16 december, 2008

Toen was een spook heel gewoon


Bij de toernee door Nederland van de Academie van Ambulante Wetenschappen, herfst 1994, had ik als rode draad door mijn voordrachten bedoeld: de fenomenologie van het spook. Het waren steeds brokstukken, alle kanten opwaaierende mini-essays - weblogstukken avant la lettre. Een of twee ervan staan in Arcade #5 onder de titel Demonologie van de demonologie - uitgewerkt tot essay van redelijk formaat. Vraag ernaar bij uw boekhandelaar.

Als je het woord spook laat vallen is het net of je naar iets verwijst waarvan iedereen lijkt te weten wat je bedoelt, en waarover men een oordeel klaar heeft. In het algemeen zal dit zijn: "bestaat niet". Een mededeling van hetzelfde gehalte als "God bestaat niet", waarover in de loop van vele eeuwen een forse theologische bibliotheek is volgeschreven die nog steeds verder gevuld kan worden. Het bestrijden van de stropop ligt voor de hand. Merkwaardigerwijze heeft iedereen wel een idee over God aan de hand waarvan het gevecht met de pop aangegaan kan worden. Ik heb dit zelf ook gedaan en dacht daarmee atheïst te zijn. Tot je er achter komt dat je tegen een schim aanmept. De mistflard lost op, hoewel de mist verderop blijft. God en spook zijn op deze manier een.

Toch is dit schimmenmeppen in van oudsher theologiserend Nederland een nog steeds graagbeoefende volkssport. Het is in het algemeen een twistgesprek tegen gelovigen, aanhangers m/v van een godsdienst, de islam voorop dezer dagen. Islamdebat noemt men dat, sur vous et sans vous (en om het al dan niet chez vous draait het eigenlijk). Ik was nog in opleiding tot vrijzinnig voorganger toen ik op een kantoor kwam te werken waar de Olijke Atheïst bij voorbaat geïnstrueerd was zich in te houden voor de nieuwe kracht. Ik bleek mee te vallen bij de meesten omdat ik grootstedelijk mijn schouders kon ophalen over wat in Nederland voor christendom doorgaat. Alleen Olijke Atheïst had het niet helemaal door en vond dat hij af en toe moest laten weten dat God niet bestaat. Tuurlijk man, wat wil je in je koffie?

Niet helemaal bedacht op wat men nu kan zeggen of niet zonder op mijnen te treden liet ik een reisfragment van mijzelf los over de Ierse westkust, van een afgelegen vlekje op Aráinn. Een typisch Iers verhaal zou je zeggen.
Aan de haard zat een stel uit Dublin dat vroeg of ik al langs de begraafplaats was geweest. In zo'n kleine plaats was het bijna de grootste attractie, behalve de pub, maar daar kon je nu juist alleen komen langs de begraafplaats. Dit was hun ook niet ontgaan. Of ik het spook gezien had... ("Did you see the ghost?") Ik schoot in de lach bij de vraag, want het deed wel heel stereotiep aan. "Zo zou ik ook gereageerd hebben," zei de man van het stel ernstig, nog even beklemtonend dat hij uit Dublin kwam. Maar een jaar of tien geleden - hij kwam hier vaak - was hij in een groter gezelschap op weg naar de pub een man in een zwarte cape tegengekomen die nergens vandaan leek te zijn gekomen - het punt waarover hij sprak kennende begreep ik wat hij bedoelde: je had ruim zicht op de heuvel en kon iemand lang tevoren zien aankomen. De man in de cape groette en liep door, het gezelschap keek verwonderd om - en weg was hij, opgelost.... "We waren op weg naar de pub," zei hij voor de zekerheid, niet ervandaan. Hij had, schrijver zijnde, er over geschreven in het blad Island magazine, een blad dat ik kende en waarvan ik wist dat het serieus was. De ontmoeting was niet spectaculair en daarmee voor mij geheel geloofwaardig.

Die avond regende het, zoals het 't zo vaak kan doen op de eilanden in het westen. Ik was niet van plan ver te lopen, maar wilde nog wel een avondwandeling maken. Ik deed mijn speciaal voor het eiland gekochte regenpak om en liep de weg af, langs de begraafplaats. Ik was wel benieuwd. Ik liep tot de voet van de heuvel en terug. Drinken kon ik ook wel in mijn logement, als ik wilde. Ik kwam niemand tegen. De volgende dag vroeg de schrijver naar mijn wederwaardigheden. Niemand gezien. Droeg ik wat ik nu aanhad (het felgele regenpak)? Ja. Geen wonder dat je hem niet bent tegengekomen.

Een droog verhaal, in feite. Maar Olijke Atheïst wist raad. Geloof in spoken is primitief, wist hij. Het hoort bij mensen die traptreden horen kraken en denken dat een spook dit doet.
Voor horden mensen zoals hij bestaat de Verlichting uit het kunnen onderscheiden wat een trap doet kraken.
Eerlijk gezegd denk ik niet dat de mensen van voor de Verlichting (men kan deze ook letterlijk zonder hoofdletter nemen: met kaarsen heb je nu eenmaal meer donkere plekken in huis dan bij kunstlicht) eigenlijk te stom om voor de duvel te dansen waren. Een muis, een windvlaag, kloptorren, door afkoeling werkend hout: help, een spook. Hollywood doet de rest om het beeld van sufferds te completeren, of anders tekenfilms. De Verlichting heeft veel duisternis gebracht.
Ik ben zo vrij mijn, onze voorzaten serieus te nemen en niet voor achterlijk te verslijten. Ik heb er Chesterton niet voor nodig, ik vond dit al bij de episode waarover ik het heb, toen ik hem niet gelezen had, maar hij helpt wel hierbij.
Het verhaal doet heel Iers aan maar ik heb een Koreaans meisje eens horen vertellen over angst die zij doorstaan had op de terugweg van een buitenshuis staande wc. Zij was een kwaad spook tegengekomen op haar pad. Mijn eerste vraag: heb je ook herkenbaar-goede spoken? Ja, die heb je, en je weet al snel wat voor een je er voor je hebt. Komaan, een gestudeerde Koreaanse vertelt mij over onderscheid tussen spoken. Mijn volgende vraag: zijn spoken gewoon in Korea? Ja, zei zij, zonder een zweem van ironie. In heel Oost-Azië zijn spoken gewoon, jullie - het was duidelijk dat zij hiermee witte Europeanen of Noordamerikanen bedoelde - begrijpen dat niet.

Nee, wat ik wel begrijp is dat ik het niet begrijp en dat ik mij afvraag waaraan dit ligt. En ik ga niet een groot deel van de mensheid - nu ook in het heden, niet alleen in het verleden - voor sufferds verklaren.

Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen: