid, zoals Jules de Corte het ooit genoemd heeft (ik weet niet of hij het van zichzelf had). Maar misschien klopt het ook wel dat ironie het laatste stadium van humor is, in het geval van Roorda dient men dit ook werkelijk als een tijdsaanduiding te zien. De zelfvernietiging als creatieve daad - een specialisme voor anarchisten? Ik hoop niet dat u van plan bent zich iets van deze zin aan te trekken.

- Jan Fontijn, Broeders in bedrog - de biograaf en zijn held. Amsterdam: Querido.
- Esther Blom, De vlam van het menselijk denken - Nico van Suchtelen (1878-1949). Amsterdam: Wereldbibliotheek.
- Michiel van Kempen, Kijk vreesloos in de spiegel - Albert Helman 1903-1996. Haarlem: In de Knipscheer.
- Jeroen Brouwers, De zwarte zon - essays over zelfmoord en literatuur in de twintigste eeuw. Amsterdam/Antwerpen: Atlas.

(2000)

Geen opmerkingen: