06 april, 2015

De jaren zestig: amen

Terugkijkend op een eerder dit jaar geschreven stuk concludeer ik dat ik eigenlijk niets heb toe te voegen aan wat ik toen over Hans Righart's verkenningen in de jaren zestig heb geschreven.
Waar komt die fetisjering van het decennium vandaan? Het is niet de eerste keer dat ik er over geschreven heb, merk ik aan de hand van deze lijst.

Toch had ik begin 1970 een gevoel van een breuk in de tijd. Waar lag het aan? Al in januari zakte "de zaak" waarvoor ik mij had ingezet ineen: het einde van Biafra. En het lijkt raar om het aan elkaar te knopen, maar ik doe het in de geest van het Righartdenken toch want zo was het wel: de Beatles gingen uiteen. En niet op vriendelijke wijze. En "we" werden overspoeld door autobiografische nummers compleet met uitleg waar het over ging zodat niets verborgen bleef over het ikje van de zanger(es) die ooit deel van een "wij" was geweest. Carole King was solo erg in 1970, James Taylor een verschrikking, Carly Simon (ondanks het knappe van de tekst van dat ene nummer) dito met een sterretje, de solobeatles. Later gingen ook de Everly Brothers nog eens uit elkaar, een dieptepunt der dieptepunten werd Angie van de Stones, maar dan zijn we dus al in 1973, en over Layla kregen we achteraf nog eens de uitlegverhalen. Het "ik-tijdperk"? Het tijdperk van het grote zeuren en het slachtofferspelen, een onderstroom die ook nooit is weggegaan helaas.

Ik salueer naar de gefetisjeerde jaren zestig, denk met een glimlach aan de manier waarop ik ontvangen werd als bezetter van "toen" in het Bungehuis, in het Maagdenhuis was en is alles weer anders en veel ingrijpender. Weg met dat fetisjisme.
Met Hans Ramaer heb ik wel eens overlegd over een "jarenzestig"-nummer van De AS. We kunnen het niet voortzetten en zo het toch alsnog ondernomen wordt is dit een samenvatting van wat ik te zeggen heb - zoals ik er nu over denk dan.

Geen opmerkingen: