22 mei, 2018

Bambule in Caïro

Hoe het gekund heeft weet ik nog steeds niet en ik zal het ook niet meer kunnen achterhalen.
Met de werkgroep Midden-Oosten, onder leiding van de man die nog gebruikt is op de Nederlandse televisie als Te Raadplegen Deskundige, Leo Biegel, trokken wij door de Levant. Egypte, Syrië, Jordanië, de Westoever, Israël. Dit in twee weken. Zo jong als ik was, ik ben voor- en nadien nooit zo moe geweest als na deze reis (en in Egypte werd ik geveld door diarree - het belangrijkste dat ik mij herinner van het bezoek aan Nawal al-Saadawi; nou ja, dat is wat overdreven).

Maar u kunt zich dat wel voorstellen, het is dinsdag, en dit is Jordanië.
In het hotel dicht bij het vliegveld van Tel Aviv hoorde ik zwaar in de fading het radiostation The Voice of Peace, het station van Abi Nathan, een held in mijn ogen. Veel van de deejays op het station waren afkomstig van de Britse zeezenders, maar dit bleef die ene avond/nacht voor mij verborgen. Opstaan met Dobie Gray, een Oldie op dat ogenblik. De Voice of Peace heeft geen vrede gebracht. Maar daar ga ik het niet over hebben. Terug naar de eerste zin.

Hoe het mogelijk was dat wij een bezoek brachten aan een meisjesinternaat in Caïro is mij een raadsel. Maar wij waren er. Er zal door een Belangrijke Vrouw in de Organisatie het een en ander over de gang van zaken verteld zijn maar daar herinner ik mij echt niets meer van. Wat ik mij herinner is dat medestudent Ton en ik door een groep meisjes - ik gebruik dat woord maar, het waren studentes, dus eigenlijk waren ze ongeveer van onze leeftijdscategorie - apart genomen en vastgehouden. Niet lijfelijk, maar indringende vragen over ons leven in Amsterdam en of we contact konden onderhouden. De vragende blik begeleid door twee over elkaar wrijvende wijsvingers begreep ik niet. Of verkeerd. Of toch ook weer niet verkeerd. Mij werd gevraagd een Arabische zin na te zeggen. "Wat betekent het?" wilde ik wel weten, vermoedend wat het zou zijn. "I love you". Nee, spijt mij, ik zeg het niet, je weet nooit of je meteen een trouwgelofte aflegt. Dacht ik toen.

Eén meisje is echt de huiveringwekkendste herinnering die ik overhoud. Zij zuchtte en steunde, daarbij steeds mijn naam zeggend. Zij sprak alleen Arabisch en wat er gaande was, was niet te vertalen. Niet wetend wat te doen meende ik haar over haar hoofd te kunnen strelen om in ieder geval wat verdere interactie te hebben. Binnen een fractie van een seconde was zij naar het andere eind van het vertrek gevlucht. Verkijk je niet op haar minirok, de vrijgevochtenheid gaat niet verder dan de kleding; ik had het kunnen weten, ook toen al. Maar met zoveel onvervulbaar verlangen ben ik verder nooit geconfronteerd.

Een van de meisjes vroeg om een correspondentieadres, dan zou zij schrijven, ik vroeg of zij dat mede namens het zuchtende meisje*) zou kunnen. Jazeker, was het antwoord, we schrijven je samen. Het is nooit gebeurd.
Tenslotte wisten Ton en ik ons los te maken, het officiële gezelschap was al lang vertrokken. Door het open raam bleven de meisjes nog lang onze namen roepen.

En nu heb ik het opgeschreven. De titel is ontleend aan het draaiboek van de televisiefilm van Ulrike Meinhof, over ongeregeldheden in een meisjesinternaat (van tieners, dat wel). En bij het opschrijven besef ik dat er wat gezwaaid zal hebben voor de jonge vrouwen die Ton en mij zo lang voor zichzelf wilden hebben. Wat - ik moet er niet aan denken.
En ik denk aan Nawal al-Saadawi, die blij rondliep in Caïro ten tijde van de februarirevolutie van 2011. En die daarna weer de staatsgreep van al-Sisi ondersteunde. Veel meer politieke tournures zal ze niet meer kunnen maken, vrees ik.

*) Ik weet haar naam maar die zeg ik niet.

Geen opmerkingen: