15 oktober, 2006

Kanttekeningen over trekarbeid


Alweer meer jaren geleden dan mij lief is wilde ik het een en ander uitzoeken over de elevatorstakingen in de Rotterdamse haven van het begin van de afgelopen eeuw. De anarcho-syndicalisten avant la lettre speelden hierbij een belangrijke rol, en daarbij weer S. van den Berg, de enige proletarische woordvoerder van de christen-anarchisten van die tijd (en hij was nog Jood ook..).
Ik mocht niet bij het archief, want er waren andere mensen op dit terrein aan het onderzoeken, en het was het beleid van het Rotterdamse Gemeentearchief geen concurrenten toe te laten. Dat was kras - het werd het gebruikelijke stuk met die PvdA-inslag die voor wetenschappelijk doorgaat in Nederland, en ik had het nakijken (en waarom ben ik niet teruggeweest?).
Maar ik dreig al bij voorbaat af te dwalen.

Terwille van het onderzoek verbleef ik als NIVON-lid een paar dagen in het Natuurvriendenhuis in Vlaardingen, prettig dichtbij en ook goed om een beetje vakantiegevoel er bij te hebben. Een enkele ochtendwandeling kon er wel van af, ik kondigde de herbergmoeder aan dat ik in de zachte winterdagen op zoek ging naar het eerste klein hoefblad. "Go, u bent een echte natuurvriend." De verbazing was wederzijds. Het bleek dat alle anderen die in het huis verbleven (het was mij al opgevallen dat ze rookten en sterke drank gebruikten, ook wat vreemd in natuurvriendenkringen) mensen waren die in Friesland woonden en werkten in "het westen". Trekarbeiders op het eind van de twintigste eeuw.

Niet lang daarna streek ik neer in een goedkoop hotel in Leeuwarden om de opmerkelijke collectie christen-anarchisme in de Provinciale Bibliotheek aldaar te bekijken. Er was geen Natuurvriendenhuis in de omgeving van de stad.
Het was geen grote verrassing meer toen ik er achter kwam dat de meeste zoniet alle ander gasten Brabantse bouwvakkers waren - een arbeidende-mensensoort die ik al uit Amstrdam kende maar waarvan ik naief nog dacht dat zij de grote tocht dagelijks ondernamen.
Binnenlandse trekarbeid van zogeheten autochtonen is niets iets wat breed wordt uitgemeten door het volk dat ons op telvisie komt vertellen hoe goed of slecht het met Nederland gaat. Dat Poolse aspergeplukkers, Turkse kassenwerkers in het Westland en dergelijken onder trekarbeidachtige omstandigheden leven kunnen wij vermoeden. (En als de politie weer eens moet vangen weten ze waar ze moeten zijn). De Nederduitse trekarbeiders (poepen, hannekemaaiers) zijn voorgoed gegaan of voorgoed gebleven, anderen zijn in hun plaats gekomen en trekken nog steeds, doordeweeks of langer. Tenslotte zou je de dagelijkse files ook als tekenen van trekarbeid kunnen zien.

Ik heb er enige weken klussen in Alkmaar op zitten. Het kwam handig uit dat ik een datsja in de bollenstreek heb, ik kon een mooie fietstocht ondernemen op weg en terug. Een vreemde gewaarwording om je zomerhuisje - het werk dat ik daar doe bestaat uit schrijven en lezen - als trekarbeiderswoninkje te gebruiken, tegen het einde van het seizoen. Omdat het voor korte tijd was kon er toch een gevoel van vakantieverblijf aan verbonden blijven. Als men een groot deel van het jaar in een goedkoop logement of Natuurvriendenhuis verblijft zal het als routine aanvoelen. Ik was trouwens niet de enige op het terrein van mijn datsja die het huisje als uitvalsbasis voor loonarbeid gebruikte.

En een opvallend voorbeeld was een ander huisje op het terrein dat te koop was aangeboden. Er werd honderdduizend euro voor geboden, wat beslist geen reële prijs was. De beheerster koesterde de verdenking dat het volgestopt zou worden met mensen die bij de Hoogovens werkten - ook niet zo ver weg, ze zijn helaas te zien in de duinen - en zeker niet ver als je een auto hebt. Deze trekarbeiders hebben elders onderdak gevonden.

Dinsdag begin ik aan een andere forensenklus - het komt neer op een dagelijkse reistijd van vier uur: twee uur heen, twee uur terug. Ge zult het hier inzoverre merken dat er waarschijnlijk geen grote bijdragen bijkomen voorlopig.

Geen opmerkingen: