12 maart, 2012

Door een beslagen spiegel













Want wij zien thans door een spiegel in een raadsel, maar dan zie ik van aangezicht tot aangezicht; thans ken ik gebrekkig, maar dan zal ik kennen zoals ik ook gekend word.

In speculo

Hoe kan dat zijn,
o Schepper van hierboven,
dat ik U maar
en zie als in een’ glans;
als in een glas,
te zelden onbestoven
van doom en stof:
en nooit geheel en gansch?

Zoo Gij bestaat,
en God zijt, moet het wezen,
dat ik U zie;
dat, zonder doek, entwaar,
ik schouwen kan,
en, schouwende, in ’t nadezen,
van bij U zie
en eeuwig op U staar!

Hoe kan dat zijn:
om niet en is gegeven,
uit Uwe hand,
het leefvermogen, dat
mij zuchten doet,
en zoeken, naar een leven,
dat alle goed,
in ’t zien van U, bevat!

Daar komt toch eens,
ten oosten uit, een dagen,
een dageraad,
eene eeuwigheid, die niet
meer weg en kan
noch weder, noch vertragen
het zielgezucht,
dat zoekt en niet en ziet.

Mijne ooge zal
eens vol U zien, en varen
zoo ’t druppelken
in zee, dat is versmoord:
zij zal U zien,
verafgrond in de baren
der ziende zee,
die bedde en heeft noch boord!

Guido Gezelle

Geen opmerkingen: