03 augustus, 2009

Hoe verkoop ik Michael Bakoenin - een verhaal van de werkvloer


door Rob Gerritsen


Wat is toeval? Mijn lief werkte net een maand bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen toen ik daarheen gedetacheerd werd door een aardig bureau waarover ik het niet ga hebben. Lief en ik werkten nu dus in het Trippenhuis, het gebouw dat aanleiding heeft gegeven tot het vignet van Voskuils Bureau. Afgezien van het feit dat het Dialectbureau of het P.J. Meertensinstituut er nog een tijd bij ingezeten heeft.

Het gedetacheerd zijn beviel mij wel: ik werkte aan een project dat duidelijk eindig was, en als het klaar was moest er maar weer ander werk wachten, elders. Met een collega die ook geen volledige werkweek ambieerde ontsloot ik de fotocollectie van de Akademie. Daar kwam zelfs nog enig denkwerk aan te pas, al geloof ik niet dat ik daarvoor betaald werd (voor intelligent werk word je nooit extra betaald, al is de maatschappelijke pretentie dat dit wel zo is; wellicht kom ik hier een andere keer op terug).

Lief, over wie ik het verder niet zal hebben, behalve aan het slot, vond haar werk - het promoten van de boeken, uitgegeven door de Akademieuitgeverij - wel leuk en spannend, maar leed er onder dat haar bazin haar voortdurend liet merken dat haar voorgangster zo goed was geweest. En dat Voorgangster en vooral Bazin zelf eigenlijk haar werk het allerbeste konden doen, omdat zij er het meest verstand van hadden. Nou ja, Voorgangster was weg, maar haar geest waarde rond. En Bazin bemoeide zich overal mee. Ik deed mijn werk onder twee verschillende bazen, van wie al gauw bleek dat zij niet door een deur konden. Een zachtaardige man met meestal breekbare blik, en de mevrouw van de uitgeverij. Ik had eigenlijk alleen last van hun conflict, niet van een van beiden. Het project liep wel zelfstandig, zonder managementtypes.

Een dag per week zat er tegenover mij op de kamer iemand van de uitgeverij, die duidelijk leed onder haar werk. Zuchten en steunen, af en toe "ik begrijp er niets van" of soortgelijke opmerkingen. Maar omdat ik slechts vaag wist wat zij deed kon ik alleen maar verbaasd toezien of -horen. Praten over wat haar het werken zo moeilijk maakte was moeilijk, zij uitte zich in kortaffe zinnen van liefst een woord, waar ik niet veel wijzer van werd. Maar gaandeweg werd mij duidelijk dat zij werk zat te doen waarvoor zij niet was aangenomen en dat haar te zwaar was. Zij worstelde onder andere met een loodzwaar facturerings- en boekhoudprogramma, dat gekoppeld was aan de mainframe van de Akademie, en dat tergend traag werkte. Zo traag, dat je dacht dat het gewoon helemaal niets deed, en dan maakte je een nieuwe factuur voor de zelfde levering. En o wonder, na een uur, of twee, kwamen er dan braaf twee facturen uit de machine, wat dus ook inhield: twee boekhoudkundige handelingen, zodat er ook weer een creditnota gemaakt kon worden. En als deze traag ging, en waarom zou die plotseling sneller gaan, weer twee - enzovoort. De reden voor het zuchten en steunen was daarmee duidelijk.

Hoe ben ik er achter gekomen wat mijn kamergenote deed? Het kwam mij ter ore dat er in feite een vacature was bij de uitgeverij: boekverkoper, sales manager zoals de vorige het weids op zijn kaartje had laten zetten. Nou had ik daar een kleine twintig jaar ervaring mee, in "bewegings"-achtige boekhandels, maar toch, het vak was mij zeer vertrouwd. En het was wel eens aardig het ook eens van de kant van een uitgeverij te leren kennen. En het leek vastigheid te beloven, al stond ik daar met gemengde gevoelens tegenover: erg slim werk was het nu ook weer niet - het bleek het werk te zijn dat de zuchtende en steunende kamergenote "er bij" deed. De eerdergenoemde bazin had mijn cv al bekeken voor het werk dat ik nu deed, en zij had wel gedacht... maar niet durven vragen... sterker nog, er liep nog steeds het project van de Volledige Werken van Bakoenin, en daarbij zou ik misschien ook van pas kunnen komen. Ik had in mijn cv geen verstoppertje gespeeld over mijn gezindheid. Dat was misschien niet verstandig geweest, maar voor het detacheringsbureau bleek het juist een soort aanbeveling, en nu, eventueel direct bij de KNAW, blijkbaar ook. (Als je er elf jaar Fort van Sjakoo op hebt zitten, om maar wat te noemen, heeft het ook geen zin om geen open kaart te spelen). En zo werd ik ambtenaar zonder dat ik er ooit naar gestreefd had.

Het vechten tegen het factureringsprogramma werd op den duur minder, als je leerde berusten, desnoods geduld had en een iets snellere computer bleek ook te schelen. Er viel mee te werken, al was het een soort behelpen. Toen ik aangenomen werd als boekverkoper, in de zomer van 1999, stelde Bazin een actieplan op ter vervanging van het factureringsprogramma. Dit zal later een rol gaan spelen.

Wat Bakoenin betreft: ik heb precies een dag aan een proefprogramma gezeten om vragen aan zijn complete werken te stellen. Voor een anarchist en historicus die zich met het anarchisme bezighoudt een aardig dagje. Bakoenin is er geen grotere vriend mee geworden, maar belangrijk was dat mijn vragen soms wel, soms niet beantwoord werden. Een klein schakeltje in de verbetering van een cd, die tenslotte regelmatig besteld werd door mensen die alleen hun voornaam meldden en erg boos werden als zij de prijs van het schijfje vernamen. Was dit kameraadschappelijk? Het beantwoorden van deze vragen en opmerkingen kon ik aan de promotiemanager uitbesteden. Deze kameraden kochten er nooit een.

Twee dagen heb ik mogen besteden aan het redigeren van historisch getinte Mededelingen Letterkunde. Dat was intelligent werk, en het gaf inzicht in de hoogvliegendheid van Bekende Wetenschapslieden (bekend van tv ongetwijfeld), die niet één behoorlijke zin bleken te kunnen produceren en consequent namen verkeerd spelden. Maar ja, voor redactiewerk was ik niet aangenomen en ik werd er ook niet voor betaald. Het werd mij als een wortel voorgehouden dat er misschien in de toekomst meer dergelijk werk op mij wachtte, ter afwisseling - maar het kwam niet. Erger nog, de hele reeks Mededelingen Letterkunde bleek onder mijn ogen te sterven.

Ik kon dit achteraf nagaan aan mijn euforisch debuut als boekverkoper, zomer 1999. De eerste (en tevens laatste) lezing die ik meemaakte in deze functie was een openbare Mededeling over Anton Pannekoek. Ik heb er zelfs een enkele kameraad op geattendeerd, die - gelukkig, achteraf - toch niet gekomen is. In de krochten van de uitgeverij vond ik een partijtje van Pannekoeks Anthropogenese, waaraan ik een scriptie besteed heb. Ik bood het boek bij de lezing te koop aan voor een tientje. Een oud vertrouwd gevoel. Alleen het publiek bleek niet te kloppen. Oude heren die vooral in ouwe klare geïnteresseerd waren, hun reiskosten konden declareren en die alle boeken gratis wilden. Sommigen brachten ze bij wijze van bijvoedering direct naar De Slegte, zoals ik van een integer Lid, dat zijn verbijstering hierover niet voor zich kon houden, hoorde. Je zult begrijpen dat er dan ook nogal wat Marktgerichte Economen tussen deze heren zitten, die vinden dat Vadertje Staat de mensen niet in de watten moet leggen en dat de lonen te hoog benne. Veel meer geleerdheid heb je in Nederland in de 21ste eeuw niet nodig om op te stijgen tot de eenzame hoogte van de Akademie.

Als een van de oude heren sterft wordt deze vervangen - of er een geschikte kandidaat is of niet. Ooit moet het peil hoog zijn geweest. Ik heb het gezien aan de hand van het bovengenoemde fotoarchief. Pannekoek was ook Lid, als sterrenkundige natuurlijk, niet als revolutionair.

Nu volgt de Akademie uiteraard de Werdegang van de universiteit (Leden zijn zo goed als altijd hoogleraar), dus het is een grote tocht naar beneden. Enfin, bij de gratie van deze oudeherenclub - een adviesinstituut voor het ministerie - worden allerhande instituten opengehouden, zoals het IISG, dus wat zullen we zeuren (al vraag ik mij wel af of Ronald Plasterk veel werk aan zijn instituut besteedt, maar dit terzijde). De Mededeling over Pannekoek verscheen niet. Wat wel verscheen, en mij op den duur hels maakte, was een monotone reeks aanbevelingen aan het ministerie om de universiteiten vooral op peil te houden: Kwaliteit verzekerd, Rijzende sterren, Kwaliteit gevraagd - ik weet gelukkig niet precies meer hoe deze oefeningen in futiliteit heetten. Mijn taak was het mede deze papiervulling te verzenden aan wie erom vroeg, en omdat het gratis was werd er veel en vaak naar gevraagd. Als ze op waren was het advies ze van het net te downloaden. Dat bleek in het algemeen te veel gevraagd: gratis drukwerk wilden degenen die geïïnteresseerd waren in het hoog houden van het peil van de Nederlandse universiteiten, niet zelf even naar de printer lopen... En zo ontwikkelde de Akademie zich verder tot kopieerinstituut.

Er moest een punt komen waarop dit mij te veel werd, in combinatie met het genoemde factureringsprogramma en wat onverwachte hits die door bijna elke boekhandel in menig kleine plaats besteld werden. Voor drie dagen was mijn werk onevenwichtig ingericht - ook als het niet persoonlijke ergernis had opgeroepen ("alwéér een Pleidooi voor Kwaliteit"). Nee, aan Bakoenin heeft het niet gelegen. Ik noem geen cijfers, maar een hit kunnen we hem niet noemen... En tot overmaat van ramp werd alsnog de herinrichting van het factureringsprogramma doorgezet. Het betekende een volledige verbouwing, die mooi uitkwam met de invoering van de euro.

Kunt u zich iets voorstellen bij het opnieuw invoeren van boektitels en -prijzen van een uitgeverij die niet verramsjt en die boeken uit de jaren dertig in voorraad heeft? Terwijl de bestellingen, voor gratis spul en voor boekhandelsboeken, doorgaan? Onder de hoede van een Bazin, uitgeefster van Michael Bakoenin dus, die voortdurend loopt te roepen dat zij en zij alleen de baas is en dat zij de indruk heeft dat de mensen daar niet goed genoeg van doordrongen zijn? Op een middag vroeg zij mij om het een en ander, waarvan zij uitstekend kon nagaan dat ik er niet aan toe had kunnen komen, en zij maakte een dreigende toespeling op de waarschuwingen die zij al eens had doen uitgaan over mijn chaotische bureau. Totaal verzenuwd van de overbodige werkzaamheden en de zeurvraag liet ik een gevraagde ordner in een fraaie vrije val op haar bureau landen. "Dat heb je netjes gedaan," zei zij met een ironisch lachje. "Ja, helemaal in jouw stijl, bot wijf," was mijn antwoord (als goed Nederlandse ging zij prat op haar "bot- ik bedoel, directheid" zoals zij het zelf uitdrukte). In de verhalen die de ronde deden in het Trippenhuis is mijn antwoord al snel vervormd, en rotwijf was niet het laatste stadium in dit sprookje. Ik heb de wording ervan niet meegemaakt. Het was prettig en onverstandig tegelijk op dezelfde afdeling te werken als Lief. Zij had het gehoord, waarschijnlijk ook iets anders verstaan, en maande mij direct mij ziek te melden om eventueel ontslag op staande voet voor te zijn. Wat is toeval? Die avond kreeg ik zware griep. Lief ook. Zij is nog even teruggeweest op het werk, maar werd zo grondig getreiterd door Bazin die meer dan ooit vond dat de teugels aangehaald moesten worden, dat het niet vol te houden was - en gelukkig hoefde dit niet, want zij kreeg werk elders.

Bij mij had de griep een lange nasleep, die zonder enige twijfel in stand werd gehouden door wat mij te wachten leek te staan bij terugkeer. Een fruitmand is mij niet bezorgd. Bazin trakteerde op taart toen er een vervanger voor mij gevonden was - die, zoiets verzin je niet, precies dezelfde naam heeft! Dus als je onverhoeds Bakoenin bestelt... slechts 454 euro of zo... ik ben het niet hoor! En het werd zo wel erg gemakkelijk mijn terugkeer tegen te houden.

Ik was mijn loopbaan als boekverkoper nog maar net begonnen toen de verhalen tot mij doordrongen: wat was eigenlijk het lot geweest van mijn voorganger? Lief had hem nog even meegemaakt. Plotseling was hij weg geweest. Gaandeweg kreeg ik een beeld. Hij had zich nogal eens beklaagd dat het werk te dom voor hem was. Dat klopte, daar kon ik van meepraten, maar academici die iets slims te doen krijgen zijn zeer schaars - pech, je verstand gebruik je maar in je eigen tijd... Dacht ik hardvochtig, in het begin. Naast het domhoudende werk moet aan mijn voorganger geknaagd hebben dat hij in scheiding lag, en dat er gedoe was rond de ontmoetingsmogelijkheden met zijn kind. Wat gaat mij - en jou - zo'n persoonlijke tragedie aan? Dat ga ik uitleggen.

Zogenaamde leidinggevenden die voortdurend verkondigen dat zij leiding geven kunnen hun werk niet aan, dat is duidelijk - hoe je verder ook over "leiding geven" denkt (en je kunt wel raden wat ik daarvan vind). Als voorganger niet goed functioneert door persoonlijke omstandigheden, en Leidinggevende kan het niet aan, dan is er het stapje hoger in de hiërarchie: de Baas der Bazen, de directeur. Bij de KNAW is deze getypecast door een bureau dat de klokkenluider van de Notre Dame en Koos Voos in de aanbieding had in de vorm van één man. Nee, ik geef onmiddellijk toe dat een afstotelijk uiterlijk niet in overweging genomen dient te worden. Maar het gaat wel meetellen als de genoemde rolspeler zich gaat misdragen. Voorganger werd op het matje geroepen, kreeg te horen dat hij niet functioneerde - en als hij niet uitkeek zou mijnheer de directeur er persoonlijk voor zorgen dat hij zijn kind nooit meer te zien zou krijgen.

Hoewel er reden genoeg zou zijn geweest om woest te worden op deze directeur in de onderhavige omstandigheden, zou bij rustig nadenken iemand die zo toegesproken wordt de man hebben kunnen antwoorden dat hij hier nu toch werkelijk helemaal niets mee te maken had of over te zeggen had. Maar mijn voorganger was al overspannen. En hij reageerde navenant. Hij beantwoordde wat hij als een persoonlijke bedreiging zag, met een eigen bedreiging. En daar was mijnheer de directeur uiteraard op uit geweest. Ontslag op staande voet.

Het beeld is mij pas geleidelijk aan de hand van verhalen van collega's die tegen wil en dank getuige zijn geweest duidelijk geworden. Een schets van onvermogen en wangedrag van zogeheten leidinggevenden. Eens maar nooit weer? Al weet ik niet wat Koos de Klokkenluider voor mij in petto heeft gehad, en al kan ik mij niet echt overspannen noemen, ik laat mij wel gemakkelijk door de eerste de beste halvegare provoceren. De scène die tot mijn ziekteverzuim leidde illustreert dit wel. Ik hoefde het niet mee te maken. Dan maar geen ambtenaar. Want ja, diezelfde directeur haalt in alle eer en deugd zijn pensioen. En dat zal ook gelden voor de uitgeefster van Bakoenin. Het Peter principle heet dit: je gaat stapjes omhoog in je carrière tot het punt waarop blijkt dat je een mislukking bent. Dan rest ofwel blijven zitten ofwel een zeer, zeer gouden handdruk.

Ik heb eerlijk gezegd niet zo heel veel met Bakoenin. Maar nu ik dit opgeschreven heb krijg ik medelijden - wat moet dat een gerol zijn in zijn graf. Mocht hij ooit weer back in town komen, dan toch maar een geprinte, gekopieerde uitgave met een nietje in de rug, graag!

[Geschreven 2002. De genoemde uitgeverij is inmiddels opgeheven, de Bazin heeft een gouden handdruk gekregen en de Baas der Bazen ook].

Geen opmerkingen: