04 december, 2014

Schinkel en schizotopie

"De sociologie heeft als studieobject de samenleving". Adorno wist dit in ieder geval zeker. De vraag is waar het archimedisch punt ligt waarvandaan de socioloog v/m deze samenleving bestudeert. Dit punt is er natuurlijk niet. Willem Schinkel was al eerder tot de slotsom gekomen dat "integratie" iets veronderstelt waarin geïntegreerd wordt - een maatschappij of samenleving. Er zijn goede redenen om het bestaan van een samenleving te ontkennen (merkwaardigerwijze komen we dan weer uit bij Thatcher, en dat kan toch haast niet de bedoeling zijn).

Als ik terugkijk op het onderwijs in sociologie dat ik gehad heb op "de zevende faculteit" kan ik de contouren van het vak eigenlijk ook niet aangeven. Er was het ene grote handboek, Society van Eli Chinoy, C. Wright Mills met zijn kritiek in het algemeen en vermaning tot sociologische verbeelding. Het jaar daarop enig onderzoek in klein comité dat in het niets eindigde, hoeveel ik er ook van geleerd heb zelf - de docent verkeerde in verwarring want zat in een Paradigmawisseling. Die kwam tot uiting in de volgende Inleiding in de Sociologie die we voor het kandidaats kregen, nu van Norbert Elias, het nieuwe licht van Amsterdam. Het opmerkelijke - bij terugkijken - is dat het beschavingsproces dat Elias beschrijft net zo goed als historische beschouwing kan worden geclassificeerd, wat ook bijvoorbeeld van Goudsbloms geschiedenis van het vuur gezegd kan worden.
Er is natuurlijk empirisch onderzoek, ik heb neem ik aan niet voor niets statistiek en andere onderzoekstechnieken te verstouwen gekregen maar misschien zouden die onderzoeken net zo goed onder politicologie geboekt kunnen worden. Sociologie is een vak dat maar niet (meer) van de grond wil komen.

Willem Schinkel bevindt zich ook alweer, lijkt het, in een paradigmacrisis. Nu is crisis inherent aan het leven in het algemeen en het leven in de kapitaalsverhouding in het bijzonder.

Leven is altijd al tussen de dingen zijn, vanuit immanentie bewegen, terug naar het ene, dat met die beweging verschilt van zichzelf. Er is geen afstand tot de wereld, alleen binnen de wereld. Mens is een knooppunt van vorm-gevende lijnen in het medium wereld. En toch is de wereld open en plooibaar, staan er duizend lijnen uit die met conceptvorming en verbeelding creatief te hercombineren en vernieuwen zijn tot een meshwork dat ooit minder gewelddadig is, waarin we een beetje minder geregeerd worden.

Dat het dak van de menselijke behuizing lek is, de verstrooidheid van de mens die hier en daar is, noemt Schinkel schizotopie. Tegelijkertijd scheppen mensen de Tuin, de eigenlijke betekenis van het van oorsprong Perzische woord "paradijs", met behulp van glas en staal, horizontaal en verticaal. Een wereld gezet naar mensenhand.

Of hiermee nut en nadeel van de sociologie voor het leven gegeven zijn kan ik niet ontwaren - de titel is een oefening in retoriek. Het is maar afwachten of de uitsluitend op geld, geld en nog eens geld uitzijnde zich naar Erasmus noemende universiteit Schinkel zijn gang laat gaan verder te gaan op het pad naar een nieuw paradigma. Wat ik zeer opmerkelijk vind is zijn beredeneerde diagnose van kritiek als burgerlijk concept, deel uitmakend van het te kritiseren object waar de criticus deel van uitmaakt. Dus niet (meer) werken aan een kritische theorie van de samenleving (waarvan tenslotte het bestaan zelf ontkend kan worden)?



Geen opmerkingen: