01 april, 2019

Wat moet bezinken. Een partijcongres en meer

De recensent is een stuk onbenul dat meer vangt voor zijn stukkie over jouw boek dan jij waarschijnlijk voor het hele boek zult krijgen. Ik heb het zelf mogen ondervinden van ene Oebele de Jong, die een totaal waanzinnig artikel schreef voor De Journalist over mij, en ja hupsakee, die figuur kreeg meer voor zijn inktkoeliewerk dan ik voor mijn hele boek. Ik heb mijn eerste computer moeten aanschaffen om het te schrijven, dat zegt genoeg.
Toen De Groene het eindelijk had ontdekt (het was er bij het uitkomen toch wekelijks in geadverteerd) wierp ik het net zelf blijmoedig in de papiermolen, een flink deel van de oplage althans. Het is beter dat je het zelf doet dan een ander.
Ik was zo stom om dat te vertellen waardoor het weekblad een heel raar verhaal maakte over onder anderen mij. Eerlijkheid tegen journalisten loont niet, mensen.

De eerste zin van dit stuk is een parafrasering van wat Albert Helman ooit over recensenten heeft geschreven. Ik moest er aan denken (evenals aan mijn eigen wederwaardigheden met recensenten) naar aanleiding van een verhaal over het boekenweekgeschenk - dit zou een drol met een strik eromheen zijn, een gratis prul van een schrijver die wel beter kan. Of heeft gekund. Want ook dat wordt geïmpliceerd. Ach ja, hij is de jongste niet meer hè (81 inmiddels). Jan Siebelink.

Wat ik uit die leeftijd en het verhaal opmaak is wel dat het een bezwering is van mogelijke eigen angsten althans gedachten over sterven. De hoofdpersoon is 79. En een laatbloeier als schrijver. Ik ga niets navertellen want wie weet heeft uw boekhandelaar nog een partijtje over waar hij of zij graag alsnog van af wil. Dat is wel de praktijk van de laatste jaren. Ik heb alleen zo'n vermoeden dat de grimmige recensent wraak wil nemen over de inhoud wegens herkennen van figuren. Twee Amsterdamse binnenstadscafés spelen een rol, trefpunten van schrijvers die het al dan niet "gemaakt" hebben. De vraag is of ze inmiddels niet net als de andere kroegen zo overspoeld worden door de toeristenplaag die de stad van zijn burgers en bohémiens aan het beroven is. Laat ze maar cafés zijn waar ik wel nog regelmatig langs loop maar waar ik maar zelden binnen ben geweest en waar dus aparte herinneringen aan kleven.

Het boekenweekgeschenk, het was mijn gratis treinkaartje op weg naar het congres van de Partij voor de Dieren - waarvoor ik mij eigenlijk voornamelijk had opgegeven om mijn gram kwijt te kunnen over de schandelijke taal van Amsterdams raadslid Johnas van Lammeren.
Maar geheel in overeenstemming met het gemakkelijk en snel uitgelezen boekje van Siebelink kreeg ik vanochtend bij de huisarts te horen dat ik gezegend ben met hartritmestoornis. "U zult er niet van neervallen maar er moet wel iets aan gedaan worden. Laat het even bezinken." Bezinken.
Nou was dat precies wat ik moest doen met dat partijcongres - nu ik dit - eh - van mijn hart heb zal ik daar dan over schrijven. Nee, ik heb geen gebroken hart over de partij, dat niet.
Al zou het wel gekund hebben. Tot straks.

Geen opmerkingen: