01 januari, 2018

Atheïsme, het opium van de bourgeoisie

Nu de gewelddadigste stormen van de recente geschiedenis grotendeels zijn geluwd, blijkt de blijvende, indringende en gewone uitdrukking van onze technologische heerschappij over de natuur eenvoudigweg het onophoudelijk spektakel van productie en consumptie, de dialectiek van overvloedige banaliteit waardoor de onverzadigbare economische cultuur van het laat-moderne Westen wordt gevormd en gedragen. En dit is, dunkt mij, hoe men in laatste instantie de populaire atheïstische mode moet begrijpen die zo'n lucratieve nichemarkt heeft geopend de laatste jaren: het is een uitdrukking van wat een marxist de "ideologische bovenbouw" van het consumentisme zou kunnen noemen. Eerder dan iets gewaagds, provocatiefs en revolutionairs is het in werkelijkheid het tamelijk slappe residu van de lange geschiedenis van de kapitalistische moderniteit. En de voornaamste drijfveer, tevens zijn belangrijkste morele tekort, is het bourgeoisfatsoen.

De laat-moderne maatschappij draait voornamelijk om het kopen van dingen, in steeds grotere overvloed en verscheidenheid, en moet dus wel een steeds groter aantal wensen trachten te vervullen, en zoveel mogelijk grenzen en verboden op wensen opheffen. Zo'n maatschappij is al impliciet atheïstisch en moet zich langzaam maar vastbesloten instellen op de afschaffing van transcendente waarden. Zij kan het niet toelaten dat verre goederen ons afleiden van nabije goederen. Ons heilige schrift is adverteren, onze vroomheid is winkelen, onze hoogste toewijding is eigen keuze. God en de ziel hinderen te vaak de puur op hebben ingestelde verlangens waarvan de markt afhankelijk is, en confronteren ons met waarden die in hoge mate strijdig zijn met de ene waarlijk zwaarwegende waarde van ons maatschappelijk universum: het prijskaartje. Het was dus werkelijk slechts een kwestie van tijd tot het atheïsme uit de tuinen van de universitaire wereld glipte en afdaalde van het duizelingwekkend arendsnest van de hoge kosmopolitische mode en zich in krasse vulgaire vorm zou uitdrukken. Het was al evenzeer onvermijdelijk dat het, liever dan de orthodoxie van zijn tijd uit te dagen, slechts een ander pijnstillend goed dat te koop ligt in de winkels zou blijken te zijn, en dat het enthousiast onthaald zou worden door een geestloze mediacultuur die niet bepaald afkerig is van de gedachte dat er geen hogere waarden zijn, maar alleen prijzen. In zekere zin is de trivialiteit van de beweging haar grootste deugd. Het is een alternatief dat afleidt van diep nadenken. Het is een drug. In onze tijd, om een lapidaire spreuk te uiten, is ongeloof het opium van de bourgeoisie, de zucht van het onderdrukte ego, het hart van een wereld gevuld met speeltjes die je doen watertanden.

- Vertaalde passages uit: David Bentley Hart, The Experience of God: Being, Consciousness, Bliss, zoals geciteerd in het desbetreffende artikel bij Andalusonline.

Geen opmerkingen: