29 januari, 2015

De opstandigheid van de jaren zestig die nog steeds niet mag

Hans Righart vindt dat "de jaren zestig" geen politieke beroeringen met zich mee hebben gebracht in Nederland. De top van de zuilen verkeerde zelf in onzekerheid over hoe modern men wel moest wezen en boog mee met wat er aan - zeker niet zomaar linkse, hij constateert fascisme in popmuziek en bij Provo - culturele verschuivingen plaats leek te vinden.
Mierda de toro, om het eufemistisch uit te drukken. Maar met dergelijke opvattingen is je hoogleraarschap in Nederland zo'n beetje verzekerd lijkt mij.
In de eerste plaats heeft Provo aan gemeenteraadsverkiezingen meegedaan, en de Kabouters vervolgens op nog meer plaatsen. De Tweede Kamer was een stap te ver, eigenlijk was het élan er in 1971 al uit, maar dat heeft niets met decennia te maken. Met de gebruikelijke standsbewustzijnsvernauwing en gerichtheid op wat men de Randstad noemt zou toch in ieder geval ook D66 in beeld moeten komen. Dat waren ook toen al zozeer "ons soort mensen" dat zij over het hoofd gezien werden.
Merkwaardig dat het uitmelken van teksten van de Beatles relevanter voor geschiedschrijving wordt geacht dan een veldslag tussen opstandige boeren en het Gezag - waar overigens de voorman van de Boerenpartij officieel nou juist zo van hield, van dat gezag.

Zeker niet "ons soort mensen" was de Boerenpartij, ik zinspeel er hier al op. Verkeerde accenten, onwil ten aanzien van de toch altijd zo voor ons aller bestwil optredende Overheid en - wat er bij lijkt te horen - onderling gekrakeel, een grote aanhang in 1966 die tot uitdrukking kwam in Staten en raden, en daarmee in de Eerste Kamer, waar ook meteen de neergang begon in de vorm van een ooit-fout Kamerlid. Maar reken maar dat de Boerenpartij opstandigheid in "de jaren zestig" vorm gaf en zo mogelijk kanaliseerde.
De Nederlandse omroep is nog net niet gelijkgeschakeld genoeg dan dat er geen aandacht aan besteed is in recente tijden: hier en hier.

Geen opmerkingen: