11 januari, 2015

Glosse over mens en menigte

Een kameraad stuurt mij een tekst die hij binnenkort hoopt uit te geven. Het bijzondere er aan is onder andere dat hij geen bronnen noemt voor de opvattingen die hij ontvouwt, al was het maar om de tekst leesbaar te maken. En, wat mij zeker zo belangrijk lijkt: men beroept zich bij een betoog op wat men herkent bij de eventueel te citeren auteur. Opvattingen die tegen de eigen intuïtie ingaan worden dan ook als zodanig gepresenteerd.

Een van de punten ter overdenking die de kameraad geeft is het onderscheid tussen menigte en wat hij noemt individu. Ik heb steeds minder op met het laatste woord, wat mij betreft hoort het bij hun, de praatjesmakers over de steeds verdergaande individualisering. Het personalisme gebruikt het woord persoon, misschien is dit woord ook te geladen - "enkeling" is waarschijnlijk een puristisch equivalent van "individu". Zou het enkele "mens" niet kunnen volstaan?
De onwaarschijnlijke verzameling in de pseudo-menigte hier afgebeeld, dat zijn individuen wat mij betreft. Terwijl ze waarschijnlijk juist het grootste gezamenlijke belang vertegenwoordigen dat echte mensen of enkelingen te boven gaat.

Die mooie herfstzaterdag in 2011 stond er een menigte op het Amsterdamse Beursplein. Een menigte die uit mensen bestond. Enkelen van hen kende ik, verreweg de meesten niet. Wat hen tot een "ons" maakte was de ontlading, de verwachting "nu begint het".

Het is geen groep geworden, in de dieptepsychologische betekenis die Erich Neumann er aan geeft. De gezamenlijk gevormde geschiedenis ontbrak. Misschien komt het nog in Nederland, een menigte van mensen die nou juist iets anders nastreven dan de weerzinwekkende "wereldleiders" die popelen naar verdere vrijheidsbeperkingen en liefst een frisse vrolijke oorlog.

Geen opmerkingen: