29 september, 2020

Een filosofie voor het christen-anarchisme: Ortts Pneumat-energetisch monisme


Spinoza had in zijn tijd te maken met een Van Boxel, die in spoken geloofde. Het kan verkeren, want een bijna-naamgenoot van de spokenman heeft onlangs een inventarisatie vanwijze dwazen of dwaze wijzen (morosofen) gemaakt in een zogeheten Encyclopedie van de domheid. Het interessantste is wat er niet in opgenomen wordt in zo'n overzicht, omdat het tot het serieus genomen gedachtengoed van de spraakmakende gemeente behoort. De heersende gedachten zijn nu eenmaal de gedachten der heersers. Uitspraken over te hoge lonen van 'briljante economen', de zweefkezerij van de bedrijfs- en bestuurskunde, de theologie van het doorgeven van zelfzuchtige genen zijn niet dom, wijs of interessant, ze zijn 'gewoon' wetenschap.

Pogingen tot verklaring van het universum, besef dat het ware het geheel is, zijn vanuit dat perspectief altijd raar. Daarnaast is het nooit weg om Harry Mulisch weg te zetten als je zelf niet veel in huis hebt. Of, via zijn leermeester Schoenmaekers, Piet Mondriaan. Een van de domheden van onze encyclopedist is het spinozistische filosofische stelsel van de Nederlandse christen-anarchist Felix Ortt (1866-1959), het pneumat-energetisch monisme. Een verklaring van het Al gebaseerd op zoiets paradoxaal klinkends als christen-anarchisme kan moeilijk op begrip in heersende kringen rekenen. Hierbij een poging om dit stelsel voor verstandige mensen nader te verklaren. 

1.HET BEGINSEL DER LIEFDE 

Ortt schrijft in 1898 het eerste oorspronkelijk-Nederlandse boek waarin de combinatie christendom en anarchisme tot uitdrukking wordt gebracht: Christelijk anarchisme, dat overigens al in hetzelfde jaar uitgebreider herdrukt wordt onder de titel Het beginsel der liefde. Hij geeft in dit boek een definitie van God als zijnde de Inrichter der Werkelijkheid, wiens Wil of Gedachte zich in de Werkelijkheid openbaart. Omdat Liefde het hoogste beginsel is, moet zij noodzakelijk het uitgangspunt van de inrichting der Werkelijkheid zijn, en dus het Wezen van de Inrichter der Werkelijkheid zijn: God is Liefde. God, en dus de Liefde, wil dat ik de waarheid zoek. Het streven naar geluk is streven naar volmaakte instemming met de werkelijkheid. 'De praktijk der liefde is in overeenstemming met de leer van Jezus, beter dan de beste van alle mensen. Ortt houdt vast aan het op Handelingen gebaseerde beeld van het in broederschap en waarachtig communisme leven van de eerste Christenen, een situatie die gecorrumpeerd wordt doordat de Romeinse Staat het Christendom adopteert en daardoor bederft. Het leven naar de praktijk der liefde is leven zoals deze eerste christenen geleefd zouden hebben. Dit is in de praktijk omstreeks de eeuwwisseling het streven van de christen-anarchisten geweest, een streven dat hardhandig stuitte op de oprispingen van een bepaald niet goedwillende publieke opinie (bestorming vanen brandstichting in de kolonie te Blaricum, 1903). Toch was het doel op deze wijze tot voorbeeld te strekken en gaandeweg meer mensen te doen inzien wat de Bedoeling der Werkelijkheid was.2 Deze rudimentaire filosofie/theologie wordt in de jaren na 1898 in zoverre uitgebreid, dat Ortt niet alleen Jezus maar ook anderen de Christusgeest toekent: Mohammed, Gautama ('de' Boeddha), Zoroaster - en in feite is deze geest in ieder mens. In de loop van het tweede decennium ontwikkelt hij zijn filosofisch stelsel dat de verbindende schakel levert voor dit alles en dat een duidelijker uitwerking is van het christen-anarchisme: het pneumat-energetisch monisme. 

2. HET PNEUMAT-ENERGETISCHMONISME 

De artikelenreeks in het Theologisch Tijdschrift waarin het pneumat-energetischmonisme wordt ontvouwd, heeft als vaste titel: Studies in het grensgebied van natuur- en godsdienstwetenschap. Hoewel dit een juiste typering is, toont Ortt zich hier onloochenbaar in de eerste plaats de man van de natuurwetenschap die hij als waterstaatkundig ingenieur steeds gebleven is. Hier volg ik zoveel mogelijk het exposé van het pneumat-energetisch monisme zoals hij dit in de loop der jaren heeft opgebouwd. Ortt postuleert hier God als axiomatisch, als het zijnde, als Dat wat is bij al wat wisselt, verschijnt en verdwijnt: "Zoo er geen vastheid is achter den wisselenden schijn der dingen, dan kan er ook geen Wetenschap zijn, en wordt het streven naar weten een dwaasheid. De Wetenschap zelve behoeft geen rekening te houden met iets wat met haar redelijkheid onvereenigbaar is."3 In de natuur bestaat de neiging van vervorming van energie in de richting van grotere stabiliteit en lagere hoedanigheid - dit is de tweede warmtewet, het principe van degradatie van energie. Het leven, geleid door het principe van levenskracht of -energie voldoet niet aan deze wet, en daarom is er geen logische grond om aan te nemen dat het leven mechanisch uit de krachten die de levenloze natuur beheersen voortkomt.4 Leven en intellect, in hun duidelijk streven het degradatieprincipe te overwinnen, moeten - omdat alleen intellect in staat is het degradatieprincipe te overwinnen - zelf een eerste intelligente oorzaak hebben. Ofwel de energie is zelf eeuwig, ofwel het intellect dat deze organiseert is dit. Het is uitgesloten dat de intelligentie in de tijd ontstaan is als speling van energetische werking. De conclusie dat een Eeuwig Intelligent Be-ginsel ten grondslag ligt aan al wat is, is op grond van de tweede wet van de thermodynamica redelijk in het licht van de natuurwetenschap.5 De gedachte dat de stof niets anders is dan zuivere energie, noemt men "energetisch monisme".6 Van leven is sprake waar de energiecomplexen blijk geven van individuele, energie-ordenende intelligentie - dit ordenend vermogen noemt Ortt "ziel".7 Op mogelijke tegenwerpingen van materialisten zegt hij: zonder intelligentie is geen leven maak-baar. Hij stelt dit naar aanleiding van de laboratoriumproeven van Jacques Loeb, die 'levende stof' maakte: "Een onwetend mensch had ondanks 't bezit van ei, zeewater en zuur toch geen levend wezen tot stand kunnen helpen brengen. Loeb's proeven, waardoor hij het bewijs levert dat hij de bevruchtende of leven-verwekkende werking van 't spermatozoön door chemische en physische middelen kan vervangen, leeren meteen dat bij die vervanging de factor intelligentie ingevoerd is."8 De intelligentie is precies de 'mystieke rest' die de hoofdrol speelt bij het kunstmatig creëren van leven. Ortt vergelijkt het totstandkomen van het leven – waarbij dus altijd intelligentie een rol speelt – met de aanleg van spoorlijnen en scheepsverbindingen. Treinen en schepen voldoen in hun werking aan alle eisen die de materialistische monisten eraan zouden stellen, maar dezen zullen toch echt niet verwachten "dat het tenslotte blind toeval is als de dienst planmatig schijnt te verloopen!", nadat er eerst talloze treinen en schepen verongelukt zijn omdat ze niet volgens plan rijden of varen.9 

 


Dat het leven niet een uitsluitend fysisch-chemisch proces is, zag Ortt ondersteund door bioloog-filosoof HansDriesch, die de autonome factor entele-chie voor het leven invoert; of beter: wederinvoert, want hij ontleent de term aan Aristoteles. Het leven heeft zijn eigen doel in zichzelf. Ortt stelt dat het onmogelijk is zich een doelstelling zonder voorzienigheid voor te stellen, of met andere woorden: “geen teleologie zonder theologie." Driesch toont voor Ortt aan dat de ontwikkeling van de natuurwetenschap tegen de materialistische wereld- en levensbeschouwing ingaat. Pas op het niveau van de cel is er de entelechie-concentratie die men 'ziel' kan noemen. Een ziel is niet een ding op zichzelf, geen onstoffelijk ding - zij is en blijft een eigenschap van de stof, of, wat op het zelfde neerkomt, van de energie. Er is geen dualiteit: "Energie en Entelechie zijn dan wel denk-onderscheidenheden, doch beide behoorend tot het inwezen niet te scheiden Oer-Beginsel, de Al-Eenheid. Evenzeer als spanning en stroomsterkte denk-onderscheidenheden zijn, doch beide eigenschappen van de electrische energie, en zonder elkaar niet denkbaar. Deze theorie van een Al-Eenheid, zich in quantiteit openbarende als energie, in qualiteit als entelechie (als: ordenend vermogen, of als datgene wat wij in hoogere gebieden als 'geestelijke' werking aanduiden) heb ik genoemd: de theorie van het Pneurnat-Energetisch Monisme."12 Het eerder genoemde energetisch monisme wordt hier uitgebreid met het nieuwtestamen-tisch-Griekse pneuma , dat met 'geest' vertaald wordt en waarmee het goddelijke levensbeginsel in schepselen en de scheppende en heilbrengende kracht van God wordt aangeduid (de Heilige Geest). Het monisme dwingt tot de gevolgtrekking dat energie en intelligentie één zijn, het Al is een eenheid van Intelligente Energie. De intelligentie die ordening verloren doet gaan en weer tot stand brengt, als in een beweging van eb en vloed, is de bron aller intelligentie, de Vader aller intelligente wezens:God." Hiermee is niet gezegd dat Ortt gelooft in een persoonlijke, laat staan een mensvormige God, en hij maakt zich vrolijk over natuurwetenschapslieden die het bestaan van God ontkennen omdat zij Deze niet door hun verrekijkers waarnemen. Ortt ziet echter geen beletsel om het Absolute, de grondslag van alle Zijn, aan te spreken op de wijze zoals bijvoorbeeld gebruikelijk in de christelijke eredienst, omdat nu eenmaal iedere wijze van aanspreken door de menselijke beperkingen bepaald is. Zielen zijn te onderscheiden in graden, naar de mate van complexiteit van de te ordenen energie of entelechie. De ziel van de Cel is er een van de eerste orde, hetgeen ook gezegd kan worden van de bundelingen cellen die men met de term 'orgaan' aanduidt (cel- en orgaan-psyche). Zielen van de tweede orde zijn die van de soort, gericht op voortplanting (soortpsyche) en het waakbewustzijn van het individu, uitgedrukt door de functie van de hersenschors (hersenpsyche of verstand). Zielen van de derde orde zijn de bovenindividuele ordenende vermogens: die van de mierenkolonie bijvoorbeeld, die van het volk (bij mensen), andere verzamelingen die men organisaties noemt zoals Kerken of bedrijven, en als nieuwste ontwikkeling: de staat.13 Met deze classificatie is de leeftijdsfactor ingevoerd: zielen van de eerste orde zijn de oudste, en de voortplantingsdrift kan geacht worden aan het verstand vooraf te gaan. De staat is jonger dan het volk; er is bijvoorbeeld steeds een joods volk gebleven, ook al heeft dit tientallen eeuwen geen eigen staat gehad. Een jonge ziel is egoïstischer dan een oude: bij het jonge individu is dit waar te nemen, en zo is ook de staat egoïstischer dan bijvoorbeeld het zielencomplex dat wij 'volk' noemen. Het massale moorden terwille van de staat is een uiting van dit egoïsme. De afkeer van dit geweld in de publieke opinie, een instelling als het Rode Kruis en het goed behandelen van krijgsgevangenen zijn uitingen van de veel oudere, veel minder egoïstische volksziel. 

De individuele ethiek kan nog veel hoger ontwikkeld zijn. Wij raken hier de ethiek, verbonden aan het pneumat-energetisch monisme. Ortt acht het de plicht van alle delen van de Al-Eenheid, als dragers van de Al-Energie of vonken van de Al-Entele-chie, om ordening te bevorderen, ordening te scheppen waar deze niet bestaat, waar vernietiging van ordening dreigt deze tegen te houden en te werken aan grotere harmonische eenheid.14 Dit is de blijvende kern van Ortts anarchisme. Bij dit streven naar hogere ordening, deze voortdurende strijd tegen de degradatie van energie, hoort saamhorigheid met al wat leeft. Het individualistisch egoïsme moet ondergeschikt gemaakt aan wat als heil voor allen gezien kan worden, anders gezegd voorzover het om mensen gaat: het bevorderen van een menswaardig bestaan voor allen.15 Het conflict tussen hoge individuele ethiek en lage staatsethiek kan alleen opgelost worden doordat de individuele ethiek gehandhaafd wordt en tot voorbeeld strekt voor allen, waardoor de volksziel verheven wordt. Deze laatste is dan in staat de staatsziel tot haar eigen hoger peil te doen stijgen:"Dan zal de tweespalt tusschen individueele en staatsethiek opgelost worden in een universeel altruïsme - één voor allen en allen voor één; de Staat voor de individuen en de individuen voor den Staat; Staatsgezag en anarchisme opgelost in de hoogere eenheid der Universeele Broederschap."16 In de levenspraktijk moet steeds het oog gehouden worden op het eeuwige, de eenheid van het Al, de enige weg tot het ware geluk.17 

 3. BEOORDELING EN RECEPTIE 

Een van de makkelijke punten waarop Ortts stelsel te kritiseren valt is zijn poging het spiritisme een plaats te geven in zijn interpretatie van het Al. Hier toegaat hij te hulp bij de eeuwigheids-dimensie, de tweede tijds- ofwel de vijfde dimensie. Een ingreep die niet aansluit bij zijn monisme. Het zou te ver voeren hier uit te weiden over de mogelijke achtergrond van deze kunstgreep. Waarschijnlijk berustte deze op de wil om in het spiritisme te geloven en zijn onwil als natuurwetenschapsman om in het eventueel principieel onverklaarbare te berusten (in het beste geval). Deze kritiek werd al door tijdgenoten geuit. Maar ik beperk mij hier tot de kritiek op het pneumat-energetisch monisme. Op de verwantschap met Spinoza werd wel gewezen, maar omdat Ortt zich bij de ontwikkeling van zijn stelsel nergens op deze filosoof beroept, wordt alleen verwantschap geconstateerd. Het pneumat-energetisch monisme werd welwillend, maar zeker niet juichend ontvangen. Alleen Frederik van Eeden toonde zich enthousiast: hij noemde de Inleiding tot het pneumat-energetisch monisme "een merksteen op den langen weg van geestelijke ontwikkeling en ééniging der menschheid." Ortt toont zich op de hoogte van de filosofische inzichten van zijn tijd en toetst deze aan de natuurwetenschap waarvan hij ook genoeg weet: "Het is echter volkomen juist gezien door Ortt, dat hij zijn leevensbeschouwing formuleert van natuurweetenschappelijk standpunt Daar-door baseert hij zijn werk op begrippendie algemeen erkend zijn, en discussiemogelijk maken. (..) Ik heb nog geen wijsgeerig werk gelezen waarin zoo helder en zoo eenvoudig de verhouding van de natuurweetenschap met ware physica en mathésis, met het mystiek-intuïtieve denken is uiteengezet, als in het boek van Ortt.”18 In een welwillende kritiek in het Tijdschrift voorwijsbegeerte sprak G. Heymans de hoop uit dat de opvatting van Ortt met die van het psychisch monisme (van Heymans) verbonden zou mogen worden.19 

Het christen-anarchisme als zelfstandige stroming in Nederland was inmiddels misschien wel aan eigen succes ten onder gegaan: de beweging rond het Dienstweigeringsmanifest van 1915 is het hoogtepunt en ongeveer het einde. Een filosofisch stelsel, voorzover de Bergrede niet voldoende was, kwam eigenlijk te laat. De rol van Ortt op alle gebieden waarop hij zich bewoog zal moeilijk te overschatten zijn. En wie dit alles alsnog kon ontgaan zijn, is wellicht opgegroeid met zijn bijbelse vertellingenboekjes of zijn bewerkingen van de sprookjes van Grimm. In 1936 schreef iemand van wie Ortt zich later wel moest distantiëren: "Al heeft hij dan geen 'school' gemaakt, Ortt heeft op de levenshouding van ontelbaren een zeer grote invloed gehad,voor welk feit de betrokkenen hem hun hele leven dankbaar blijven. Velen hebben hem hun moeilijkheden geschreven of zijn naar Soest getrokken om met hem te spreken. Het 'filosofenlaantje' achter Vredehof [Ortts huis te Soest -AdR], waar niets en niemand de aandacht afleidde, werd vele malen op en af gewandeld, totdat de oplossing van het conflict gevonden was."20 Tijdens zijn leven zijn de filosofische werken van Ortt meermalen herdrukt. Na zijn dood in 1959 is het werk van deze op zoveel gebieden actieve man verzonken. Hij is tot zijn einde optimistisch gebleven en zal het feit dat hij betrekkelijk vergeten is, of morosoof genoemd wordt, ziende vanuit het Zomerland waarin hij heilig geloofde, wel niet betreuren. 

 NOTEN

(1) Felix Ortt, Christelijk anarchisme, Drukkerij Vrede, Haarlem 1898, p. 9-16. Het gebruik van kapitalen in de tekst is dat van Ortt.- (2) Christelijk anarchisme, p. 51. - (3) 'Vitalisme in het licht der natuurwetenschap', in: Theologisch tijdschrift, 44e jrg., p. 243. - (4) idem, p. 239. - (5) idem,p. 246-247. - (6) 'Over het wezen der ziel', in: Theologisch tijdschrift, 45e jrg., p. 530. - (7) idem,p. 541. In deze definitie is Ortt de volgende bijna-halve eeuw consequent. - (8) 'Over het ontstaan van levende wezens', in: Theologisch tijdschrift, 46e jrg., p. 288. - (9) idem, p.290. - (10)'Natuurwetenschappelijke heenwijzing naar het Godsbestaan', in Theologisch Tijdschrift, 47e jrg., p. 172, 178-180. - (11) 'Bewijzen voor het vitalisme', in : Theologisch Tijdschrift, 48e jrg., p.129. Driesch - die overigens zijn theorie baseert op aan vivisectie ontleend onderzoek, wat Ortt een gruwel moet zijn geweest - verbond aan zijn filosofie zelf christen-anarchistische consequenties. - (12) Inleiding tot het pneumat-energetisch monisme, Leiden 1934 (tweede druk), p. 66.- (13) Kort weergegeven in: Het probleem der ziel, 's-Gravenhage 1951 (derde druk), p. 36. De classificatie is echter een steeds terugkerend thema in de werken van Ortt. - (14) Inleiding tot het pneumat-energetisch monisme, p. 139. - (15) Afwijzen van de degradatie van energie betekent voor Ortt ook het afwijzen van autorijden. Hierbij wordt immers ten behoeve van de rit extra energiewaarde vernietigd door de verbranding van benzine. Geschreven in 1917, mag dit Ortt bestempelen tot 'groene' filosoof (Inleiding ..., p. 141). - (16) Inleiding..., p. 151. - (17) idem, p. 158. - (18) 'Literaire beschouwingen door Frederik van Eeden', in: De Amsterdammer, 19 mei 1917, p. 2. - (19) Juli 1919. Herdrukt als aanhangsel in Inleiding ..., p. 159-165. - (20) 'Jhr.Felix Louis Ortt', door Y. Hettema, in: Van en over Felix Ortt, 's-Gravenhage 1936, p. 10. Ortt had al in 1899 afstand gedaan van zijn adellijke titel. In Soest is inmiddels een straat naar hem genoemd.

- Zeeëgel: CC BY 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=13366

Dit is een oudere versie van een eerder hier verschenen stuk.

Geen opmerkingen: