17 december, 2006

Felix Ortt op de snijtafel

Het begrip fin-de-siècle heeft vooral betekenis op het gebied van de kunstgeschiedenis in brede zin. Het breukvlak van de negentiende en de twintigste eeuw op politiek en sociaal gebied valt eerder of later, in de geïndustrialiseerde wereld. Het is inmiddels wel conventie de "echte" twintigste eeuw in de nazomer van 1914 te laten beginnen. Als je dit beseft krijgt het postume magnum opus van Jan Romein, Op het breukvlak van twee eeuwen, iets curieus. Mogelijk projecteert de schrijver de door hem tot zijn einde toe verwachte overwinning van het communisme op de toekomstverwachtingen van socialisten van die eeuwwisseling.

Romein is fascinerend als, zoals hij het zelf genoemd heeft, theoreticus van de geschiedenis. Hij is zeer vatbaar voor kritiek in die hoedanigheid, maar ik erken mijn schatplichtigheid aan de man die ik zou kritiseren. Indrukwekkende dikke boekwerken heeft hij als historiograaf geproduceerd, zeker, maar nooit gebaseerd op zelf snuffelen in de bronnen. En Op het breukvlak kan ik echt niet anders dan als een groot uitgevallen pamflet zien, een brevet van onvermogen zijn "integrale geschiedschrijving" op iets nieuws te laten lijken. Kon ik het daar maar bij laten. Maar als goed bolsjewiek weet hij de anarchisten van die tijd als valse profeten te ontmaskeren. Daarbij wringt hij zich in de wonderlijkste semantische bochten, en hij schuwt ook regelrechte scheldwoorden niet. Heerlijk evengoed, zoveel aandacht. Maar in zijn vertoog tegen de christen-anarchisten, door hem natuurlijk consequent-denigrerend "tolstojanen" genoemd, glijdt hij uit op een manier waarop zijn hele betoog krachteloos wordt. Hij blijkt niet eens in staat de naam van een van die schurken goed weer te geven, wat voldoende illustreert hoe goed hij hem bestudeerd heeft. Twee keer wordt Lod. van Mierop genoemd. Als Van Nierop, ook in het register - volgende zaak, zou ik zeggen...

Als je in een dissertatie, uitgegeven in 2000, waarin het christen-anarchisme van honderd jaar eerder ruimschoots aan bod komt, Romeins Breukvlak serieus citeert moet je daarvoor een goede reden hebben. De ene is dat je inderdaad een breuk constateert met betrekking tot de rol van vrouwen. De andere is de discussie rond de "petites religions" van die tijd. Maar dat Romein op dit onderwerp zijn feitelijke onbevoegdheid heeft getoond is de jonge doctor ontgaan. En het is niet het enige dat haar ontgaan is, helaas. Ik heb het over Amanda Kluveld-Reijerse, die gepromoveerd is op de Nederlandse beweging tegen de vivisectie in het tijdvak 1890-1940.

Het zou aardig zijn geweest als de promovenda op de een of andere wijze, in ieder geval in de handelseditie, haar eventuele betrokkenheid bij het onderwerp had laten blijken. Het motto is ontleend aan Henry Rollins, dus dat belooft iets - hedendaags anarchist, diervriendelijk, tegen bedwelmende middelen in de ruimste zin, kortom bijna "een geestverwant" van de beschrevenen - maar nee, daar blijft het bij. De schrijfster laat niet blijken iets te weten van het anarchisme, van het modernisme in de Nederlandse Hervormde Kerk, en dus ook niet van die wonderlijke synthese van het Nederlandse christen-anarchisme. Ook de Tolstoj-connectie is vrijwel aan haar aandacht ontsnapt. Dit doet wel afbreuk aan het te prijzen consequent gebruik van de term christen-anarchisme". De schrijfster stelt terecht vast dat ze zo goed als onbetreden terrein verkent. Toch kan ik een aardige lijst namen noemen van mensen die de afgelopen jaren de contouren van dit gebied of aanpalende gewesten hebben verkend; op mijzelf na - daar moet ik nog op terugkomen - worden ze niet genoemd in de bibliografie.

Je zou denken dat die deur al open is, als je zegt dat het afwijzen van vivisectie gebaseerd is op de erkenning van de intrinsieke waarde van de Ander, die het dier nu eenmaal is. Als je zelf dat engagement niet hebt, althans niet wilt expliciteren, zul je het toch bij de beschrevenen moeten constateren. Maar Kluveld zet meteen de stap, dat het "eigenlijk" gaat om een vertoog over vrouwelijkheid. Vivisectors vinden dat anti-vivisectionisme maar vrouwenpraat, en kerels die daarmee sympathiseren zijn verwijfd. Hierna vervolgens te concluderen dat ook voor de anti-vivisectionisten het snijden in levende dieren eigenlijk" op het schenden van onschuldige vrouwen neerkomt is een gewaagde gevolgtrekking uit het betoog van die contemporaine tegenstanders. Zijn er aanwijzingen voor? Het is maar hoe je citeert, maar wonderlijk genoeg wordt het intrappen van die deur aan het begin van deze alinea gemakshalve geheel overgeslagen: het gaat niet om dieren! Dat lijkt mij toch sterk, vooral omdat er toch ook een vrouwenbeweging was in die tijd, waarmee trouwens de mannelijke christen-anarchisten volledig sympathiseerden. Waarom een wonderlijke omweg construeren?

De voorman van de anti-vivisectiebeweging in het onderhavige tijdperk is de christen-anarchist Felix Ortt. Tot op hoge leeftijd heeft deze man het Tijdschrift voor Geneeskunde nageplozen op beschrijvingen van proeven op dieren, waarvan ook binnen de termen die de vivisectoren zelf hanteerden het abjecte of het zinloze viel vast te stellen. Deze werkwijze hanteert hij, omdat hij niet verdacht wil worden van bijgekleurde verhalen, die door de tegenstander onmiddellijk als sentimentele fantasie afgedaan konden worden. Hij was wijs geworden doordat hij een keer de Engelse antivivisectiebeweging had geciteerd en er achter was gekomen dat dit verwijt gemaakt kon worden. Als exact wetenschapsman - en, kan men er bij zeggen, als standsbewust patriciër - wilde hij de vivisectoren - standgenoten toch meestal - laat ik zeggen weidelijk bestrijden. De strijdwijze mocht niet ter discussie staan. Als omstreeks 1930 een lawaaiige anti-vivisectiestroming opkomt onder leiding van Pieter Pijl, die het opgesmukte gruwelverhaal niet schuwde, verzet Ortt zich daar tegen met verder ongekende felheid. De motivering van zijn strijdwijze is bij die gelegenheid nog maar eens duidelijk uit de doeken gedaan. Maar Kluveld weet beter. Ortt was "wellicht" gevoelig voor het verwijt over vrouwelijkheid, en wilde dus mannelijk-wetenschappelijk redeneren. Met het wegvallen van Marie Jungius als voorvrouw uit de beweging in 1900, stelt Kluveld, "vermannelijkt" de beweging. Deze redenering is mijns inziens op los zand gebouwd. Zij doet ook afbreuk aan de rol van - vaak door Kluveld niet eens genoemde - belangrijke vrouwen in de beweging.

De dissertatie is opgebouwd als het gemiddelde hedendaagse studieboek: eerst eens vertellen wat je zometeen gaat vertellen; dan vertel je; en voor wie het toch echt niet heeft kunnen volgen vertel je tot slot wat je verteld hebt. Zo vul je wel je pagina's. En zo is Ortt dus twee keer "wellicht" bang voor het verwijt van vrouwelijkheid. De derde keer - we zijn sufgeluld - is hij het in feite" (p.211). De amateurpsychologische inzichten mogen dan wel als waarheden gepresenteerd worden.

De dissertatie is als afronding van een aio-schap bij het vak maatschappijgeschiedenis" bedoeld. Hieraan zit vast dat er aan "theorie" gedaan moet worden. Die theorie moet als het even kan "internationaal" zijn, liefst in het Engels te citeren. Geen probleem (of ook eigenlijk wel, want de schrijfster demonstreert afdoende deze taal nauwelijks machtig te zijn): we slepen er een Britse politicoloog uit 1968 bij die iets over "middle-class radicalism" heeft geschreven, en we stellen de expressieve politiek" van de anti-vivisectiebeweging vast. Dat wil zeggen, voor de duidelijkheid, dat niet het onmiddellijke resultaat telde, maar de uitdrukking van het hogere doel - dat dus overigens blijkbaar niet of nauwelijks met dieren te maken heeft.

Het treurige is dat de schrijfster het, naar ik meen te begrijpen, eigenlijk zo goed bedoelt. Ik vind dat ze te aardig is over de onmiskenbaar antisemitische trekken van Ortts Felicia, waar zijn vriend Edward Peeters excuses voor wist die mij niet overtuigen. Ook verder: het zijn heus geen aanstaande nazi's, die antivivisectionisten, erkent Kluveld royaal. Dit wordt inderdaad nog wel eens beweerd - en onmiskenbaar is er uit die hoek sympathie getoond voor deze beweging - en soms wederzijds. En het vertoog over die vrouwelijkheid zal toch een zeker engagement verraden. Dan ben ik een kniesoor als ik val over een passage als: "In een tijd waarin zwarten niet of nauwelijks als volwaardige mensen werden gezien" (p.81). Door wie, als ik vragen mag? Door henzelf?

Maar goed, de theorie... hoe staat het met het resultaat van het eerlijk ambachtelijke speurwerk in de geschriften van onder anderen Ortt, die hier als bron gelden? Een aantal veelzeggende, zoals een opmerkelijke beschouwing over de dieren in het hiernamaals, en zijn interventie tegen Pijl, zijn eenvoudig geheel aan de aandacht van de schrijfster ontsnapt. Kan gebeuren. Pijnlijker is dat zij een verhaal De ziel van de wijze consequent citeert als "De ziel der wijze" (het gaat over een man met een baard...). Dat is geen Nederlands, en zo heet het dan ook niet. Van der Veer was geen dominee (p.122), Van Mierop geen wiskundige (p.131). Uitgeverij Chreestarchia bestond nog niet in 1900 (p.69). Ach, dat ik zelf met een onnozel citaat aan bod kom en dat mijn naam verhaspeld wordt - leuk is het niet, en het tweede evenmin vertrouwenwekkend, maar ook hiervan kan ik zeggen: moet kunnen, kan gebeuren... Als de schrijfster Felix Louis Ortt "eigenlijk" Louis Felix Ortt laat heten is de grens toch echt wel overschreden.

Een scriptie zou ik zeggen, niet publicabel. Zeker geen monografie, en al helemaal geen dissertatie. De hooggeleerden die hier geheel anders over dachten heten Schwegman en Labrie.

- Amanda Kluveld, Reis door de hel der onschuldigen - de expressieve politiek van de Nederlandse anti-vivisectionisten, 1890-1940. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2000. Serie: Geschiedenis & Gezondheid. 278 blz. Prijs: ƒ49,50

Aanloop bij de oorspronkelijk herhaalde plaatsing van deze recensie:
Amanda Kluveld meet zich de autoriteit aan van een bestuursfunctie van de Dierenbescherming of iets dergelijks en de titel historicus om de Partij voor de Dieren te lijf te gaan in de Plaag voor het Gezin van afgelopen zaterdag. Blijkbaar heeft zij iets tegen jonge vrouwen als Marianne Thieme en Esther Ouwehand. Daarnaast toont zij Animal liberation niet gelezen te hebben en praat zij de vaste antisemitische types na die Peter Singer belagen.
"Het ontbreekt er nog net aan dat jij genoemd wordt," zei de bron van mijn kennis aangaande dit artikel (ik wil er niet van verdacht worden deze courant te lezen).
Is het een vraag hoe het toch komt dat nauwelijks middelmatig te noemen types in Nederland pijlsnel steil omhoogvallen als Opiniemaker via columnpjes in de zelfbenoemde kwaliteitskranten? Hoe heet die geneticus ook alweer, die nooit iets aan zijn vak doet? Die dubbelenaamdrager die iets tegen truien als jurken had? Undsoweiter. Kluveld is in haar onbenulligheid een extra opvallend exemplaar, omdat zij zonder noemenswaardige prestaties op haar conto te hebben regelmatig een grote scheur openzet (en daar natuurlijk ook nog voor vangt - de waereld is onrechtvaardig, maar dat wisten we al).


Ontleend aan: De AS. In de oorspronkelijke papieren versie stond nog iets meer over de promotores, maar een van hen is betrokken geweest bij de beoordeling van Dennis Bos' voortreffelijke Waarachtige volksvrienden, dus is de tekst op dat punt een beetje bijgeschaafd...

De schrijfster doet weten dat uit de bronnen blijkt dat Felix Louis Ortt echt Louis Felix Ortt heet. De geboorteakte zou het zeggen. Andere bronnen wijzen hier helemaal niet op. Maar goed: voor een historicus/-a een onvergeeflijke omissie: de bron voor deze "eigenlijk"-vermelding ontbreekt in de dissertatie. Quod iam demonstratum erat...

Overigens, voor wie deze tegenwerping dacht te doen: het achterwege laten van noten in de op deze site verzamelde teksten is bedoeld als tegenwicht tegen het dotcommunisme dat er mee in praktijk gebracht wil worden. In de "Gutenberg"-versies zijn de noten te raadplegen.

Kluveld heeft inmiddels per email doen weten dat zij niet blij is met deze bespreking. Zij wilde haar reactie ook in het gastenboek geplaatst zien. Wetende dat zij wel andere en ongetwijfeld ruimere platforms heeft heb ik besloten hier niet op in te gaan. Wie een boek schrijft kan verwachten dat dit beoordeeld wordt. De beste manier om te zorgen dat de beoordeling je bevalt is een goed boek schrijven. Dat is geen garantie voor een goede bespreking, maar het omgekeerde telt al helemaal niet.

Geen opmerkingen: