
Die behoefte de joodsheid van Jezus en de apostelen te beklemtonen is een naoorlogse protestante ontwikkeling die toch vooral gevoelsmatig bepaald kan zijn - gebaseerd op schuldbesef over de rol van de kerken ten aanzien van de joden. Ik vraag mij af of laatstgenoemden nu zitten te wachten op dergelijke fusiewensen. Er is verband tussen jodendom, christendom en wat men nu Asatru noemt, een soort verzamelnaam, uitgevonden traditie, voor wat in deze streken geloofd werd voor de in doorsnee gewelddadige bekering. Zou hier ook een schuldgevoel spelen?
Over de opstanding des vlezes deze observatie: de schrijver laat ook de dieren opstaan, beklemtonend dat de opstanding iets anders is dan wat "hiernamaals" wordt genoemd, waarvoor eigenlijk geen schriftuurlijke aanwijzing is.
Bij de gedachte van Freyja zich te laten dopen, ontkleed en dan - toepasselijk deze dag - met Pinksteren in de IJssel schieten mij beelden te binnen van de vrouw die een duik nam in de Jordaan na mij gevraagd te hebben of hier nu de plek was waar Jezus was gedoopt. Moest zij haar zekerheid aan mijn woord ontlenen, denk ik nu. En aan de Vliet in Rijnsburg die nu niet (meer?) vliet.
Het is (weer?) praktijk in Nederland in witte kleren stromend water in te stappen als doop, maar dan bij de Mandeeërs, volgelingen van Johannes de Doper, die bij de gratie van het regime als vluchtelingen uit Irak, dat door het zelfde regime verwoest is, zijn toegelaten.
Zo zij het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten