13 februari, 2007

Van zolder geplukt: geschiedenis arbeidersbeweging herleeft


Terwijl zich enerzijds een revisionistische stroming ten aanzien van de geschiedenis van de arbeidersklasse aanmeldt ("het viel allemaal reuze mee met die plaggenhutten" - tja, nogal wiedes, die heb je nu nog steeds volop, alleen elders op de wereld, en als je dat accepteert moet het wel meevallen), worden er anderzijds toch weer goede boeken geschreven over de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging. Nu het parlementaire socialisme, altijd al een homeopatische stroming, een nieuwe verdunningsoperatie heeft toegepast waarbij het verschil met liberalen en conservatieven nog slechts dat van het logo is, kan de Partij en de bijbehorende Bond geen aanspraak meer maken op het overwinnaarsverhaal in deze geschiedenis. De Oude Beweging, de Moderne Vakbeweging, het waren etiketten die moesten uitdrukken hoe goed de parlementairen op weg waren. Voorbij, voorbij - en dus is er nu een geschiedenis van de Amsterdamse arbeidersbeweging van 1848 tot 1894 die het verhaal beoogt te vertellen van een beweging die een eigen waarde had en niet onvermijdelijk moest uitlopen op de parlementaire weg. Ook niet, evenwel, op de anarchistische - het ongedifferentieerde, "anarchisch" aandoende karakter van de beweging lijkt misschien meer bij het anarchisme aan te sluiten (en de sociaal-mediocraten hebben dit altijd maar al te graag betoogd), maar de samenhangende kern van het anarchisme ontbrak in deze beweging.

Dennis Bos laat in Waarachtige volksvrienden zien hoe er in buurten gewortelde netwerken van familie, buren en collega's ontstonden, die de vlam van het Communismus - geïntroduceerd door Duitse arbeiders - brandend hielden. Tegen de verdrukking in, eventueel in vrijmetselaarsloges (gelukkig is het boek niet perfect, de naam van de bekende loge Post Nubila Lux wordt verhaspeld). Enerzijds internationalistisch, anderzijds zeer Amsterdams en desnoods buurt-chauvinistisch. De Oostelijke Eilanden moesten niets van de rest hebben, en de Jodenbuurt kwam pas laat tot ontwaking en werd met argwaan bekeken door de gojim (antisemitisme, kun je ook gerust zeggen). Een samenhangend socialistisch streven valt uit de verslagen van de bijeenkomsten in de verschillende vrijplaatsen niet op te maken. Weg met de koning - nee, hij moet het zooitje in de Kamer juist ontslaan - revolutie en daarna opslag - enfin, wie nog wel eens echte Amsterdamse volksmensen tegenkomt kan de sentimenten nog vernemen. Een mooie schets van die oude beweging, met milde Toonder-achtige ironie geschreven, maar blijkens het theoretische nawoord geëngageerd bedoeld: Bos keert zich tegen de overwinnaarsgeschiedschrijving die zolang al het veld gedomineerd heeft. En passant illustreert hij de vlottende grens tussen de geschiedenis van de arbeidersbeweging en de volkskunde, om nog maar iets te noemen. Warm aanbevolen. Het was voor mij leuk te vernemen dat een voorzaat van mij afgevaardigde was namens Amsterdam bij de Internationale; en leuk voor ons allen: de Amsterdamse kameraad die Marx in zijn hotel op de Warmoesstraat komt opzoeken voelt zich door deze behandeld alsof hij zijn kruier is - wat weer een ander licht werpt op de Nederlandse keuze tegen de marxianen bij de scheuring van de Eerste Internationale.

Een van die negentiende-eeuwse voortrekkers van de Amsterdamse arbeidersbeweging was Evert Hartman, die tevens de coöperatie bepleitte. Als zodanig komt hij voor in het boek van Ton Oosterhuis over de geschiedenis van de verbruikscoöperatie in Nederland, Niet om het gewin, maar voor het gezin (bekend van Gerard Reve, maar wel degelijk een leuze van de Co-Op). De productieve coöperatie is voor ons anarchisten (zal ik maar zeggen) interessanter, en dus vaker beschreven, omdat de mislukkingen spectaculairder en talrijker zijn, en omdat het streven nu eenmaal het zelfbeheer-ideaal meer benadert. Hoewel de winkelketen van deze naam bij de sociaal-democratische zuil hoort (gefuseerd overigens met de katholieke, net als bij de vakbeweging) waren er tot in de twintigste eeuw ook anarchisten betrokken bij het oprichten van verbruikscoöperaties. Het boek is tevens een soort geschiedenis van het dagelijks leven: winkels en de levensmiddelen die er te koop zijn figureren er in. En de nog steeds bestaande keuze tussen solidariteit en de eigen portemonnee. Op den duur waren de coöperatieve winkels namelijk niet meer opgewassen tegen de concurrentie van de opkomende grootgrutters. Opmerkelijk: het zogenaamde eerste Albert Heijnwinkeltje in Zaandam was in feite een coöperatieve winkel. En de ETOS was een Eindhovense coöperatie, oorspronkelijk zelfs verbonden aan Philips.

Zoals met de pers (en waarschijnlijk de hele sociaal-democratische zuil) is het verhaal van de coöperatie er een van opgang en razendsnelle val, waarbij de partijgenoten nooit te beroerd zijn de doodsteek uit te delen (Mazzola die in 1973 uitverkoop houdt van bedrijfsonderdelen, met de zegen van de bonden). Van de keten resteren nog winkels in de Zaanstreek en het gebied van Arnhem en Nijmegen, en daar gaat het verder goed mee. Desgevraagd vertelde de schrijver mij dat de productiebedrijven van de Co-Op niet coöperatief waren.
En intussen is het streven weer of nog volop in leven, en Oosterhuis besluit ook niet pessimistisch. Van zijn liefdevolle en geëngageerde geschiedschrijving kan ik verder ook alleen zeggen: warm aanbevolen.

- Dennis Bos, Waarachtige volksvrienden - de vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894. Amsterdam: Bert Bakker, 2001. 444p.
Ton Oosterhuis, Niet om het gewin, maar voor het gezin - de geschiedenis van de verbruikscoöperatie in Nederland vanaf 1865. Den Haag: SDU, 2000. 239 p.

Geen opmerkingen: