14 mei, 2015

Portfolio: Humanisten op zoek naar urbane religie

Maandag 28 januari vierde de Universiteit voor Humanistiek haar negentiende verjaardag. Deze werd gevierd in de vorm van een openbare discussie over de stelling dat humanistische waarden de beste grondslag zijn voor een pluriforme Nederlandse samenleving.

Gerrit Kronjee van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid liep aan de hand van het WRR-rapport Geloven in het publieke domein uit 2006 de aanhang voor het humanisme in Nederland na. Het steekproefonderzoek had de volgende categorieën mensen opgeleverd: christenen (28%); overige gebonden religieuzen (hoofdzakelijk moslims; 3%); ongebonden spirituelen (24%); niet-religieuze humanisten (14%); niet-religieuze gematigd-humanisten (14%); en de niet-religieuze niet-humanisten (17%). De eerste drie categorieën hebben een transcendente oriëntatie in een of andere vorm, en de humanisten omschreef hij als horizontaal transcendent. Zowel religieuzen, al dan niet gebonden, als humanisten hebben een zekere moraliteit die niet ophoudt bij de eigen voordeur en bij hun eigen dood.

Moraliteit kan niet buiten grote verhalen volgens Kronjee, verhalen die buiten de eigen tijd , in een andere, hogere tijd spelen – bijvoorbeeld verhalen over morele dilemma’s als het boek Job, klassieken van de grote Russische schrijvers of Shakespeare. In de transformatie van georganiseerde religie naar religie als dimensie van een leefstijl ziet Kronjee de rol van het humanisme. De humanistische waarden kunnen de basis vormen voor de urban religion, de religie van de ontmoeting in het publieke domein, die noodzakelijkerwijze zal ontstaan om de sociale cohesie in stand te houden.

Peter Derkx van de Universiteit voor Humanistiek somde de humanistische waarden op: onafhankelijkheid; het kiezen van eigen doelen; waarachtigheid; zelfrespect; gelijkwaardigheid; verantwoordelijkheid; ruimdenkendheid en wijsheid (een volwassen begrip van het leven). Hij aarzelde niet de niet-humanisten uit de bovengenoemde categorieën, niet alleen maar wel vooral de zeventien procent niet-religieuze niet-humanisten, een gevaar voor de samenleving te noemen. Deze nihilisten vormen de potentiële aanhang van politici als Wilders en Verdonk, die afwijzing van de niet-nabije ander hoog in het vaandel voeren en de sociale cohesie bedreigen, ook al zeggen zij juist op te komen voor de joods-christelijk-humanistische traditie. Dit nihilisme dient door godsdienstigen en humanisten gezamenlijk aangepakt te worden. Voor de sociale cohesie in een pluriforme samenleving is inclusief denken van levensbelang.

Zich zelf omschrijvend als inclusief denkend christen was CDA-Kamerlid Mirjam Sterk uitgenodigd om voor de categorie christenen te spreken. Zij wees er op dat de opgesomde humanistische waarden net zo goed als religieuze waarden aangeduid zouden kunnen worden. De christelijke traditie heeft andere woorden of aanduidingen voor bepaalde genoemde waarden – zoals naastenliefde, gerechtigheid en het letten op de balk in het eigen oog in plaats van op de splinter in dat van de ander. Het aanduiden van de genoemde waarden als humanistisch vond zij getuigen van lust tot annexatie.

Dit was ook de teneur van de andere uitgenodigde opponenten. Johan Braeckman, wijsgerig antropoloog uit Gent, onderschreef de stelling van de genoemde waarden als grondslag voor een pluriforme samenleving maar vond deze behoren bij een meervoudig humanisme, of bij humanismen. Bezinning op de kernwaarden blijft altijd nodig. Moraliteit is niet beperkt tot gelovigen of humanisten alleen, mensen zijn in het algemeen morele wezens.. In feite zal zo goed als niemand de als humanistisch aangeduide waarden afwijzen. Opmerkelijk en opvallend was zijn krachtig uitgesproken eis dat buitengewone beweringen om buitengewone bewijzen vragen. Dit zou een verwijzing hebben kunnen zijn naar het boek Onsterfelijkheid van voormalig UvH-rector Ilja Maso, dat op deze universiteit bepaald als controversieel wordt gezien. Om nadere uitleg van zijn stelling gevraagd vanuit de zaal hield Braeckman zich evenwel opvallend op de vlakte.

De duidelijkste contrastelling werd ingenomen door Marit Moll van het Verwey-Jonker Instituut die geacht werd het op te nemen voor het zesde deel van de bevolking dat noch religieus noch humanistisch is. Zij vond het van een middle class bias getuigen om deze categorie mensen moraliteit of betrokkenheid bij de samenleving te ontzeggen. Het gaat hier vooral om mensen die zij aanduidde als werkende armen die geen hoge verwachtingen koesteren ten aanzien van de samenleving en die het zwaar genoeg hebben het hoofd boven water te houden. Alsof zij niet stond voor een zaal waar de betrokkenen niet aanwezig waren schoot CDA-politica Mirjam Sterk Moll te hulp om duidelijk te maken dat de niet-religieuze niet-humanisten niet als nihilistisch gevaar voor de samenleving afgedaan mogen worden.

(2008)

Geen opmerkingen: