06 december, 2013

De beeldhouwer haalt weg wat het beeld verbergt


Bij mijn sollicitatiegesprek voor Aladdin werd mij een stel vragen voorgelegd waarvan men benieuwd was hoe ik het zou oplossen. Een ervan is mij bijgebleven: waar blijft de wind als het niet waait? Was dit een poëtische vraag? Men toonde verrastheid toen ik na enig glimlachend nadenken zei: "wind is niet, je kunt alleen van wind spreken als het waait." Het lijkt mij niet moeilijk: "Er is wind" en "Het waait" zijn gelijke mededelingen. De gedachte dat wind "iets" moet zijn lijkt mij voort te komen uit het onvermogen tot elementair dialectisch denken. Dat wording of beweging niet zomaar met "zijn" beschreven kan worden is voor de heersende ideologie daadwerkelijk ondenkbaar.
(Zo ver ging ik niet met mijn antwoord; ik heb de baan - de leukste die ik ooit voor redelijk loon heb gedaan behalve het journalistieke werk - wel gekregen).

Is een bron?
De bron van alle zijnden is zelf geen zijnde.
Het niet-zijn is inherent aan "de bron" - waar begint de beek of rivier en waar eindigt dan "de bron"? Het opwellen van het water is een proces, zoals ook het waaien (Of het ontdooien van een gletsjer die tegelijk weer aanvriest, en andere mogelijkheden).
De bron van het zijnde "is" niet, de bron is een wording. Anders gezegd, naar H.W.Ph.E. van den Bergh van Eysinga: God is wording. Bij uitstek het godsbegrip leent zich voor reïficatie waarna de ontkenning voor de hand ligt: waar is dat ding/die persoon?
een bron ... is altijd anders dan hetgeen eruit voortkomt
[naar Plotinus]
Een bron is een niet-identieke vereenzelviging met wat er uit voorkomt, schrijf ik dan hier.

Valt er iets te zeggen over het onzegbare, wat voorbij het bespreekbare ligt? De vraag doet merkwaardig aan. Filosofen en mystici hebben zich er beurtelings wel en niet aan gewaagd. Sommigen zwegen geheel of lieten aan hun werken blijken dat zij het onzegbare genaderd waren - iets wat eigenlijk ook al niet in taal te vatten is. Het of de oneindige naderen?

In het oneindige raken uitersten elkaar.... Als je één zijde van een driehoek tot in het oneindige verlengt, dan gaan de andere zijden er tenslotte me samenvallen. Als je de doorsnee van een cirkel tot in het oneindige verlngt, dan gaat de omtrek samenvallen met de doorsnee. Een rechte lijn wordt dan tegelijk driehoek en cirkel.
[naar Cusanus]

Over het onzegbare kan men alleen maar zwijgen. Het zal nooit lukken zolang er mensen zijn.

- Citaten uit en overweging naar aanleiding van: Harry Hamersma, Voorbij alle woorden - fluisteraars van het onzegbare. Deventer: Ankh Hermes, 2008.

Geen opmerkingen: