
De Zwitserse natuurgenezer Dock heeft de moeilijke taak op zich genomen te betogen dat het zachtmoedig is geen vlees te eten, maar tegelijkertijd en bovenal is het gezond – maar het mag dan toch ook weer niet voor de zieken, zwakken en misselijken zijn – en dus ook niet voor degenen die het onethisch vinden dieren te doen slachten. De oplossing is dat het vegetarianisme geheel de harmonie der natuur herstelt (cursivering van de schrijver). Dankzij het vegetarianisme zal de mens weer de natuurlijke leeftijd bereiken die nu dankzij slechte gewoonten veelvuldig niet gehaald wordt (p.42). “Zeker zijn wij Vegetariërs op den rechten weg, wanneer wij de vegetabilische voeding krachtig aanbevelen, als volmaakt passend voor het menschelijk lichaam en zeer geschikt om de gezondheid te bewaren, en ziekte te voorkomen.” (p.55)
Of het gepast is of niet, ik waag mij even aan een discussie in tijd en afstand met Dock: zou het niet beter zijn geweest het vegetarisme zuiver ethisch te funderen, in plaats van een aanvechtbare “natuurlijkheid” voor de mens te construeren? Het “natuurlijke” vegetarisme van de mens wordt eigenlijk hoofdzakelijk afgeleid uit het gebit. Blijkbaar was in 1879 de tijd voor ethiek niet rijp.
Gunning ziet het vegetarisme als bondgenoot in de strijd tegen prostitutie en het misbruik van sterke drank en tabak, een combinatie die het nog lang zou volhouden (en die voor sommigen nog steeds zal gelden). Ook de (anonieme) vertaler vaart speciaal uit tegen de jenever – als al het koren dat in deze drank omgezet wordt naar bakkerijen zou gaan, zou dan de sociale kwestie niet al een heel eind zijn opgelost? En in een noot vaart hij (vermoedelijk “hij”, doch niet zeker) uit tegen het “Hollandsche volk” dat aan baden een broertje dood heeft en zindelijker is op zijn gangen en trappen dan op zijn lichaam (p.62). Misschien ligt hier een herkenbaar raakpunt met het heden.
De strijd voor het vegetarisme had (en heeft) nog een lange weg te gaan...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten