28 juni, 2008

1968: boze woorden over vrije liefde - III


Voor T.


1. Moed
Daar was ze! Ze was bezig met een fiets, ze was hem van het slot aan het halen, het was ter hoogte van de Sint-Nicolaaskerk.
Ik remde af. Had ik de moed om haar te zeggen dat ik verliefd op haar was, of zou ik haar in ieder geval aanspreken en het er op aan laten komen dat ik het zou zeggen - kome wat er van kwam? Want ik wist wel dat zij zelfs getrouwd was, als ik het goed had. Het maakte mij niet uit, ik had niets te verliezen..
Ik remde en bleef stilstaan, terwijl zij met het slot van de fiets in de weer was. Ze had hem los, bracht hem aan de hand in beweging, draaide zich om, gereed om op te stappen.
Mijn moed hoefde niet eens in mijn schoenen te zinken. Hij kon blijven waar hij was.
Het meisje dat van de achterzijde sprekend op haar leek bleek iemand anders.
De "echte" heb ik trouwens ook nooit meer teruggezien.

2. Doorhebben
"Wat vroeger het seksuele vraagstuk was is nu het geweldsvraagstuk," zei zij met veel aplomb. Het eerste was uiteraard in haar ogen geheel opgelost, en over het tweede werd veel te moeilijk gedaan. Ook nu nog kan ik zeggen dat dit laatste volkomen terecht gebeurt, en het eerste? Nu ik het opschrijf begrijp ik meteen wat er mis was en waarom.
Ik smolt als was in haar aanwezigheid. We vormden een zo-goed-als-tweepersoonsactiegroep, waarbij ik louter door mijn aanwezigheid het geheel tot actiegroep maakte want in de praktijk deed zij al het werk en was ik alleen maar de stille bewonderaar. Met zo'n vent schiet je niets op. Nou ja, wel als actiegroep - die heeft haar doel bereikt, en ondanks alle tegenstand van de Heersende Machten is het nog steeds niet ongedaan gemaakt. Ik ga het verder niet uitleggen.

Na afloop van een vergadering bracht ik haar een eind op weg naar huis - meende ik. Maar op een punt waarop het ook niet veel verder meer lopen was stapte zij af, de poëtische woorden: "Au mijn reet! Ik loop verder" slakende en schielijk verdwijnende in het Amsterdamse wirwar van straatjes.
Nadere inspectie van wat haar bevallige achterste gekweld moet hebben leerde mij dat mijn bagagedrager geheel los zat. Dat er nog op gezeten kon worden...

Een paar jaar later sprak ik haar, eigenlijk voor het eerst echt. Zij studeerde voort, nu voor psychotherapeute. Nog steeds zeer gevoelig voor haar schoonheid maar niet meer gesmolten - ik "had" iemand en omgekeerd - kreeg ik de flits: "Zou zij mij door hebben alsnog?"
Ik hoop in ieder geval wel dat zij ook toen al begrepen had dat het seksuele vraagstuk niet opgelost was. Anders kun je beter een ander beroep kiezen.

Dit alles wel al een tijdje na het fameuze 1968, toen alles volgens Cohn-Bendit en anderen in wijsheid achteraf al in orde was.

Geen opmerkingen: