28 december, 2008

Asjoera in Kerbala, 2003 A.D.


Deze virtuele homilie wordt begeleid door beelden ontleend aan recente televisieuitzendingen. De ene heb ik toevallig op de late avond langszappend gezien op het net Arte : een documentaire reportage over Iran met beelden die de indruk wekten of bevestigden dat de culturele en politieke werkelijkheid in dit land veelkleuriger is dan we haast noodgedwongen zullen denken in onze streken. Maar daar gaat het nu niet om. De reportage liet beelden zien van Asjoera, de herdenking van de slag bij Kerbala. De slag ging tussen de partijgangers van Ali [de naam sji'ieten verwijst hier naar], schoonzoon van de profeet Mohammed en de volgelingen van een nieuwe dynastieke lijn in het geestelijk leiderschap, het kalifaat - geen familie meer van de profeet. De zoon van Ali, kleinzoon dus van Mohammed, Hoessein, sneuvelde bij deze veldslag tegen de usurpatoren.

Allerlei uitingen van openbare rouw over het lot van Hoessein in deze slag horen bij Asjoera, de viering van het martelaarschap van Hoessein. Men slaat zich in rouw op de borst, men kan dit ook met zwepen of kettingen doen - flagellanten lopen door de Iraanse straten. Er horen ook passiespelen bij de viering, die zijn echter door verbodsbepalingen in onbruik geraakt, en hoewel het verbod opgeheven is in Iran is de traditie inmiddels doorbroken. Maar zet een goed verteller over het lot van Hoessein voor een menigte gelovigen, zittend op de grond, en deze barst in snikken uit.

Het heeft iets wonderlijks, maar ook iets moois - zo'n verzameling mannen die in het openbaar zit te huilen. Jammer genoeg wordt er in de sji'itische islam speciale verdienste gezien in het huilen om Hoessein, er wordt extra beloning hiernamaals voor in het vooruitzicht op gesteld. Als men dus maar even twijfelt of zelfs niet gelooft, krijgt dit huilen iets van huichelarij - iets wat altijd op de loer ligt bij georganiseerde godsdienst. Maar ik vraag mij toch af of men onoprecht kan gaan zitten snikken, openbaar of niet. Ik kan het mij eigenlijk niet voorstellen. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat men niet speciaal om Hoessein huilt, al is het vast niet moeilijk zich te laten meeslepen in het gruwelverhaal dat de verteller over het lot van de imam reciteert. Als het lot van Hoessein in tijd en plaats te ver weg is (Kerbala, 680 na Chr.), dan is er altijd wel iets anders om de tranen de vrije loop over te laten. Persoonlijk verdriet, opgespaard wellicht - al was het alleen al omdat je als man eerder geacht wordt je groot te houden. Verdriet om iemand die of iets wat je dierbaar is. Verdriet om de onachterhaalbare tijd, om wat je verzuimd hebt en niet goed kunt maken. Verdriet om de menselijke existentie, het lot van de wereld in het algemeen. Er valt genoeg te huilen. Er valt altijd wel te huilen. Draag je tranen op aan wijlen imam Hoessein. Dat schoot door mij heen toen ik die documentaire zag op Arte, en goed een week later nogmaals op een Duits televisiestation.

Het collectief wenen in de naam van Hoessein werd afgelopen week op televisie in beeld gebracht, nu vanuit Irak. In het kader van de permanente propaganda zei de commentaarstem iets over het wegvallen van de wrede dictatuur, waardoor de suggestie werd gewekt dat men huilde over de verschrikkingen van het gevallen bewind. Wie zal zeggen of die niet meespelen? Het is een paradox: een bombardementsoorlog onder leiding van een in alcohol gedrenkte Amerikaanse president en een Britse christenkwezel heeft het de sji'ieten mogelijk gemaakt voor het eerst sinds vele jaren Asjoera te vieren en de tranen de vrije loop te laten. Ween over Hoessein, ween over uzelf, ween over een land dat door ongelovigen de vrijheid is geschonken te wenen om de vernietiging van de mensen, de verwoesting van de infrastructuur met verarmd-uranium-bommen. In Irak valt heel wat te huilen - over Hoessein, over het lot van de mensen in het land, over het lot van de mensheid in het algemeen. Afsluitend verwijs ik naar de collecte die zometeen gehouden zal worden, die niet nodig had moeten zijn, maar nu eenmaal nodig is, voor de gevolgen van het optreden van mensen die zich er op beroepen christen te zijn. Om te huilen, inderdaad.

[Voltooid op Tweede Paasdag 2003, tevens verjaardag van de allerchristelijkste kolonelsstaatsgreep in Griekenland, 1967].

Naschrift 2004:



Het bovenstaande betrof (uiteraard) niet het eigenlijke Asjoera, maar Arba'in, de gedenkdag veertig dagen later. Op 10 Moharram regeerde Saddam Hoessein nog in Irak. In 2003 kon imam Hoessein alsnog herdacht worden in vrede in Kerbala, Irak. In 2004 kon dit niet meer. De koloniale machthebbers hebben andere prioriteiten dan het beschermen van de overheerste bevolking. Reden tot rouw, inderdaad!

Nog later nachrift na verplaatsing
Het filmpje speelt in Sartsjeshmeh, Iran.

Geen opmerkingen: