03 februari, 2014

De plofkip rolt uit de portemonnee van de durfkapitalist

De bekentenis bestaat uit wat er uit voortkomt: ik geloof niet in surrealistische poëzie. Beeldende kunst, proza wel, over film of toneel twijfel ik al, poëzie nu juist zeker niet. En zelfs als het ooit wel iets voorgesteld heeft, waar bij ik mij afvraag wat de grenst tussen proza en poëzie anders inhoudt dan de typografische eigenaardigheid van de regelval, dan geloof ik niet in de moedwillige poging "revolutionaire" gedichten te maken anno hodie. Het wordt een geconstrueerd en gewild geheel en dan geconstrueerd experimenteel, waarbij metrum, ritme en rijm uit den boze lijken evenals begrijpelijkheid.

Welnu, alle poëzie is voorlopig en als zodanig experimenteel. Het wrikken aan metrum en rijm is even experimenteel als het dit moedwillig vermijden. Neen, het is experimenteler - al was het maar om het verschil tussen rijmelarij en dichten te beklemtonen.
Dit surrealistische prachtwerk heb ik in drie minuten in elkaar geflanst in de kleine uurtjes. Binnen het moedwillig gekozen keurslijf van de 120 woorden.
Associatief, o vast, Picasso est communiste, moi non plus, maar ik vond het vooral ook een Alan Sokal-momentje. Zo maak je dus een surrealistisch gedicht.

Ik zal er wel zijn op 8 februari maar hoogstwaarschijnlijk niet als optredend dichter.

Geen opmerkingen: