E. was het rampzalige type dat je kunt treffen op een studentenflat, en dat - naar mijn waarneming - ook in het bejaardenhuis kan rondwaren (gezien ons beider leeftijd komt dit al in de buurt).

Het geschiedde in die dagen dat mijn ontrouwe geliefde werd afgelost door de voorgaande, met wie het weer aangeraakt was. Observerende E.: "Ze lopen bij jou ook in en uit." Dit soort indegatenhouders heb ik tijdens de laatste maanden van zowel mijn moeder als mijn schoonvader ook ontmoet.
Ik weet werkelijk niet meer hoe en waarom het er op neerkwam dat ik met haar en wat medebewoners een wandeling maakte over de dreven en gouwen van Waterland, die zomer. Ik was haar al meer dan zat. "Wat staan die paardebloemen te zwaaien in de berm," kirde zij. "Dat zijn geen paardebloemen, dat zijn gele morgensterren." "Hoe weet jij dat nou, jij studeert toch geen biologie?" Zij klampte de bioloog van het gezelschap aan en die zei: "André weet dat beter dan ik, hoor." E. kon niet bevatten dat men iets kan weten zonder dat er een papiertje aan vastzit. En "de bioloog" hoefde in het geheel niet thuis te zijn in de veldbiologie. Niet dat ik er een held in ben, maar hij erkende dat ik er net iets meer van wist.
Dit is de stand van zaken ten aanzien van het vak biologie. Arjen Mulder stelt tijdens zijn studie biologie de vraag "Wat is leven?" aan een hoogleraar, zoals beschreven in het gelijknamige boek. "Daarvoor moet je bij een filosoof zijn," is het antwoord. Nog wel iets ingrijpender dan het verschil tussen paardebloem, gele morgenster en herfstleeuwetand niet kunnen zien. Maar deze fundamentele vraag wordt dus niet gesteld in het vak biologie aan de universiteit.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten