12 januari, 2008

Overweging bij het Grenshospitium, 12 januari 2003



Het gebouw waarvoor wij staan heet De Weg. Als ik de naam hoor denk ik er steeds achter: "de waarheid en het leven". Het erge is dat de naam niet eens ironisch of cynisch bedoeld is, al wil ik mij er verder niet in verdiepen welke bedoeling er wel achter zit. Vanzelf - hoe onbedoeld ook - herinnerd te worden aan het Woord dat vlees is geworden, Wiens doop vandaag in de Kerk gevierd wordt, kan nooit kwaad.

Ik hoop het kort te houden, om vier uur is het interieur van het grenshospitium op de televisie en het is koud genoeg. Gelukkig ben ik in staat de doop van Jezus te koppelen aan de behandeling van vreemdelingen, aan de hand van een eigen verhaal.

Ik ben twee keer aan de rivier de Jordaan geweest. Het viel mij de eerste keer al op, rijdend over de Allenbybrug, hoe smal die veelbesproken rivier was - smaller dan de Amstel, of menige sloot in Waterland. Maar hij is heel diep, en stroomt heel snel, dit laatste heb ik bij mijn tweede bezoek kunnen vaststellen. Dat hij diep is kunnen we afleiden uit het feit dat hij aan het einde van de grote Oostafrikaanse slenk ligt, honderden meters diep dus. Ruim vier jaar geleden was ik op de, of liever een, plaats waar Jezus gedoopt zou zijn. Dat kon echt alleen op een richel aan de rand, verderop in de rivier valt niet veel te dopen, gezien de diepte en de stroomsnelheid. Overigens was ik in Israël voor een congres waar ik professor Avner Cohen ontmoet heb, die enkele maanden later een boek over de Israëlische atoombom deed verschijnen, en desgevraagd op de radio zei hij dat hij niet verwachtte problemen te krijgen bij terugkeer in Israïël - hij was toch vrij te schrijven wat waar was? Zijn boek is "gewoon" verder doodgezwegen. Maar laten we hier bij een andere dubbele moraal stilstaan.

Op die hete augustusdag waren er mensen, die tegen een met bordjes aangegeven verbod in, het water indoken, met kleren en al, op de richel in de Jordaan. Eigenlijk mocht je alleen door een officiële doper het water ingenomen worden, en die was niet beschikbaar. Het was namelijk sjabbat.

Puffend aan het water gezeten wisselde ik flirterige blikken met een dame, die mij in het Frans vroeg of het erg zou zijn als zij het water indook. Verderop zwommen jongetjes in de stroom. Het verbod zou dus niet zwaar mogen wegen. Ik gaf als mening dat het niet erg zou zijn. Ze vatte moed, en ging verticaal het water in, en kwam er stralend-blij uit. Het was duidelijk dat zij het niet om de verkoelende ervaring had gedaan.

We vroegen elkaar waar we vandaan kwamen. Zij zei dat ze uit Senegal kwam. Op zich kon ik dat wel geloven, maar het leek mij toch sterk dat zij vanuit dat land naar de rivier de Jordaan was gekomen. Nee, ze moest bekennen dat ze in Parijs woonde. Er zijn nu eenmaal vormen van toerisme die niet kunnen. Vanuit Senegal naar Israël bijvoorbeeld. Of vanuit Senegal naar Nederland. Vanuit Parijs, dat kan - vooral als je een Frans paspoort hebt. God mag niet aan aanneming des persoons doen (een van de teksten voor vandaag) - dus niet speciale voorkeuren voor speciale mensen hebben, in de mensenwereld gelden andere regels. Moeten wij blij zijn dat wij het juiste paspoort hebben, dat ons naar de rivier de Jordaan - zou ik nu niet durven doen -, naar Frankrijk of naar Senegal helpt? Moeten we het de genade Gods noemen die er voor gezorgd heeft dat wij dit juiste paspoort hebben, en de mensen aan de andere kant van dit hek niet - zij die niet legaal een illegale duik kunnen nemen op de plaats waar Jezus gedoopt is?
There but for the grace of God go I....

Geen opmerkingen: