14 juni, 2015

Opgenomen in het pantheon van verdacht-geliefde schrijvers: drs. P

Zolang ze bestaan hebben heb ik de opvoeringen van de (Internationale) Nieuwe Scène bezocht, helaas is hun geschiedenis wel overzichtelijk. Ergens in de jaren zeventig was er een benefietvoorstelling voor het theatergezelschap, in RASA te Utrecht. Dit hield mijn feitelijke kennismaking met drs. P in, die met zijn rechterzijde naar het publiek aan de piano zat bij deze voorstelling. "Zometeen zult u mij van mijn uiterste linkerkant leren kennen." Ik hield meteen van de man, hij was dus "een van ons". *)

Maar zo makkelijk kun je gelukkig grote kunstenaars niet annexeren. Ik aarzel geen ogenblik hem een groot kunstenaar te noemen, omdat hij de Nederlandse taal en wat men er in kan uitdrukken, en hoe men dit doet, uiterst serieus nam. De meeste types die voor literatuurbakkers doorgaan in dit land hebben nog geen enkel procentje van dit besef te leveren. Het is ironisch dat een groot kunstenaar als de gisteren 13 juni 2015 overleden Heinz Polzer zal worden uitgeluid als kleinkunstenaar. Hij heeft zich nu gevoegd bij het legioen van auteurs dat tot vergetelheid gedoemd wordt omdat ze niet op televisie kunnen verschijnen om een hartelijk applaus in ontvangst te nemen.

Drs. P. fulmineerde tegen gemakzuchtig niet-rijmen, tegen structuurloosheid en vormloosheid. Ook al een vruchteloze strijd die de kwalificatie "plezierrijm" of plezierdichten oplevert. Alsof dichten een kwelling dient te zijn. Maar wie geen vorm wil aanvaarden heeft ook geen inhoud. Drs. P heeft zowel "gewone" gedichten geschreven als gedichten die bij muziek horen. Voor dit laatste hebben we een handig medium ter ondersteuning. Laat ik de meester aan het woord en de piano laten.


Markt


Helderziende


Strokarton


Knolraap en lof, schorseneren en prei, bij wijze van zondagswijding...


De gezusters Karamazov


De baardmijt. Onverwacht actueel

Als voorlopig sluitstuk zijn GROTE HIT vandaag.

Dodenrit.
Rust in vrede, o doctorande!

------
*) In een soort autobiografie vertelt hij dat Henri van Kol, de sociaal-democratische koloniaal, en diens anarchistisch angehauchte echtgenote Nellie - die, tot ontsteltenis van Domela en Troelstra beiden, toetrad tot het Leger des Heils - grootouders waren. Hij gaf de voorkeur aan Henri. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen (Nellie schreef sprookjesboeken, dat moest voldoende zijn).

Geen opmerkingen: