30 augustus, 2005

Zondagmorgen zonder zorgen aan de Stille Zee

Net als in veel zoniet de meeste Europese steden is in Seattle zondag winkeldag, net als alle andere.
Toch - als ik op weg ben een foto te maken van het fameuze Nordstrom-warenhuis (eerlijk gezegd niets bijzonders: een wat armelijker Bijenkorf) word ik op een plein aangesproken. Of ik een boekje met een deel van het Nieuwe Testament wil.
"Ik heb thuis zes bijbels," zeg ik uit de losse pols. (Na enig telwerk achteraf is de schatting juist gebleken).
"Mooi," zegt de mevrouw die mij aanspreekt. "Maar weet je zeker dat je naar de hemel gaat?"
Wat een vraag. "Nee, hoe kan ik dat weten?" Domme vraag blijkbaar.
Johannes 5:13, als ik het mij goed herinner. We zoeken het nog wel eens op.
En achteraf redeneer ik natuurlijk tegen die mevrouw. Heeft u de naakten gekleed? Heeft u de zieken verzorgd? De gevangenen bezocht? De armen te eten gegeven? Heeft u altijd - of, vooruit, vaak, of nog vooruiter: een keer - de andere wang toegekeerd? Bent u verder meegelopen dan gevraagd? Heeft u meer gegeven dan u gevraagd is?
Wonderlijk, zo'n vraag. Als ik maar goed terechtkom, dan is dat in orde en dan moet de rest maar voor zichzelf zorgen.
Zou ik in een hemel willen vertoeven (gesteld dat deze een plaats en een tijd heeft) waarin geliefde mensen en dieren niet vertoeven omdat zij op grond van Joh. 5:13 afgewezen zijn tot eeuwige (-[geleefd leven]) verdoemenis? Maar deze tegenwerpingen heb ik niet gemaakt. Bij dezen.

Geen opmerkingen: