18 oktober, 2012

Teilen


Mijn vader heeft één keer gevist aan de wal van de Amstel, en hij ving tot zijn schrik een paling. Die heeft een week of zo rondgezwommen in de teil, hij was te teerhartig om het beest te doden voor consumptie. En na die week moest de teil toch echt weer gebruikt worden als bad. De paling werd weer losgelaten in de rivier voor de deur.

Een vreemde gewaarwording - hier heb ik in gebaad, zaterdagavond, in de zitkamer, elders was geen ruimte. Frisgewassen en wel luisteren naar de zaterdagavondradio, het fascinerende groene oog, Plein 8 uur 13, Showboot. De volgorde weet ik niet meer, de programma's wisselden elkaar waarschijnlijk af, AVRO en VARA.
De teil verhuisde mee van de Weesperzijde naar de Javastraat, maar een eindje verderop, waar lijn 10 de hoek omreed, was het badhuis. Daar kon de wekelijkse grote wasbeurt plaatsvinden. De teil werd niet meer als bad gebruikt, nu alleen nog voor de was. Tot in eenzelfde jaar een keukenkast verbouwd werd tot douche, piepklein, en er een wasserette in de straat opdook. 1962, die zaak is er als een van de zeer weinige nog. De teil raakte in onbruik. Er bleken wel eens vogels in te nestelen. Bijna vijftig jaar heeft hij daar aan de muur gehangen, met zijn geschiedenis en zijn gebrek aan toepassing.

Bij het leegmaken van mijn ouderlijk huis vorig jaar heb ik hem naar de caravan verhuisd, waar hij nog steeds werkeloos stond - tot vorige week. Om zijn lange bestaan weer een eervolle bestemming te geven heb ik hem gevuld met aarde, er bollen in geplant, een stek van een ligusterhaag (ik vrees dat het niets wordt met die stek, maar men weet nooit) en een vlinderplantestek. Voor begieten hoef ik er niet naar om te kijken, kan alleen maar hopen dat het regenwater voldoende naar beneden zakt in de bewezen waterbestendige houder.

Een dergelijke teil duikt op in dit met mooi ingehouden boosheid geschreven verhaal. Het roept bij mij meteen de vragen op over mijn Rotterdamse overgrootvader die in de haven werkte, zoals mijn Amsterdamse als los werkman in de Amsterdamse. Nu ik het opschrijf bedenk ik dat er nog twee moeten zijn waar ik al helemaal niets van weet. Dat dagloner in de haven een onzeker bestaan was weet ik van verhalen van mijn oma. Het vaste inkomen voorzover je daar van kon spreken kwam van het water-en-vuurhandeltje van mijn overoma. Een verdwenen wereld, maar hoezeer verdwenen? Hierover morgen meer.

Geen opmerkingen: