27 augustus, 2009

Datum


De bus die mij naar het station moet brengen rijdt vanaf deze week vier minuten later, en er is nog maar vijf minuten verschil met de volgende. Als het tegen- of meezit komen ze in konvooi aan bij de halte. Het klopt, het zit tegen. Het betekent ook dat ik mijn aansluiting mis met de trein. Geen goed begin.

Vanaf zaivenentwintig agustus is de auveitjiipkaaht de ainige kaaht op de maitrau, schalt het onophoudelijk door de luidsprekers..Tja, als je de lange open o als au uitspreekt, en de ou als aau [ik heb nooit gedacht dat er verschil in uitspraak was tussen ou en au, maar het sociolect dat men Poldernederlands noemt heeft mij wijzer gemaakt] - dan moet je augustus toch ook anders uitspreken. En dus wordt het agustus.
Het wordt agressief omgeroepen op de dag van invoer. Handig. Wel een beetje erg laat, maar hee, dit is Amsterdam. Ik heb echter nooit om uw metro gevraagd, ik heb mij het rambam gedemonstreerd en anderszins actie gevoerd destijds. Sterker nog, het Academisch Medisch Centrum had er ook niet mogen zijn. Het heeft nu een station. Op de trein kun je je strippenkaart gebruiken. Ieder half uur gaat er een...

De strippenkaart. Ik kan voor mijzelf reconstrueren sinds wanneer hij bestaat. Mijn op spoorafstand wonende geliefde had een manier gevonden om geld te besparen: de zogeheten strippenkaart was in de praktijk goedkoper dan de Amsterdmse tramkaartjes. Dat scheelde. Het moet dus 1979 zijn geweest, dertig jaar geleden, nog net voordat die vermaledijde metro ook echt ging rijden in de binnenstad. Het prijsvoordeel zou spoedig verdwijnen door landelijke verplichtsteliing van de strippenkaart. En die leverde zoveel problemen op, al weet ik even niet welke, dat ze er dertig jaar later een nieuwe oplossing op gevonden hebben die je beter niet bij je kunt hebben als je naar de HEMA gaat.

Ik had mijn laatkomen gemeld - daar zijn mobiele telefoons tenslotte voor uitgevonden. Als ik mij aanmeld wordt mij te verstaan gegeven dat ik eerst even langs "het BSN-loket moet lopen". Eerst denk ik het letterlijk op te vatten, maar wie zal er een demonstratie in herkennen? Dus voeg ik mij in de rij en werp de mevrouw achter het loket toe dat zij dit nummer allang heeft. Niet waar, zegt zij. Jawel, het staat op het ponsplaatje, en ik draag het afgebeelde nummer voor. Mag ik eens kijken? Ze kan het niet ontkennen en zegt dan dat ze toch mijn paspoort moet zien. Ik smijt het naar haar toe (het toeval wil dat ik het bij mij heb) onder de woorden: ja zo moet het in het land van Wilders en zijn NSB-ers zoals u.

Want u, lezeres, en ik weten dat dit paspoortgezever is om te voorkomen dat zogeheten illegalen zomaar van uw en mijn gezondheidszorg gaan genieten. In het kletsverhaal namens christen-democraat Klink (onthoud de naam, ik zal hem niet meer noemen) wordt als extra voordeel van uw paspoortplicht genoemd dat vergissingen bij behandeling op deze manier worden uitgesloten. Een wonderlijke verklaring van vertrouwen in de competentie van medici en de mogelijk opgebouwde vertrouwensrelatie tussen patiënt en medicijnmens. Maar goed, je moet toch een verhaal ophangen aan de uitsluting van Ahmed, Kofi of Katja, nietwaar. Laat het maar aan christen-democraten over.
Ik weet niet wat de mevrouw aan haar loket doet met mijn paspoort, het duurt maar enkele seconden en ze geeft het mij terug.
Ik uit een grotere grofheid tegen haar die mij blijft bespoken tot op dit ogenblik.

Want ik ben tegen dit identificatiegedoe op humanitaire gronden (onder andere) - in mijn geval niet christelijk gefundeerd maar dit zou wel kunnen en misschien is het in laaste instantie ook mijn drijfveer (dit vergt nog nader zelfonderzoek of nadenken). Mijn uitval gaat recht tegen mijn motieven in. Ik had die mevrouw op rustige wijze op het ongepaste van haar handelen moeten attenderen. Maar eerlijk gezegd ben ik de zoveelste wachtsessie in dit ziekenhuis (minimaal twee keer per week deze maand) meer dan beu en de nieuwste bloeddrukpillen hebben mij prikkelbaar gemaakt.

Ik probeer mij in de wachtkamer nota bene te concentreren op het blad Conspire, waarover spoedig meer. Dan komen er vier smerissen aanlopen van achter in de wachtruimte. Heeft de lokettiste vijf maal acht gebeld (of hoe heet het tegenwoordig?)? Nee, tussen de twee-aan-twee lopende smerissen in wordt een slungelachtige jongeman voortgesleept, in handboeien. Hoe gewoon is dit tafereel? Niemand geeft commentaar in de wachtkamer. Dit is een christen-democratie, dus wat kun je verwachten... Ik houd mij na mijn eerdere ontsporing ook maar even in.

Tegenover mij zit een vrouw met tamelijk weelderig haar op haar scheenbenen. Dat is ook zo'n dertig jaar geleden, dat je het algemeen zag, en dat vriendinnen (al dan niet De Vriendin) het ook lieten staan alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Wat het ook is. Maar ik - en natuurlijk niet alleen ik - ben inmiddels zo gewend aan het ongewone van dit gewone dat ik in verder gepeins word afgeleid van mijn lectuur.

En dan is het toch zowaar mijn beurt. De ochtend is om.
Ik heb een operatiedatum - 21 september, nog te ver weg om logplannen voor te maken. Een operatie onder volledige narcose, en het resultaat kan zijn dat ik weer terug ben op het uitgangspunt: de wereld dubbelzien.
Zoiets als een auvaitjipkaaht dus eigenlijk. Bah, wat ondankbaar - het is blijkbaar zo urgent dat ik niet op een wachtlijst sta.
Enfin, u merkt het nog wel.

[De afbeelding dook op terwijl ik vorig jaar voor mijn lezing in Engeland was. Het gejuich in Nederland was zo sterk dat ik het kon horen aan de overkant - zoveel blijdschap heb ik in geen jaren in dit land gehoord].

Geen opmerkingen: