18 april, 2011

Lewis en het geloof dat hij niet kan overbrengen


Ik heb wel treurnis (gehad) over geliefden die mij ontvallen waren, maar dan alleen als geliefden. Van een enkeling weet ik niet of zij nog leeft, ik weet ook niet eens haar meisjesnaam, maar wat zal ik treuren als zij misschien niet meer leeft - zou zij ooit om mij getreurd hebben toen zij (wellicht) het spel speelde van de vrouw die het uitmaakte, een spel dat ik serieus opgevat heb?

Lewis treurt in A grief observed wel degelijk om het lichamelijk verlies van degene die kortstondig zijn echtgenote was. Daar kan ik mij in inleven - het afgesneden zijn, en het afbreken van de onderlinge dialoog zoals Renate Rubinsiein het ooit in de kern samenvatte. Maar de ander te hebben zien lijden en sterven is nogal wat anders, ook dat begrijp ik wel.

Lewis heeft het probleem dat hij de schriftuurlijke God moet inpassen in wat hij emotioneel of intuïtief ervaart. Naar mijn gevoel slaagt hij er niet in - op het einde van zijn kanttekeningen zie ik geen geloof terugkeren dat even weg was. De schriftuurlijke God verdwijnt maar de vraag naar de betekenis van het eeuwige leven en de verrijzenis in den vleze blijft.

"Eeuwig" kan toch ook alleen opneming bij de Eeuwige betekenen, en heeft dit betekenis?
Paradoxaal: een boek waarin Lewis alleen maar kan twijfelen getuigt meer van geloof dan de zekerheden die hij soms verkondigt.
Immers, er is geen geloof zonder twijfel.
Ik heb geen idee of mijn eigen rouwperiode van dezer dagen het juiste ogenblik was dit boek te lezen. Rouw om De Geliefde zal ook wel weer anders zijn.
Moet ik er aan denken?
Laten we gaan zorgen voor het leven voor de dood.

Geen opmerkingen: