24 maart, 2013

De wildernis een tuin genoeg


Bij het Nederlandse literatuuronderwijs op school had weinig meer indruk op mij gemaakt dan de Oosterse kwatrijnen van Leopold. Ik keek dan ook blij verrast op toen ik als eerstejaars een Engelse versie van de Rubáiyat bij de bekende boekhandel aan het Spui in de etalage zag. Het moest nog even wachten en het was allang uit beeld toen ik de winkel betrad om het alsnog te bemachtigen. Het eerste nieuwe (in de zin van: niet tweedehands) literaire boek dat ik ooit gekocht heb. De man van de winkel vond dat er betere edities waren, of mooiere, dan die ik kocht, een versie die ook niet in de etalage had gelegen. Dat er diverse uitvoeringen waren van zo'n boek was nog verbazender. De wereld ging open (en is dat gebleven).

De Engelse kwatrijnen van Edward FitzGerald gelden als hoogtepunt van victoriaanse poëzie, maar hoe Perzisch, hoe Omar zijn ze eigenlijk? En dan - Leopold maakte Nederlandse poëzie van FitzGeralds werk, hoe klonk de ware Omar? Is het interessant, achteraf? Naar mijn weten heeft Brakell Buys, die wel bijvoorbeeld Roemi vertaald heeft, zich niet gewaagd aan een "authentieke" Nederlandse Omarvertaling.
Niet bepaald "nieuw", uit het opmerkelijke jaar 1979, ben ik nu een vertaling van zekere Lucas Metsier tegengekomen, over wie ik verder niets kan achterhalen via het net behalve zijn echte naam en zijn beroep. Hij zal het Perzisch machtig zijn geweest, en hij stelt dat de FitzGeraldversie redelijk authentiek is. En verder moeten we Khayyám vooral lezen als product van negentiende- of twintigste-eeuws Europa, eerder dan als de mysterieuze wiskundige en astronoom uit de elfde/twaalfde eeuw van de christelijke jaartelling. Metsier acht Khayyám een existentialist die wereldlijke macht afwijst, hij zou dus een anarchist avant la lettre kunnen zijn. Vandaar dat De Dolle Hond een vertaling heeft uitgegeven wellicht.

En dan, op zoek naar de auteur van deze vertaling kom ik deze site tegen die de Dolle-Honduitgave van F. Pijl (J. Slikboer) de eerste en enige vertaling is in het Nederlands die van de Perzische grondtekst uitgaat - dus niet Metsier. Die eigenlijk Albert Hijmans van den Bergh heet en kort na zijn Robaiyat-uitgave overleden is. Of hij geen Perzische bronnen heeft gebruikt blijft onduidelijk.

Tot mijn spijt moet ik zeggen dat zijn vijfenzeventig kwatrijnen bij lange na niet de poëticale hoogte van Leopold of FitzGerald halen. Een proeve, het "wildernis/paradijs"-kwatrijn.

met jou

In wild gebied, een boomgebaar genegen
om jou en mij, wat vlees en diep te lezen -
en wijn, m'n wittebrood ik ben een sheik!
Je welvend rijk, mijn reizende bewegen...

Tja, de dichter kijkt hier niet wat treurig toe hoe de dame in zijn gezelschap tegen een boom in slaap valt na het drinken van de witte port. De tuin (paradijs is een woord van Perzische herkomst) komt hier in een heel ander daglicht te staan dan bij FitzGerald. Bekoren doet het mij niet.

Geen opmerkingen: