20 februari, 2007

Het onsterfelijke hooggebergte van Nederland

Nederland is vol - vluchtelingen kregen het al in de jaren dertig te horen, en daar is niets aan veranderd; het werd zozeer als een juiste uitspraak gezien, dat er volop geëmigreerd diende te worden, in de jaren vijftig en zestig - precies de decennia toen er evenveel, neen meer "repatrianten" uit voormalig Nederlands Indië kwamen, en "gastarbeiders". En nu, sinds wannneer is niet precies na te gaan, geldt het als een uitspraak die je mag doen, nadat dit land ontelbare jaren onder een linkse dictatuur gezucht heeft waarin je deze opmerkelijke mening niet mocht zeggen. Nederland is vol - en ja, al stem je niet in met hoi polloi, wat plaatsen met meer rust en stilte, of wat meer plaatsen met deze zo schaarse niet-goederen - het zou wel schelen.

Architect Rem Koolhaas heeft een aantal ontwerpen gemaakt voor de volledig gemaakte stad in dit toch al geheel door mensenhanden gemaakte land. "Er is geen natuur in Nederland die ouder is dan het oudste gebouw in de omgeving," zegt Piet de Rooy in Republiek van rivaliteiten, en na enig nadenken moet ik toegeven dat hij gelijk heeft. Ook, nee, vooral de "wilde natuur" wordt gemaakt in dit land - met shovels en graafmachines - kalm aan en rap een beeetje... Waarom dan niet de inrichting van stedelijk Nederland volgens elders gangbare concepten aangepakt? Als je de bebouwingsdichtheid van Manhattan als norm neemt, is de gehele Nederlandse bevolking te huisvesten in Zuidstad (Zuid-Limburg) of Puntstad (het plotseling zo gekoesterde Groene Hart). Een strook van nog geen twee kilometer breed aan de zuidelijke grens kan ook: Grensstad. Met een bebouwing volgens de normen van de metropool Los Angeles zou Grensstad een stuk groter (en extensiever bebouwd) worden, maar ten noorden van pakweg de lijn Veere-Venlo zou het land woest en ledig kunnen zijn. Ik moet even slikken, denkende aan mooie rustige plaatsen in Limburg en Zeeuws-Vlaanderen - maar er staan grotere belangen op het spel. Trouwens, Manhattan is de spannendste stad ter wereld, en hoe vol is Los Angeles?

Ik moet even de voorgaande regel overdenken, Manhattan genoemd hebbend. Tot voor kort konden wij ons driehonderd meter hoge gebouwen voorstellen als houdbare constructies. De utopie van Zuidstad en de varianten moeten er aan voorbijgaan dat er mensen zijn die zulke gebouwen vooral zien als iets waar je aan een snelheid van 700 km per uur op invliegt. Ach, de utopie... En laten we er even aan voorbijgaan dat de economische activiteiten in en om bijvoorbeeld Rotterdam, "de grote werkstad", wel degelijk aan die plaats gebonden zijn. Ik vrees dat men in Zuidstad vooral bezig is met communicatiemanagement en niet te vergeten managementcommunicatie. Goed - gaandeweg wordt Nederland geheel geconcentreerd in Zuidstad of Grensstad. Wat gebeurt er met de rest?

Er is natuur in Nederland die groter is dan een krant, die zo vanzelfsprekend is dat we haar niet als natuur her- of erkennen, en toch is zij het juist die maakt dat het land nooit "vol" is. Midden in de stad zie ik haar soms op doorkijkjes aan grachten, op bredere straten. Aan de ringvaarten, aan het IJ ontvouwt ze zich, de belofte van de overweldigende leegte. Vooral ook met de duinen in de rug, kijkend naar geest- en poldergrond. Bij het vallen van de avond dient ze zich aan in de vorm van mistflarden, waarin koeien lijken te zweven, waar je zelf doorheen kunt lopen. In de ochtendschemering is het het equivalent van het regenwoud of het hooggebergte, het drama van het Nederlandse landschap. Je kunt vee horen loeien of blaten, vogels zingen het hoogste lied, misschien passeert zelfs een mens, maar de mist aan weerszijden van het pad belet elk zicht. De leegte van Nederland is (vooruit, grotendeels) niet door mensen gemaakt: de wolken, liefst de als plukken watten voortdrijvende stapelwolken boven plat land. De onsterfelijken van Nederland, noemt Arjen Mulder het in Amor vacui - virtueel Nederland, een fantasia naar aanleiding van de Koolhaas-steden. Watervlakken en waterdamp zijn de onsterfelijken. De magisch aandoende evocatie van wat iedereen niettemin herkent, je hoeft niet in Nederland geboren te zijn - Ruisdael of Vermeers Gezicht op Delft getuigen er van - besluit de beschouwing. Op een manier dat je je afvraagt of het plan-Koolhaas ook echt moet worden uitgevoerd.

Arjen Mulder stelt dan ook voor het als het ware organisch te laten groeien: echte nieuwe ontwikkelingen worden alleen nog in Zuidstad gepland, maar daarbuiten wordt gerecycleerd voor en door een vanzelf vergrijzende bevolking. Alleen al daarom zal de economische activiteit geconcentreerd raken in Zuidstad. Met of zonder hulp, en tenslotte zonder herstel van wat in verval raakt wordt de rest van Nederland moeras met de daarbij behorende climaxvegetatie van loofwoud. Wolven verschijnen aan de IJssel, elanden lopen rond in Drenthe. Op allerlei plaatsen in het veld is het zeker 's nachts niet pluis: bizarre rituelen, rovers op pad. Er wordt gefluisterd over nomadische stammen die in tenten rondtrekken. Amsterdam kent een vossenplaag. De lynx introduceert zich zelf terug op de Veluwe.
Bijverschijnselen van het niets dat we willen en wat dat niets voortbrengt. "Moderniserende" ontwerpers komen altijd met verwijten dat de mensen nostalgisch zijn, dat ze terugkijken naar wat er geweest is. Onzin, zegt Mulder terecht; zij kijken vooruit naar wat moet komen, naar een toekomst die nog moet aanbreken. "Nederlanders kijken niet naar hun smalle streepje vlakke bodem en wat daarop is neergezet, maar naar de gigantische hemel erboven. Naar het niets dat uiteindelijk altijd sterker is".

De utopie van de stad van het niets, en het niets van de stad van de toekomst. En als het er niet van komt kunnen wij ons in zogenaamd vol Nederland troosten met de wijze woorden van Hans Warren: het paradijs is altijd maar een paar kilometer van huis verwijderd.

Geen opmerkingen: