23 april, 2007

Geesten van geesten - ein Gleiches


Wauw! waren de jaren zeventig, knus waren de jaren vijftig en het tussenliggende decennium - waren de sixties. Op het ogenblik waarop deze zin geschreven werd waarden deze precieze kwalificaties rond in de publiciteit in Nederland (voor een tenstoonstelling in Den Haag), als het getij zullen ze even terugwijken en weer aanstormen, misschien met andere termen maar in wezen hetzelfde. Er is een onmiskenbaar voordeel aan deze etikettering: zij ontslaat de spreekstalmeester van de plicht uit te leggen dat het over de twintigste eeuw gaat, oftewel om jaren die menig toehoorder of lezer zelf heeft meegemaakt. In andere gevallen wordt ons dit niet bespaard. Het kabinet-Den Uyl was in de jaren zeventig van de twintgste eeuw, hoor je dan zeggen, voor het geval dat men denkt dat het in de negentiende of - tja, welke eeuw dan? - was. Alsof er een andere eeuw is geweest die een "jaren zeventig" gehad heeft. Nederland is nog niet zo ver dat er zoals in de Engelstalige wereld zoiets als "in de negentienhonderden" gezegd of geschreven wordt, omdat de combinatie twintig/negentien een te groot beroep doet op de intellectuele vermogens van het publiek. Maak ik nu slapende honden wakker? De verhalen over decennia worden tenslotte gericht tot mensen die geen geschiedenisonderwijs van enige betekenis hebben gehad en wier tijdhorizon ernstig beperkt is. De toekomst is vaag en duister: overstromingen, hete zomers en zachte winters zijn ons voorland, aan de andere zijde van het blikveld is de bezetting door de nazi's (nooit meer "Duitsers" zeggen) de einder. Er viel iets te bezetten, maar wat, wanneer en waarom hoeven we niet te weten, Mees. Zelfs onder degenen die deze prehistorie hebben meegemaakt zullen er nogal wat zijn die zeker weten dat de avond voor de inval van de - eh - nazi's Colijn op de radio de bevolking maande rustig te gaan slapen.

Deze voorhistorie maakt dat de jaren veertig al buiten de etiketteerdrift vallen. Het komt mij voor dat de gemakkelijke kwalificatie voortkomt uit de beschikbaarheid van bewegende beelden, liefst van televisiebeelden. In Nederland zijn de oudste televisiebeelden uit de jaren vijftig, in zwart-wit en nooit snelgesneden, de meeste stemmen spreken een statig aandoend Algemeen Beschaafd Nederlands dat in Medialand vrijwel uitgestorven is inmiddels. Was er storing, dan kwam - als het kon - de melding Storing op het scherm, uitermate grappig natuurlijk. Voorat de programma's begonnen was er het testbeeld, de zender (voor een flink deel van Nederland was er maar één televisiestation) ging ook echt de lucht in en uit. Het nieuws werd gedomineerd door de regering, die tot in 1958 werd geleid door Willem Drees, die het grootste deel van de periode zelf al de pensioengerechtigde leeftijd had overschreden. Een keurige sociaal-democraat, die we achteraf natuurlijk niet gaan lastigvallen over de koloniale oorlog in Indië (we hebben het dus over politionele acties in Indonesië) of over de deelname aan de Koreaanse oorlog, de bestedingsbeperking of de inzet van het leger tegen de Amsterdamse ambtenarenstaking van 1955. Cobra, de Vijftigers, de Beat Generation, cool jazz, rock'n'roll, het nieuwe fenomeen van de nozem en de tiener (toen nog teenager geheten) - de knusheid straalt er van af. Knus was vanzelfsprekend ook de Watersnoodramp van 1953 of het algemeen heersende gevoel "er komt oorlog" toen de Suez-crisis en de Hongaarse opstand gelijktijdig het nieuws beheersten.

Tot mijn eerste verplichte studieboeken hoorde een bijna apologetisch boek van Geoffrey Barraclough, An introduction to contemporary history. Hierin moest gerechtvaardigd en uitgelegd worden dat men zich met contemporaine geschiedenis bezighield, dat de uitdrukking geen contradictio in terminis was, en de schrijver bood een interpretatiekader voor de eigentijdse geschiedenis. Gevoelsmatig was dit studieboek nog pas gisteren, maar het moet vóór een definitieve breuk zijn geweest in het algemeen heersende beeld van wat geschiedenis is. Allerlei radio- en televisieprogramma's en een blad als het Historisch Nieuwsblad zijn de vraag of contemporaine geschiedenis kan en mag allang voorbij. De apologie moet nu gelden voor wie zich bezighoudt met een verder gelegen verleden - misschien nog behorend tot de tijd die thans nog levende mensen hebben meegemaakt, of daarvoor. Het wijkend tijdsbesef maakt het nu mogelijk een soort collectief beeld van een nabij decennium op te leggen en onweersproken te blijven. Kan het Nederland van toen nu zo knus lijken dankzij 1948 - allez, ook jaren vijftig... - van Van Kooten en De Bie ("Toen was geluk heel gewoon")? Door de al vroeg ingezette campagne van VPRO-types die er een Stichting Jeugdsentiment Jaren Vijftig op nahielden? Knus - de campagne in het onafhankelijke Indonesië tegen mensen met (deels) Nederlandse achtergrond die alsnog hun spijt konden betuigen niet voor het wellicht nooit geziene "vaderland" te hebben gekozen en die niet bepaald ruimhartig en met open armen alsnog toegelaten werden ("spijtoptanten"). Knus, de koloniale oorlogen op Cyprus, in Kenia, Malakka, Algerije - de laatste leidde tot een staatsgreep in Frankrijk in 1958 - ongelooflijk knus, dit alles.

En als het aanvoeren van deze knusheden - en het is geen volledige opsomming - niet voldoende is dan vermeld ik maar even mijn persoonlijke geschiedenis, die begint in dit decennium. Knus - een vader die omstreeks mijn geboorte zijn amandelen laat knippen en hier een nierontsteking aan overhoudt, die af en aan in het ziekenhuis lag en overleed toen ik net zes was waarna mijn moeder de zorg voor twee kinderen alleen kon opknappen - prompt hierna kreeg ons toch al nietige huis een steunbalk aan de gevel wegens instortingsgevaar, knus! - zolang ik mijn eigen beginjaren nog weet hoeft niemand mij aan te komen met het verhaaltje dat de jaren vijftig knus waren en dat geluk heel gewoon was. Of ben ik dan ondankbaar als meeprofiterende van de wezenrente?


In Nederland worden de jaren zestig als het om popmuziek gaat nog vaak gepresenteerd als een titanenstrijd tussen de Rolling Stones en de Beatles. De Stones zijn dan de ruige working class band en de Beatles een brave middenstandersband. In Groot-Brittannië zelf weet men uitstekend dat de verhoudingen precies andersom zijn en hebben de Beatles allang gewonnen als beeldbepalend voor dit tijdperk (het kwam ook goed uit dat zij begin 1970 uit elkaar gingen). Maar in het beeld dat in Nederland door Stonesfans wordt gekoesterd dreigt een dimensie door te klinken die niet past bij de etiketteerlust ten aanzien van decennia - hoezeer de wereld door hen ook op zijn kop wordt gezet. Nee, de jaren zestig hebben mensen niet classless and free gemaakt, wist John Lennon al in 1972, maar het zelfs maar ter sprake brengen van zoiets als klasse geldt als misdunk in de huidige mediagestuurde geglobaliseerde vrijemarkteconomie. Er waren geen gastarbeiders die sinds de late jaren vijftig op de Nederlandse industrie afkwamen (of er naar toe gehaald werden, meestal) - er werd de basis gelegd voor de multiculturele samenleving of voor het integratieprobleem, al naar gelang de instelling van de beschouwer. De jaren zestig waren niet die van de Vijfentachtig gulden schoon, van de bouwvakstaking van 1963 en de daaropvolgende zogeheten loonexplosie die voor veel mensen eindelijk een beetje welvaart met zich meebracht - nee, de jaren zestig waren love-ins in het Vondelpark, Provo, LSD, hippe muziek en minirokken. Als je de jaren zestig in 1966 laat beginnen klopt het laatstgenoemde dan in ieder geval wel een keer. Toch is het grootste deel van de mensheid, zelfs van het Nederlandse deel, niet aan het loveinnen geweest. Provo kreeg bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen een zetel in 1966, de Boerenpartij evenwel zorgde bij diezelfde verkiezingen voor het wonderlijke fenomeen van vijf Mokumse boerenvertegenwoordigers. De slag van Hollandscheveld van 1963 en zijn politieke nasleep zijn in het klassenrein gemaakte verhaal weer keurig weggepoetst. Op net één jaar na, waarin de PvdA even in de regering mocht zitten, werden kabinetten gevormd door de voorlopers van het CDA (katholieken, antirevolutionairen, christelijk-historischen) en deVVD. Links! Vernieuwend! Toch ontgaat het mij waarom de premiers De Quay, Marijnen, Cals, Zijlstra en De Jong voor veel minder knus doorgaan dan Drees. Het is ook niet uit te leggen.

Ha, de muziek! Achter de beelden van het liefhebbende Vondelpark horen geluiden van quasi-psychedelica (als Inagaddadavida) of misschien wel echte, of hippiemuziek - de Mamas & Papas doen het dan goed bijvoorbeeld. Engeland - toch voorbeeld en voortrekker van het decennium - had in 1965 als allergrootste hit het in Nederland onbekende Tears van Ken Dodd, en in 1967 het nummer dat protoypisch zou worden voor later Jordaanachtig Nederlands gezang, Release me van een zanger die zich Engelbert Humperdinck laat noemen. Hip! Bij deze opsomming passen Nederlandse superhits als Waarom (heb jij mij laten staan) van de Heikrekels en vooral ook Mamma en Omaatjelief van Heintje, die nou nooit ten gehore gebracht worden bij beelden van happenings. Ook wat muziek betreft dient men selectief te werk te gaan ten aanzien van de sixties.

De jaren zeventig als wauw laat ik rusten. Het dunkt mij dat de kreet eerder jarenzestig is, maar het doet er ook niet toe. De flauwekullige manier waarop een clichébeeld van tijden die velen toch zelf hebben meegemaakt wordt gepresenteerd, heeft evenwel een serieuze pendant. Als je de jaren zestig niet presenteert als de jaren van de Heikrekels, minister Luns, de opkomst van de TROS en de Boerenpartij maar als een soort jarenlange happening en love-in van best wel turned on revolutionairen weetjewel, dan heeft dit een duidelijke ideologische functie. Het decennium staat al jarenlang in de beklaagdenbank bij rechtse ideologen, die zeker weten dat toen het idee dat alles moet kunnen werd gelanceerd en doorgedreven door niet nader te identificeren politieke krachten (dit blijken dan namelijk de voorlopers van het CDA en de VVD en een beetje de PvdA geweest te zijn). Het onderwijs werd afgebroken, de seksuele moraal, alles wat mooi en edel en vaderlands is - de beschuldiging is net zo vaag als het verhaaltje van al die hippies en rookmagiërs en Damslapers. En zo ontstaat de merkwaardige figuur dat "we" niets meer van geschiedenis weten dankzij die veel te tolerante jaren zestig.

Ik ben er sterk voor dat dit tekort gecorrigeerd wordt en kijk uit naar een startschot in de vorm van een Viering van de Jaren Zestig met beelden van Haya van Someren-Downer, Willem O. Duys, Corrie en de Rekels en Johnny Holshuysen. Wie weet zal ik als het zo ver is een spliff draaien en onderuit zakken in de kussens, een goed glas slechte wijn erbij, het geluid van de tv uitzetten en in plaats daarvan een plaat van de Beatles laten schallen - kortom, alles doen wat ik toen niet gedaan heb (voor een love-in heb ik mijn kansen gemist, te laat! te laat!).


Bij nadere beschouwing heeft het woord geschiedenis vele betekenissen. In de Oysseia zit de held naar wie het boek genoemd is onbedaarlijk te snotteren bij het luisteren naar zangen over de helden van Troje, van wie hij er een was. De geschiedenis van zijn geschiedenis. Maar is de Odyssee ook echt gebaseerd op geschiedenis? Het onderwijs erover is in ieder geval geschiedenis. Enzovoort.
Ernstige communicatieproblemen maken het onmogelijk te zeggen of in een muggenzwerm iemand zal optreden die zegt: “Kom vanavond met verhalen...” Maar wij mensen koesteren het aan zekerheid grenzende vermoeden dat dit niet het geval is – en deze zekerheid hoeven we niet eens een uiting van antropocentrisme te noemen. Mens en geschiedenis zijn identiek aan elkaar. Wij kunnen dit zeggen in de wetenschap dat mensen persoon zijn (een individuatieproces hebben doorgemaakt) en deel van een groter geheel dat tijd en plaats transcendeert. Wellicht hebben dieren een besef van transcendentie, maar of zij zich verdiepen in de oerknal en of er onder hen zijn die zeggen dat de wereld pas enkele duizenden jaren bestaat omdat zij menen dat dit duidelijk staat in een in de vierde eeuw samengesteld boek – alleen al het begrip vierde eeuw...

Odysseus is een hoofdpersooon in een geschiedenis, die in het verhaal over hem ook nog eens verhaald wordt. Het is in feite niet ter zake of en waar hij daadwerkelijk geleefd heeft. Bestond Troje en is dit inderdaad door archeologen teruggevonden? Is de ark teruggevonden op de Ararat? Dergelijk speurwerk is van dezelfde orde (ook al zijn de verhalen verder niet vergelijkbaar) als de kwestie of het nieuwe boek van Palmen op ware gebeurtenissen is gebaseerd. Dit wordt geacht een uitdrukking van waarachtige individualiteit te zijn – de mens achter de mens, zogezegd, is pas echt interessant. En een verhaal dat niet echt gebeurd is gaat niet over een echt persoon, en is dus ook niet echt. Eigenlijk is het kinderachtig en onverlicht. De Ilias, Don Quichot, Münchhausen, Old Shatterhand, de bijbel – kinderen en simpele zielen zullen er mee voort kunnen, verlichte volwassenen willen waargebeurde verhalen.

Het Latijnse res gestae verwijst zowel naar handelingen of gebeurtenissen als het verhaal erover. In het Frans werd de woordcombinatie gestes, in het vroege Nederlands gheesten en in deze vorm verwijst het naar heldendaden en het verhaal erover. Van de gheesten van zowel Alexander de Grote als de in tijd en plaats nabijere Karel de Grote deed het er niet toe of ze waar gebeurd waren – het verhaal heeft zijn eigen waarheid. De gheesten zijn terug. Ze gaan nu niet over een concreet bestaande of bestaan hebbende persoon maar over een tijdvak, dat zijn eigen gheest heeft. In de late twintigste eeuw werden de middeleeuwse homoniemen alsnog synoniem. De persoon verdwijnt uit de gheest, in de allergeïndividualiseerdste wereld doet de individu er niet meer toe. De jaren vijftig waren knus. De jaren zeventig waren wauw. De jaren zestig waren de sixties. Ook over nog de nabijere decennia kunnen mooi typerende kwalificaties bedacht worden en misschien zijn ze al bijna geijkt. Wij horen de gheesten en barsten in snikken uit. Dit verhaal gaat over ons. Maar het gaat niet over mij. En het gaat dus ook niet over ons. Zowel de persoon als de transcenderende groep zijn vervluchtigd tot geest.
De jaren zestig hebben nooit plaatsgevonden.

Geen opmerkingen: