24 juli, 2013

Van dode zwaan naar rode ibis

1975 en 1976 waren twee opeenvolgende warme zomers en ik besteedde veel als vrij te beschouwen uren op de fiets in Waterland, dat vlak bij de hand lag. Om mij heen kijkend dacht ik tegelijkertijd aan de kansen op de betere wereld die in het verschiet lag - ik was niet de enige die dit verschiet zag. Gedragen worden door iets wat groter is dan jezelf en dan de optelsom van de betrokkenen, het was zo vanzelfsprekend dat het moeilijk voorstelbaar is dat het dit eigenlijk niet was. Althans nu niet meer is. Of niet meer zo lijkt.

Op een bepaalde route was een afslag van een rijtje huizen dat bij Broek in Waterland hoorde, de bocht werd gemarkeerd door een bosje waarachter een zompig gebied lag. In de Broekse straat woonde de enige vrouwelijke medestudent die ik als zodanig leuk vond en zij was bijna boos dat ik niet bij haar langs zou gaan als ik daar toch fietste. Het is er niet van gekomen. Het bosje noemde ik in mijn overpeinzingen aangaande de Wereldrevolutie het Timorbosje. Op het einde van 1975 was het een onafhankelijk socialistisch Oost-Timor in bloed gesmoord.
En achter "mijn" Timorbosje bleek een gifbelt van jewelste te liggen, die pas een aantal jaren bekend werd als grootste gifstortplaats van Nederland. Prompt zag ik er dan ook eens een dode zwaan drijven. De illusie verstoord.

Wat rest ons? De Volgermeerpolder is gesaneerd en wordt als een voorbeeldig natuurgebied aangeprezen. Er lopen soms zelfs herten rond. Zo ken ik Waterland niet meer.
De dijk met aan weerszijden water heet dan Sawadijk. Timor echoot na zonder dat ik er iets voor gedaan heb (ben wel jarenlang lid geweest van de Vereniging tot Behoud van Waterland die ook de Volgermeer heeft Aangepakt maar mijn bijdrage aan het verenigingsleven was bepaald beperkt).

Geen opmerkingen: