21 augustus, 2016

Florentijnse observaties 1 - Bob

Het was een onderdeel van de cursus bureauredactie die ik gevolgd heb: wees voorzichtig met de “zoek-en-vervang-alles-functie”. Iemand levert een romanmanuscript in, een uitgever ziet er iets in. De mannelijke hoofdfiguur heet David, en zo ongeveer op het laatst zegt de uitgever tegen de schrijver: die naam klinkt zo joods, dat geeft het verhaal een lading waar het niet nodig is. “Goed, we noemen hem Bob,” zegt de schrijver opgewekt.
In de loop van het verhaal bezoekt David Firenze.

Ik ben twee keer in Firenze geweest, en heb beide keren de enorme rij voor wat in mijn herinnering het Uffizi is maar ook de Accademia kan zijn mogen aanschouwen. Niet zo waanzinnig lang als voor het AnneFrankhuis in Amsterdam dezer dagen, maar toch zo lang dat ik mij er nooit bij aangesloten heb. De tweede keer stond de Bob van Michelangelo in plastic voor de deur. Dat was natuurlijk niet de echte Bob, maar erger – als je het zo wilt noemen – is dat ook in het museum zelf een replica vertoond wordt. De echte Bob is niet zomaar voor de massa te bezichtigen.
Van de tweede keer herinner ik mij dat we wat doelloos op straat stonden en dat het begon te regenen. Als uitgenodigd verschenen er zwarte Afrikanen op het plein die paraplu's te koop hadden. Aan de dichtstbijzijnde man vroeg ik hoe duur een zou zijn. “Undeci,” versta ik, de transactie is nog niet voltooid als hij en zijn maten wegstuiven: politie! Ik had zo onsportief kunnen zijn om met gratis plu meteen weg te lopen maar dat bedenk ik eigenlijk nu pas. Dit moet een vast kat-en-muisspelletje zijn met zogenaamde illegalen die worden opgejaagd en na het jagen terugkeren. Zo ook mijn koopman. Ik sta met mijn elfduizend lire in de hand en dan zegt hij dat het “quindeci” moest zijn. De oeklank die daar niet per se in thuishoort voor mijn gevoel herhaalt hij. Hij is tevreden met dertienduizend, halverwege vraag- en misverstane prijs.

Het zullen niet dezelfde Afrikaanse opgejaagden zijn, maar nu verkopen andere vluchtelingen er naar ik begrijp selfiesticks. Kun je een paraplu nog een redelijk nut toekennen, een selfiestick in de hoofdstad van de Renaissance is hulpverlening aan het opgeblazen ego van de toerist die even wil laten weten dat hij/zij zich de stad heeft toegeëigend.
Ik kan mij niet herinneren van beide keren dat ik ergens geweest ben “waar je geweest moet zijn”. In mijn schoonouderlijk huis staat een foto die ik blijkbaar gemaakt heb van Lief aan de Arno met op de achtergrond de Ponte Vecchio. Misschien hebben wij over die brug gelopen, maar ook dat herinner ik mij niet.
Als ik haar vraag wat wij er precies gedaan hebben herinnert zij zich dat zij een microfiche heeft gemaakt van een handschrift dat zij bestudeerd heeft, dat zal in de universiteitsbibliotheek zijn geweest. Verder strekt de herinnering niet, behalve dan de regenbui en de bijbehorende paraplu's. Die regenbui heeft niet lang geduurd, maar een regenscherm is altijd handig.

Geen opmerkingen: