01 december, 2008

Bij het verscheiden van Hans Daudt


Pas nu komt mij ter ore dat Hans Daudt, tweede hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de Zevende Faculteit in Amsterdam, is overleden op 18 oktober jongstleden.
Hij ging voor "rechts" door, het grootste deel van de tijd, een roep die hij te danken moet hebben aan zijn verzet tegen studenten die eisen gingen stellen aan zijn colleges Encyclopedie van de Politicologie. Wat de eisen inhielden was niet geheel duidelijk. Een andere opzet van de colleges was in beginsel het belangrijkst.
Ik moet zeggen dat deze oorverdovend saai waren: een eindeloos lijkende opsomming van politicologen uit de VS, meestal met zeer Duitse namen. Als we dat dan toch moesten weten, zou er niet een handboek of een syllabus over kunnen zijn, en zou het college niet aan iets anders besteed kunnen worden? Daudt gaf niet mee, op de hoorcolleges werd een steeds zuurdere toon tegen hem gebezigd door sommigen en Daudt toonde zich hoe dan ook onbuigzaam: je kon pas oordelen over nut of onnut van de door hem gepresenteerde kennis als je deze vernomen had.

Er was een studieboek dat tamelijk terecht onder vuur lag omdat het een beroep deed op een Wetenschappelijke Methode die tegelijk "onze tegenstanders" de mond kon snoeren. Wie waren die tegenstanders? (Het betreft hier Arnold Brechts Political theory. De colleges wetenschapsfilosofie die ik later volgde zouden mij alsnog leren dat het logisch-positivisme gericht was tegen de irrationaliteit van fascisme en bolsjewisme, en dus niet zo reactionair was als een paar jaar ervoor leek).

Abram de Swaan gooide olie op het vuur met een artikel in Propria Cures, Kleine politicologie van de kleine politicologie, waarin hij het verwijt uitte dat de Amsterdamse politicologen niet relevant waren voor de grote maatschappelijke vraagstukken van de dag. Daudt kon in het openbaar concluderen dat De Swaan blijkbaar geen zin had zijn promotie bij hem af te ronden, want deze voldeed niet aan de door hemzelf gestelde eisen. En tenslotte gaf hij er de brui aan de ondankbare jongerejaars college te geven, onder het motto dat hij geen uitwedstrijden meer zou spelen. (Hij was ooit sportverslaggever geweest).

Het vak bleef ontheemd achter, of liever - waar was het nu? Ik had mij opgegeven voor "de zevende" juist omdat het een niet-gespecialiseerde opleiding was. (Nieuwe) Geschiedenis, Rechten, Sociologie, Economie en Methoden en Technieken van Sociaal-wetenschappelijk Onderzoek golden als even zware hoofdvakken (wie met terugwerkende kracht over bijvakken praat in dit verband doet dit in onwetendheid of te kwader trouw). O ja, en dan was er het vak, gedoceerd door lector Lucas van der Land en professor Hans Daudt, en dat heette politicologie. Maar wat was dit vak, uniek voor de subfaculteit, maar geen hoofdvak? Daudts Encyclopedie werd niet voltooid en de verduidelijking bleef achterwege.
Ik kan nog steeds met een gerust hart zeggen dat ik het wegvallen geen gemis vond en dat ik het niet gemist heb na de propedeuse nooit meer een college politicologie gehad te hebben. Je moest er wel nog steeds tentamen in doen, in ieder geval tot het kandidaatsexamen.

De bijkleuring dat er gestreefd werd naar een marxistische kaderschool door degenen die Daudt hadden weggepest van het podium is waarachtig te veel eer. Komaan, wie had ervoor moeten zorgen? En waartoe zou een marxistische kaderschool dan wel gediend moeten hebben? Toen het instituut bezet was, april-mei 1970, werd het Karl-Marx-Instituut genoemd. Provocatief, maar ook niet veel meer dan dat. Het waren dagen, althans voor mij, die een intensieve kennismaking vormden met literatuur waar je via de subfaculteit niet van te horen zou hebben gekregen, in de vorm van een soort zelfscholing. Een wetenschappelijke Sternstunde, voor mij. Maar verwacht er geen marxistische scherpslijperij van. Ik bracht de aansluitende zomerweken vooral door met J.K. Galbraith en Joan Robinson - dit zou genoeg moeten zeggen. Daarnaast zat ik, ook toen al anarchist, niet op een marxistische kaderschool te wachten.
Ik heb wel actief meegedaan aan een werkgroep marxistische economie, met genoegen en inzet en resultaat, maar dit was een klein onderdeel van de studie. De docent die het gaf was geen politiek vriend van Daudt, maar vond wel dat hij in zijn recht stond en dat het bedenkelijk was hoe hem het leven werd zuurgemaakt.

Het treurige of troostrijke zou kunnen zijn dat de luidruchtigste anti-Daudttypes de man al lang voor zijn dood rechts gepasseerd waren. De naam Walter Etty zou in dit verband toch ruimschoots voldoende moeten zeggen.
Van de enige die zich profileerde als gedocumenteerde tegenstander, Tejo Broersen, is na die bewogen studiejaren geen spoor meer te vinden. Broersen vond ook dat je vooral interessante boeken moest lezen en liever niet moest zeuren over de inhoud van colleges.

Daudt sprak ook dertig jaar na de gebeurtenissen die hem vanachter de katheder haalden over het democratisch tekort van Nederland. Hij meende dat Fortuijn, als hij de kans had gekregen, een beleid in de geest van DS'70, een kortstondige rechtse afsplitsing van de PvdA, zou hebben gevoerd. Ik denk dat hij hierin gelijk had, maar wij zullen het nooit zeker weten, wat wellicht zijn gelijk over het democratisch tekort van Nederland onderstreept (ik druk mij wel heel voorzichtig uit, vind ik zelf). Over dit democratisch tekort kunt u hier verder terecht.

Daudt heeft ook het hoofdwerk van Joseph Schumpeter in het Nederlands vertaald, een boek dat wel weer eens beschikbaar zou mogen zijn dezer dagen.

Geen opmerkingen: