28 december, 2007

Englandspiel

Felix Ortt (1866-1959) was zonder twijfel de meest productieve en spraakmakende christen-anarchist van Nederland. Van beroep was hij aanvankelijk waterstaatkundig ingenieur; hij ontwikkelde een berekeningsmethode voor het getij van de Nederlandse kust (de methode Ortt-De Bruin), die tot 1985 in de door hem ontwikkelde vorm gebruikt is. De oorspronkelijke tabellen zijn nog in beslag genomen door de bezetter als zijnde van strategische waarde. Bekeerd tot het christen-anarchisme geeft hij zijn werk bij Rijkswaterstaat op; hij wilde niet te maken krijgen met mogelijk werk aan de oorlogshaven Den Helder. Hij was lid van de kolonie van de Internationale Broederschap te Blaricum (1902-1903); bestuurder respectievelijk redacteur bij de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit; onvermoeibaar propagandist voor het vegetarisme, beheerder van het Vegetarisch Bureau, een bibliotheek en vraagbaak; nauwlettend volger van en ijveraar tegen vivisectie; spiritist; oprichter (met Lod. van Mierop) van een humanitaire school waar hij tot op hoge leeftijd aan verbonden is gebleven; redacteur van de christen-anarchistische bladen Vrede respectievelijk De Vrije Mensch; activist in de Rein Leven beweging; en naast dit alles publicist op het gebied waar filosofie, theologie, parapsychologie en natuurwetenschap elkaar ontmoeten. En deze opsomming is niet volledig.

Als Nederland bezet wordt in mei 1940 is Felix Ortt nog net niet 74. Hij mag dan al gerust een veteraan genoemd worden, maar het rustig aandoen was niet aan hem besteed. Hij zou tot zijn einde in 1959 actief blijven op het gebied van vooral humanitair onderwijs, vivisectiebestrijding, vegetarisme en spiritisme, en op het filosofisch gebied dat dit alles synthetiseerde. Hij had zijn filosofisch stelsel, het pneumat-energetisch monisme, ontwikkeld, in de geest waarvan hij bleef schrijven en dat hij ook bleef uitwerken tot kort voor zijn dood. Zijn filosofie was door recensenten in gelijkgeschakeld Duitsland verwelkomd, en er werd door hen een Duitse vertaling aangekondigd van zijn inleiding in deze filosofie, die goed verenigbaar leek met de nieuwe Duitse staatsleer – vonden zij. Van die vertaling is niets gekomen, omdat in ieder geval de schrijver er nogal anders over dacht.

Een valse vriend bleek ook de arts IJ. Hettema, met wie hij had samengewerkt in de Nederlandse Vereniging voor Natuurgeneeswijze. Ortt had zich nog ingezet voor nauwe samenwerking tussen Vivisectiebestrijding en Natuurgeneeswijzevereniging, wat tot een breuk in de vivisectiebestrijdingsbeweging had geleid. Hettema was een van de initiatiefnemers van de bundel ter gelegenheid van Ortts zeventigste verjaardag, in 1936. Hettema koos voor de zijde van de bezetter. Hij wilde nog iets moois maken van Ortts vijfenzeventigste verjaardag, maar Ortt liet weten dat het geen tijd voor feesten was. Het was tijd om te werken, meer dan ooit, en gelukkig kon hij dat nog. Het zou niet meer goed komen tussen Hettema en Ortt – en Hettema had zijn zoon nog wel Felix (levensjaren: 1931-2002) genoemd. In januari 1949 werd Hettema alsnog gearresteerd na een lange periode ondergedoken te hebben gezeten. Hij had het geschopt tot SS-Stabarzt aan het front. Ook in de naoorlogse periode zou hij blijven schrijven over natuurgeneeswijze. Zijn zoon Felix trouwens ook.

De meeste geschriften waar Ortt tijdens de bezetting aan gewerkt heeft zijn pas na de bevrijding verschenen. De bezetter zou ze wellicht onschuldig hebben gevonden, maar publicatie tijdens de bezetting vereiste ook instemming met de bezettende macht. Ortt heeft onderduikers gehuisvest zonder dat het in de gaten liep, aan de Bosstraat in Soest. Dit kan alleen verteld worden op grond van een persoonlijke mededeling van iemand die daadwerkelijk ondergedoken heeft gezeten bij Ortt, het is na de bezetting nooit aan de grote klok gehangen, al helemaal niet door Ortt zelf. En zijn religieus-anarchistische gezindheid lijkt niet veranderd. Toch – als hij de gedachte van de weerloosheid nog eens overweegt blijkt de bezetting iets teweeg gebracht te hebben. Hij kan zich voorstellen dat als hij jonger zou zijn geweest hij misschien wel aan het gewapend verzet zou hebben meegedaan – een nogal ingrijpend verschil met het zo lang gepropageerde de-andere-wang-toekeren, zo kenmerkend voor het christen-anarchisme (en in feite een voorschrift aan allen die zich op Christus beroepen). Ortt motiveerde deze keuze voor als hij jonger zou zijn geweest met de Jodenvervolging, die wel bijzonder kwaadaardig was geweest.

Daar is niets op af te dingen. Maar het is de vraag of het de enige reden is geweest. De opmerking was al tamelijk ongewoon persoonlijk maar wellicht verzwijgt Ortt hier iets. Zijn zoon Felix Dono, geboren in 1907 uit zijn vrije huwelijk met Tine Hinlópen, was stuurman-marconist, en was in dienst getreden bij de Britse geheime dienst bij de bezetting. Op 12 maart 1942 werd hij gedropt bij Katwijk, op 23 mei 1942 werd hij door de beruchte Anton van der Waals uitgepeild en opgepakt. Op 30 april 1944 werd hij met een aantal anderen, slachtoffers in het Englandspiel, “bij een vluchtpoging doodgeschoten” in concentratiekamp Rawicz in Polen. Het ontbreken van iedere wrok of wraakzucht, of van persoonlijk verdriet, in Ortts vele naoorlogse geschriften, wordt vanuit dit oogpunt een opmerkelijk gegeven. Wellicht heeft zijn naar zijn zeggen steeds groeiende zekerheid over het voortbestaan na de dood hem geholpen het verlies te dragen.

Geen opmerkingen: