12 juli, 2012

Ware en valse mystiek en de eeuwwende


"Je gaat het pas zien als je het doorhebt".
Wie zou dit fameuze citaat van Johan Cruijff als praktische mystiek willen kwalificeren? Toch past het hier als algemene uitspraak wel degelijk in.

"Ik liep van A naar B en dat was het. Niets beleefd. Niets te zien. Niets aan de hand."
"Ik liep van A naar B, en het was prachtig. Tussen de straatstenen bloeiden herderstasjes en straatgras. Er zong een merel in de dakgoot. Ik had oogcontact met een beeldschoon lief uitziend meisje dat mij tegemoet liep. We groetten elkaar met een knikje." Enzovoort. Het is inderdaad maar hoe je de wereld bekijkt. Underhill noemt de tweede, waarin wat Hendrikse ervaringen noemt eigenlijk steeds als belevenissen worden gezien, de mystieke wijze van kijken. Mystiek als eenheid met het al. Dat is dus ook wel weer alledaagser dan het woord suggereert. Is mystiek hetzelfde als geloof?

Zo presenteerde ik een tijd terug twee visies op dezelfde wandeling in de geest van Evelyn Underhill's Practical mysticism.

Een zelfde verruimde blik op de wereld laat een van de tijdelijke Richelbewoonsters zien als zij plotseling zilverschoon opmerkt waar het altijd al voor haar geweest is.
Deze praktische mystiek zou het wat makkelijker begrijpelijk maken wat Dorothée Sölle stelt: iedereen is mysticus. De aandacht waar Thich Nhat Hanh op hamert komt op iets dergelijks neer (het begrip is op de soek van Succes en Spiritualiteit omgedoopt tot mindfulness en dus tot loosheid en snelle vergetelheid gedoemd).

De eenwording met het al althans het raken hieraan, of, in het laatste geval, het streven ernaar, kan als pantheïsme worden aangeduid. Het mag geen wonder heten dat de kerkgenootschappen - behalve de oosterse orthodoxie, maar ook daar kan men te ver gaan zoals Tolstoj heeft ondervonden - mystiek buiten klerikale kringen ongaarne zien. Het onderwerp is niet geheel taboe meer, dit kan ook niet meer in tijden van honger naar "spiritualiteit".

Underhill schreef in de dagen van het vorige fin-de-siècle. Louis A. Bähler getuigde van de mystieke ader die "steeds door onze beweging heeft gelopen", waarmee hij de christen-anarchisten bedoelde. Er werd door eigen kring aandacht gevraagd voor mystiek, maar sterk van de grond kwam dit aandacht vragen niet. Johannes Teellinck en Gerhard Tersteegen waren niet geroepen tot populariteit - des te beter misschien.

Geheel los van de deze hervormde speurtocht naar historische mystiek was er de behoefte onder van huis uit roomse schrijvers om mystiek te verkennen. In Nederland werd als voorbeeld gezien, zeker door Lodewijk van Deyssel, J.-K. Huijsmans, zelf van huis uit Nederlander en katholiek. Maar zijn mystiek bevredigde niet. Wonderlijk genoeg sloot hij zich tenslotte weer aan bij de Kerk die nu eenmaal decreteerde (en nog steeds decreteert) dat mystiek alleen kan op de bodem van de Schrift en liefst alleen door gewijde priesters (voor vrouwen is het dus niet weggelegd - dit moet Huijsmans te ver zijn gegaan, hij heeft als herkatholiek een biografie van Liduina van Schiedam geschreven bijvoorbeeld).
De conclusie die ik kan verbinden aan Peter Nissen, Eene zachte aanraking van zijn zieleleven - over 'ware"en 'valse' mystiek rond 1900. Nijmegen: Vantilt, 2008, is dat het onderzoek naar de mystiek en de mystiekreceptie van de vorige eeuwwisseling in Nederland eigenlijk nog moet beginnen.
Moedig voorwaarts...

(Frans Erens wordt genoemd als ver-/hertaler van Ruusbroec, niet als vertaler van Thomas a Kempis).

Geen opmerkingen: